20
No. 38.
Leiden, 5 Februari 1901.
Wij hebben de eer U voor te stellen gunstig te beschikken
op de hierbij overgelegde verzoeken van T. H. A. Sabron
en R. Rientsma, om terugbetaling van schoolgeld lager
onderwijs, omdat de dochter van eerstgenoemde wegens
vertrek uit deze gemeente en de kinderen van laatstgenoemde
wegens vestiging alhier, het onderwijs hier ter stede resp.
gedurende twee maanden en een maand van het kwartaal
niet hebben genoten.
Mitsdien geven wij U in overweging aan T. H. A. Sabron
en R. Rientsma restitutie van schoolgeld te verleenen resp.
ten bedrage van 10.en ƒ3.—
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geeft eerbiedig te kennen T. H. A Sabron, Luitenant-
Kolonel, Gouverneur der Koninklijke Militaire Academie te
Breda
dat zijne dochter, Augustina Maria, ondferwijs genoot in de
Meisjes-school le klasse;
dat door hem betaald is het verschuldigde schoolgeld over
het 3e kwartaal, ingegaan 1 Januari (dienstjaar 1900/1901);
dat zijne dochter, door vertrek naar Breda, op 1 Februari
e. k. de bedoelde school moet verlaten, en derhalve slechts
gedurende één maand van genoemd kwartaal onderwijs zal
hebben genoten..
Redenen waarom de ondergeteekende verzoekt, hem terug
gave te verleenen van het schoolgeld van de maanden Februari
en Maart '1901.
Hetwelk doende,
T. H. A. Sabron.
Aan den EdelAchtbaren Raad der gemeente Leiden
Geeft met den meesten eerbied te kennen:
R. Rientsma, kantoorbediende te Leiden;
dat hij in Augustus 1900 hier is komen wonen, en drie
zijner kinderen half Augustus geplaatst kreeg op de scholen
2e klasse;
dat hij als schoolgeld echter 9.tot I October heeft
betaald, hoewel zijne kinderen slechts l'/2 maand onderwijs
over het le kwartaal des dienstjaars genoten.
Redenen waarom hij U, Mijne heeren, eerbiedig verzoekt,
hem te doen terugbetalen, zooveel als Uw College vermeent
dat door hem te veel is betaald.
Q. F.
Leiden, 26 Januari 1901. R. Rientsma.
No. 39.
Leiden, 5 Februari 1901.
Wij hebben de eer U mede te deelen dat bij ons geen
bezwaar bestaat tegen inwilliging van bijgaand verzoek van
het Bestuur der Leidsche Schietvereeniging Willem Teil",
mits aan de vergunning dezelfde voorwaarden worden ver
bonden, destijds bij Raadsbesluit van '17 Mei 1900 opgelegd
aan de Vereeniging »Ons Vaderland" (Zie Ingek. Stukken
n°. 100).
Mitsdien geven wij U in overweging aan de Leidsche Schiet
vereeniging Willem Teil" tot wederopzeggens toe vergun
ning te verleenen om het gymnastieklokaal der school 3e
klasse n°. 4 te gebruiken voor het houden van schietoefe
ningen op Maandagavond van 8 tot 10, uur onder voorwaarde,
dat kosten van verwarming, verlichting, bediening en van
herstel der aan het gebouw of het meubilair eventueel toe
gebrachte schade door de vereeniging worden vergoed, dat
een bedrag van 0,20 per oefeningsavond door haar worde
betaald voor het schoonmaken van het lokaal, en dat alle
ter zake van het gebruik door ons te geven voorschriften
door haar worden nagekomen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geeft eerbiedig te kennen:
De Leidsche Schietvereeniging «Willem Teil," gevestigd te
Leiden, opgericht den 19den November 1899, goedgekeurd
bij Koninklijk Besluit van den 23sten Maart 1900 N°. 20;
dat zij tot het houden van schietoefeningen met het flobert
geweer des Zondags gebruik maakt van het Burgtterrein
dat zij alleen des winters van genoemd terrein gebruik
maakt, daar des zomers de oefeningen te Katwijk worden
gehouden met het infanteriegeweer
dat echter door de weersgesteldheid genoemde oefeningen
met het flobertgeweer gedurig moeten worden gestaakt of
afgekondigd
dat de onkosten benoodigd tot het huren van een geschikt
lokaal door haar en hare leden niet kunnen worden bestreden;
dat andere weerbaarheids vereenigingen met toestemming
van Uwen Raad gebruik maken van een der stadsschool
lokalen.
