20 DONDERDAG 31 JANUARI 1901. en Overbeek de Meijer met Dr. Meniio Huizinga, in commissie benoemd ddbr de Maatschappij tot bevordering der Genees kunst tot het ontwerpen van een wetsontwerp ter beteugeling van de geslachtsziekten, die daarbij rekening hadden gehouden met de mogelijkheid, dat ook de mannen zouden worden ge keurd Hetzelfde is een kort aantal jaren vroeger, in 1870, ook door de heeren Carsten en van der Horst voorgesteld. En eindelijk wordt hetzelfde voorgesteld door Dr. van Dugteren in Rotterdam, die met Dr. Rietema een rapport heeft uitge bracht in de Vereeniging van Dermatologen in 1897, en het daarin onlogisch en inconsequent noemt, om de mannen vrij te laten. Ook wordt nog hetzelfde gezegd door Flesch, een hoogleeraar te Frankfort, die twee jaren geleden een monographie over dit onderwerp schreef. Deze Flesch is voorstander van prosti- tutie-regelingzijn getuigenis is dus onverdacht. Het eenige argument van medischen aard, dat ik tegen die keuring van mannen heb kunnen vinden, is van Ströhmberg, een bekend ijveraar voor prostitutie-regeling. Hij zegt, het is wel waar, de mannen moesten geiceurd worden, maar wat helpt één keer keuren Maar wat baat dan één keer keuren van de vrouw? Waar- hij dus den staf breekt over het keuren der mannen, doet hij het ook over het keuren der vrouwen. Vaak wordt door medici gezegd, dat het om juridische redenen niet aangaat om man- nenkeuring in te voeren, nraar dit argument vind ik niet op den weg te liggen der medici. De juristen zullen dat wel be duiden als het werkelijk zoo is. De tegenstanders der prostitutie gaan ontegenzeggelijk in aantal sterk vooruit. Vroeger werd er gezegd dat deze eigenlijk niet anders waren dan een hoop femelaars en neepjeskapjes, aangevoerd door een schreeuwerigen dominé. Tegenwoordig bevinden zich onder de strijders tegen de prostitutie reeds mannen van allerlei stand en richting, mannen van bekwaam heid en kunde, van verschillende godsdienstige overtuiging, en onder die mannen waarlijk niet weinig medici. Ik wil als bewijs slechts een paar namen uit het buitenland noemen, die voor deskundigen een goeden klank hebben: Blaschko, Mireur, Augagnier, Gruber; verder hier te lande Chantleury, van Dugteren, Rietema, Blooker, Vonk en gedeeltelijk prof. Nijhoff. Deze hebben allen zich meer of minder verklaard tegen eene regeling der prostitutie zooals die meestal wordt voorgesteld. De conferentie te Brussel in September 1899 was ontegenzeg gelijk een groot succes voor de abolitionisten. De abolitionisten, verre in de minderheid, gingen er heen met niet veel moed, doch zijn teruggekeerd met de overtui ging dat hun zaak ook in de medische wereld heeft gewonnen. Fournier, de man die op dit gebied een Europeeschen naam heeft, kan alleen maar spreken van het kleine beetje goed, dat de reglementeering deed; »un peu de bien". En het was ook Fournier die den doodsteek aan de prostitutie-regeling gaf door voor te stellen, hetgeen van hem alleen uitging, al werd het ook later door Pierson gesteund, dat prostitutie van minder jarigen strafbaar zou worden gesteld. Als men in aanmerking neemt, dat verreweg het grootste gedeelte der prostituées beginnen op een leeftijd, die ik haast niet durf noemen, zeker beneden de 18 jaar, dan is het duidelijk, dat Fournier met dat voorstel de prostitutie-regeling eigenlijk in den hartader aantast. Nu dient er op gelet, dat waar ik spreek van voor- en tegenstanders van het geneeskundig onderzoek en de regle menteering, er eigenlijk niemand te vinden is, die goedkeurt zoaals de keuring hier en elders plaats vindt. Spreek ik van voorstanders van de reglementeering, dan kan ik terstond daarbij voegen, dat deze bijna zonder uitzonderingen, ver schillende citaten kunnen het uitwijzentoch zijn tegen hetgeen wij hier in Leiden hebbenzoodat men zich niet al te zeer moet vleien, dat de voorstanders van eene prostitutieregeling zouden goedkeuren of voor hunne rekening nemen eene regeling, zooals hier in Leiden reeds langen tijd bestaat. Het is dan ook een erkend feit, dat de nieuwe litteratuur lang niet op de hand is van degenendie reglementeering wenschen zooals wij hier hebbenen door de vele nieuwe voorstellendie gedaan worden wordt eenvoudig bewezen, dat er geen goede regeling van de prostitutie, ook na zoovele eeuwen, nog is gevonden. Ik zal, M. d. V., waar ik hier het voorstel van Burg. en Weth. zal bestrijden en waar ik dus in medische bijzonder heden zal moeten treden misschienmij niet vernieten tegen over het advies van een college als de Leische medische faculteit mijn advies te stellen; dat zou ongepast zijn, waarom ik eenvoudig wensch aan te halen en weer te geven de meening van andere autoriteiten, wier bevoegdheid zeker niet zal worden gewraakt, en wier ontwijfelbare eerlijkheid zal worden erkend en vaststaat. Voor alles zal het noodig zijn er op te wijzen, dat het materiaaldat we hierbij te verwerken hebbenniet dan met de grootste voorzichtigheid kan worden gehanteerd. Door den heer Zaaijer is uiteengezet hoe men niet te voorzichtig kan zijn met sommige statistische en andere gegevens. Ik herinner daarbij aan het woord van Talleyrand dat ik hier in den Raad al meer heb aangehaald, dat statistiek