17 Art. 3. De besluiten eener commissie morden bij volstrekte meerder heid van stemmen genomen. Ingeval zoodanig verschil tusschen de leden mocht bestaan, dat het nemen van een besluit bij volstrekte meerderheid on mogelijk is, wordt daarvan bericht gezonden aan wie zulks behoort, hetzij aan den Raadhetzij aan Burgemeester en Wet houders, met opgave der verschillende adviezen zonder ver melding van de namen der leden, die ze hebben uitgebracht. om eindelijk als art. 4 te laten volgen de bepaling der ver ordening van 2 Juli 1891 (Gem. lil. n°. 4), luidende, voor zooveel noodig gewijzigd, als volgt: Art. 4. Indien de Commissie tegelijk met andere commissiën geroepen 'wordt over eenzelfde voorstel den Raad van advies te dienen brengt elk harer een zelfstandig rapport uit, tenzij de Raad vooraf machtiging geve om haar gevoelen in een gemeenschap pelijk rapport uit te drukken. Gemeenschappelijke rapporten of voorstellen van Burge- meester en Wethouders en een of meer vaste commissiën zijn mede slechts toegelaten op de voorwaarde in de eerste zinsnede vermeld. De artt. 2, 3, 4 enz. der voorgestelde ontwerpen en van de verordening van 14 Mei 1891 op den werkkring der Com missie van Financiën zullen dan verder als artt. 5, 6, 7 enz. kunnen volgen. Art. 3 der Algemeene Bepalingen van de verordening van 1852 kannaar het ons voorkomt, gereedelijk vervallen. In de tweede plaats komt ons een eenvoudige redactie wijziging in het bepaalde sub littera e van art. 3 der concept verordening op de commissie van Fabricage gewenscht voor. Ten einde namelijk de redactie van die zinsnede te doen be antwoorden aan de bepalingopgenomen sub littera dwaarop zij onmiddelijk terugslaat, zouden wij willen lezen: e het onderzoek of de voorwaarden, waarop deze werken en leverantiën zijn aangenomen, behoorlijk in acht worden of zijn genomen. In de derde plaats zouden wij volledigheidshalve de veror dening gaarne zien aangevuld met eene bepaling waaruit blijkt, dat de taak der Commissie van Fabricage zich niet bepaalt tot bet verleenen van bijstand aan Burg. en Weth., waar deze hare hulp hebben ingeroepen, of tot het dienen van advies omtrent die zakenwaaromtrent dit college dat advies heelt gevraagd,maar dat zij ook een meer zelfstandige taak te vervullen heeft, in zooverre zij het initiatief heeft te nemen in die gevallen, waarin zij dit in het belang dei' fabricage- aangelegenheden van de gemeente noodig acht. Wij zouden dit denkbeeld in de verordening willen be lichamen, door als Je alinea aan art. 4 van het concept alsnog toe te voegen r>Zij doet aan Burg. en Weth. al zoodanige voorstellen, als zij in het belang der tot haren werkkring behoorcnde zaken noodig acht.'" Eindelijk is de omschrijving van den werkkring der Commissie van Fabricage ten aanzien der gemeente-begrooting, zooals deze is opgenomen in de 3e alinea van art. 4 van het concept minder juist. Immers de Commissie van Fabricage beeft bij haar onderzoek van de gemeente-begrooting meer te doen dan het voordragen der vereischte herstellingen met overleg ging van een raming van kosten, in de orde der begrooting. Zij heeft ook de uitvoering van nieuwe werken aan Burg. en Weth. voor te dragen, wanneer en voor zooverre zij nieuwe werken noodig acht. Bovendien is het niet de Commissie van Fabi'icage die de fabricage-begrooting bij Burg. en Weth. in dient, maar de Directeur van Gemeentewerken. En het is de Commissie, die dan omtrent de door Burg. en Weth. in hare handen gestelde begrooting advies uitbrengt. Juister en vollediger zou dan ook die zinsnede naar het ons voorkomt aldus moeten luiden: y>Zij dient Burg. en Weth. van advies omtrent de fabricage- begrooting voor het volgende dienstjaar, en doet dit advies vergezeld gaan van een opgave van cle door haar bovendien noodig geachte herstellingen en werkenen van een 7,aming van de kosten dier herstellingen en werken Voor het overige kunnen wij ons geheel met de door de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen voorgestelde wijzigingen vereenigen. Ook ten aanzien van de door de Commissie voorgestelde wijzigingen in de verordening, regelende haar eigen werkkring, bestaan bij ons geene bedenkingen. Mitsdien geven wij Uwe Vergadering thans in overweging over te gaan tot de vaststelling der volgende drie verorde ningen, zooals die overeenkomstig de boven door ons aange geven toelichting zullen luiden 1°. Verordening, regelende de samenstelling en den werk kring der Commissie van Fabricage; 2°. Verordening, regelende de samenstelling en den werk kring der Commissie voor het ontwerpen en herzien der Huishoudelijke Verordeningen; en 3°. Verordening, regelende de samenstelling en den werk kring der Commissie van Financiën. Voor zooverre de verordering van 1852 ook bepalingen bevat omtrent de samenstelling en den werkkring der «Commissie, be last met het ontwerpen en herzien der verordeningen, tegen wier overtreding straf is bedreigd", kunnen deze, naar het ons voorkomt, voorloopig van kracht blijven, tot tijd en wijle eene herziening dezer verordening wordt noodig geacht. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 32. Leiden, 24 Januari 1901. Naar aanleiding van het hierbij overgelegd verzoek van de commanditaire vennootschap »van der Weide, Helder en Co.", om ter uitbreiding harer fabriek aan de Hoogewoerd een gedeelte van den Nieuwen Rijn, ter grootte van 1.9 M2. in erfpacht of in eigendom te mogen bekomen, hebben wij de eer IJ mede te deelen, dat bij ons, evenals bij de Commissie van Fabricage tegen inwilliging van dit verzoek overwegende bezwaren bestaan. Het gedeelte toch van den Nieuwen Rijn, waarover hier de beschikking verlangd wordt, maakt een deel uit van den vrij druk bevaren verbindingsweg van de Vliet, langs Steen- schuur, Gangetje en Nieuwen Rijn, met den Rijn en bevindt zich juist op de plaats, waar men met een scherpe hoek van uit het Gangetje in den Nieuwen Rijn buigt. Feitelijk is het vaarwater ter plaatse reeds thans te eng en zou door ons gaarne gebruik gemaakt worden van iedere gelegenheid om het te verbreeden. Het in plaats daarvan nog te vernauwen zou dus zeker niet met onze instemming kunnen plaats hebben. Mitsdien geven wij U in overweging afwijzend op het ver zoek der Commanditaire Vennootschap »Van der Weide, Helder en Co." te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 20 December 1900. De ondergeteekende, II. Paul Jzn., Civiel-Ingenieur te Leiden, in deze handelende voor de Commanditaire Vennoot schap Van der Weide, Helder en Co. te Leiden, wenscht de fabriek te Leiden aan de Hoogewoerd aan de zijde van den Nieuwen Rijn uit te breiden door het maken van een ketel huis. Die uitbreiding kan echter niet verkregen worden (in verband met de bestaande en blijvende opgaande achtergevel van de fabriek) dan door buiten de grens van het eigendom der fabriek in den Nieuwen Rijn te bouwen, zooals op bij gaande teekening van den bestaande toestand is aangegeven en wel de grens door de letters x y en de voor de uitbrei ding te kort komende ruimte door het met XXXXXX gemerkte ter grootte vari 1.9 ML Adressant verzoekt mitsdien dit gedeelte van den Nieuwen Rijn i:i erfpacht (of in eigendom) te bekomen op de door te stellen voorwaarden. Hoogachtend, H. Paul Jz. Aan den Raad der Gemeente Leiden. N°. 33. Leiden, den 24 Januari 1901. De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergadering mede te deelen dat zij geene bedenkingen heeft tegen de voorstellen van Burg. en Weth. tot regeling der kosten van de gehouden 8e algemeene tienjarige volkstelling op de be grooting voor den dienst van 1900 en tot beschikbaarstelling van gelden voor het aanbrengen van verschillende verbete ringen in de Stads-Gehoorzaaltot een bedrag van f 570. Zij stelt U derhalve voor tot de vaststelling van de over gelegde begrootingsstaten over te gaan. Aan den Gemeenteraad. De Comm. van Financiën. Te Leiden, ter Roekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1901 | | pagina 3