Redenen waarom zij zich wendt tot Uwen Raad met het
eerbiedig verzoek, dat het Uwen Raad moge behagen ook
haar, op voorwaarden als andere Vereenigingen, te verleenen
eene der stadsschool- of andere lokalen ten einde hare oefe
ningen te kunnen houden, en wel des Zondagsmorgens van
1012 uur. Mocht echter onverhoopt Uwen Raad tegen het
verleenen van deze vergunning op Zondag bezwaar hebben,
dan zou genoemde Vereeniging Uwen Raad eerbiedig willen
verzoeken, de vergunning te verleenen voor des Maandags
avonds van 8—10 uur.
Namens het Bestuur der vereeniging, voornoemd:
F. C. Haalebos, Voorzitter.
M. S. v. Polanen, Secretaris.
Leiden, 30 December 1900.
No. 40.
Leiden, 5 Februari 1901.
In de Raadszitting van 10 Januari 1901 werd het verzoek
van P. J. van Hoeken om het gebruik van gemeentegrond
aan de Havenkade en vergunning tot het leggen van rails
in de Havenkade en de iVlinnebroersgracht, aangehouden
naar aanleiding van een in die vergadering ingekomen mis
sive, waarbij de heer van Hoeken mededeelde af te zien van
zijn voornemen om om den door hem in gebruik ge vraagden
grond een hek te plaatsen.
Daarop werd door ons d.d. 24 Januari een nieuw, hierbij
overgelegd adres van den Heer van Hoeken ontvangen,
waarbij hij thans alleen verzoekt op de Havenkade vóór zijn
stoomhoutzagerij een kraan te mogen plaatsen en de rails te
mogen leggen overeenkomstig de vroeger door hem ingediende
teekening, en waarbij hij dus afziet van de aanvankelijk door
hem gevraagde vergunning om het gebruik van gemeente
grond en om dezen grond door een hek te mogen afsluiten.
Op het eerste gedeelte van dit verzoek, als tot onze compe
tentie behoorende, is door ons bereids overeenkomstig het
bepaalde bij art. 3 sub 38 der recognitieverordening gunstig
beschikt.
Ook tegen inwilliging van het tweede bestaat noch bij de
Commissie van Fabricage noch bij ons College bezwaar, mits
daaraan de voorwaarden worden verbonden, reeds vermeld
sub a van ons praeadvies van 29 December 1900, opgenomen
onder n°. 8 der Ingekomen Stukken van dit jaar.
Bij nader onderzoek is evenwel gebleken dat bij een lengte
der rails van 212 Meter, en een spoorwijdte van 0.65 Meter,
de verschuldigde recognitie, bij analogische toepassing van
art. 3 sub 18° der recognitie verordening zal bedragen ƒ34.50.
Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging aan
P. J. van Hoeken alhier tot wederopzeggens toe vergunning
te verleenen tot het leggen en hebben van rails in de Haven
kade en de Minnebroersgracht overeenkomstig de ingediende
teekening, tegen betaling eener jaarlijksche recognitie van
34.50 en onder de voorwaarden, opgenomen sub a van ons
praeadvies van 29 December 1900.
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Leiden.
Aan Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigde eerbied te kennen Petrus Johannes
van Hoeken, houthandelaar alhier.
Dat hij voor zijne stoomhoutzagerij aan de Havenkade een
kraan wenschte te plaatsen en rails te leggen tot de Minne
broersgracht, spoorwijdte 65 centimeter, de breedte der lorries
87 centimeter, volgens ingezonden teekening.
Gaarne zal hij spoedig eene gunstige beschikking van
UEd.Achtbaren ontvangen.
Hoogachtend
UEd. Dw. Dienaar
Leiden, 23 Januari 1901. P. J. van Hoeken.
N°. 41. Leiden, 6 Februari 1901.
Wij hebben de eer U mede te deelen, dat tegen het bij
nevensgaand adres overgelegd stratenplan van J. C. Lolkes
de Beer en J. Bink, zooals het thans is ingediend, gewijzigd
overeenkomstig de in het in de Leeskamer ter inzage liggend
rapport van de Commissie van Fabricage gedane aanwijzingen,
noch bij die Commissie, noch bij ons College bezwaren bestaan.