liegen met cijfers is, zeer zeker is zij vaak onbetrouwbaar. Als bewijs daarvoor wensch ik aan te halen wat door de faculteit van geneeskunde is medegedeeld omtrent het verslag van den gezondheids toestand in Engelsche havens met of zonder prostitutie-regeling. Veelal worden ook volmaakt ongelijksoortige grootheden vergeleken. Men vergelijkt b. v. het garnizoen te Amersfoort met een infanterie-garnizoenmaar vergeet daarbij, dat men in eerstgenoemde plaats vindt het depot-eskadron, bestaande uit vrijwilligers; dus ieder, die eenigermate op de hoogte is, gevoelt, dat dit voor eene vergelijking met een infanterie- garnizoen waarvan de manschappen voor hun nummer dienen, eigenlijk niet vatbaar is. Diezelfde groote fout heeft Commenge gemaakt Hij vergelijkt de verschillende Europeesche legers; hij heeft o. a het Engelsche leger, dat in dit opzicht zoo be rucht is en vrijwel gelijk staat met een huurleger, willen vergelijken met het Duitsche leger, dat een volksleger is. Die vergelijking gaat echter absoluut niet op. Aan die vergelij kingen is recht gedaan door Dr. Mounier uit Utrecht, die uitvoerig en wetenschappelijk heeft betoogd, dat ook de Hol- landsche statistiek niet bruikbaar is. Hij is wel bestreden door den heer Fokker, die dat werk punt voor punt heeft nagegaan en op den voet gevolgd en allerlei aanmerkingen heeft gehad; en daarbij ook tot de conclusie is gekomendat die gegevens ifiet voor bearbeiding geschikt waren en dat wij zulks allen wel wisten. Maar de groote strijd op statistiek gebied heeft voornamelijk geloopen over de werking van de Contagious Diseases Act, die ongeveer zeventien jaar lang in Engeland heeft gevigeerd. Hij is inderdaad de groote martelaar geweest. Voor-en tegen standers van de reglemeqteering hebben daaruit allerlei ge gevens geput en aller lei berekeningen en becijferingen gemaakt om het voor of tegen van behoud van het bestaande nader toe te lichten en te argumenteeren. En wanneer men dan de slotsom daarvan opmaakt, blijkt dat reeds vóór de inwerking stelling van de Contagious Diseases Act van 1867 afneming van het aantal gevallen van venerische ziekten merkbaar was. Gedurende de werking van de Act is het aantal tijdelijk toe genomen, toen is het gaandeweg afgenomen met een tijdelijke klimming vóór het einde der wet. Wil men die Act beoor- deelen, dan moet nren ook niet vergeten, dat onder de wer king van die wet nog eene andere bepaling gemaakt is door een Minister van Oorlog, naar ik meen, lord Caldwell, die veel heeft gedaan tot de beperking van het aantal venerische ziekte gevallen door te bepalen dat aan soldaten, die aan venerische ziekte leden, de soldij werd ingehouden. Dat middel heeft krachtig gewerkt, zoodat een tijd lang onder de werking van de Act het aantal zeer afnam. Maar ieder ter zake deskundige weet, dat deze tijdelijke suppressie later door stijging is gevolgd. Degene, die zich op dit gebied o. a. verdienstelijk heeft ge maakt is Dr. Deck, een jong Franschman, die in 1898 een monographie hierover schreef. Hij heeft daarin uitvoerig aangetoond, dat de statistische opgaven niet bruikbaar zijn; o. a. zegt hij, in het kamp te Aldershot liep gedurende de werking van de Act het aantal aan venerische ziekten lijdenden bij verschillende bataljons uiteen van 23 tot 142 per duizend. Dat was dus bij bataljons in hetzelfde kamp onder de werking van dezelfde wet. Hij knoopt daaraan dan oo.k de conclusie vast, dat men aan dergelijke statistische gegevens niets heeft. Ik wensch hierbij nog op iets anders te wijzen in verband met de onbruik baarheid van de statistieken, nl. op de onbetrouwbaarheid van sommige officieele gegevens. Het is niet oninteressant te wijzen op de niet algemeen bekende fraude door den Oud- Gouverneur van Hongkong, Sir John Hennessey ontdekt. (De heeren Hasselbach en L.Driessen verlaten de vergadering). Men rapporteerde uit de kolonie Hongkong, dat aangezien gebleken was dat er in Engeland zooveel kritiek werd uitge oefend op de werking van de contagious diseases act, het noodig was te verklaren, dat zich in het jaar 1874 in Hong kong en omgeving geen geval van besmettelijke ziekte had voorgedaan en dat in de kantonnementen de werking van die wet tot geen ontevredenheid aanleiding gaf. Maar wat bleek het geval te zijn? Toen de toenmalige officier van gezondheid te Hongkong later van dit rapport hoorde, ont zette hij zeer en zeide dat er een paar vreeselijke fouten moesten zijn gemaakt. In 1874 had hij in plaats van geen ongeveer 50 gevallen waargenomen en hij had dan ook juist gerapporteerd dat in het jaar 1874 groote ontevredenheid in het kantonnement bestond over de werking van de wet. Het bleek verder dat zoowel de officier van gezondheid als de toenmalige gouverneur volmaakt te goeder trouw waren. Op welke manier is nooit uitgekomen, maar het rapport was eenvoudig gefingeerd; zooals het in Engeland gevonden werd, was het noch door den Gouverneur noch door den officier van gezondheid ingediend. Hieruit ziet men, zegt Sir Hennessey, hoe moeilijk het voor H. M.'s Regeering is achter de waarheid te komen. Door Dr. Deck is ook op de onbetrouwbaarheid van Italiaan-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1901 | | pagina 12