132
DONDERDAG 20
DECEMBER 1900.
Beraadslaging over art. 7.
De Voorzitter. Bij dit art. is bij mijzelf later nog eene
opmerking opgekomen, die ik even wensch te bespreken.
Hier staat: »De stadsgeneesheeren houden eiken werkdag
vóór des morgens 9 uur gedurende één uur, hetzij in hunne
woning, hetzij in een ander geschikt lokaal in hunne afdee-
ling, zitting" Nu zou, dunkt mij, daaruit kunnen worden
afgeleid, dat die ivoning ook moet liggen in hunne afdeeling,
in hun wijk, en dat is natuurlijk niet te eischen; want dan
zou eene geheele volksverhuizing moeten plaats hebben van
stadsgeneesheeren. De bedoeling is dus: «hetzij in hunne
woning", waar ook gelegen
De heer Kroon. Als het woord «ander" vervalt is elk be
zwaar verdwenen.
De Voorzitter. J uistik stel dus voor dat woord te schrappen.
Aldus wordt zonder hoofdelijke stemming besloten.
De Voorzitter. Dan nemen Burg. en Weth. bij dit art. over
het amendement van de Commissie voor de huishoudelijke
verordeningen, betreffende het laatste lid, luidende: «Ten
behoeve van zieken, omtrent wier toestand hij zich niet per
soonlijk heeft overtuigd, mogen door hem geen genees- of
heelmiddelen worden voorgeschreven." De Commissie wil
duidelijkheidshalve in plaats van «persoonlijk" gelezen heb
ben: door eigen aanschouwing en onderzoekom toch dui
delijk te doen uitkomen, dat de dokter nooit een recept mag
afgeven dan in het geval, dat hij den patient heeft gezien of
onderzocht. Daartegen hebben Burg. en Weth. geen bezwaar,
en nemen dus dat amendement over, omdat wij dat ook de
bedoeling van het art. vonden.
Burg. en Weth. stellen dus het artikel voor, met wijziging
van persoonlijk" in: door eigen aanschouwing en onderzoek.
Aldus gewijzigd, wordt art. 7 zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
Art. 8 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
De Voorzitter In de 2e alinea van art. 9 wenscht de Com
missie het woord «behooren" te vervangen door «moeten".
Burg. en Weth. hebben daartegen geen bezwaar.
Art. 9 wordt zonder hoofdelijke stemming aldus goedgekeurd.
De Voorzitter. Wat artikel 10 betreft, nemen Burg. en
Weth. het voorstel van de Commissie over om het derde lid
daarvan te laten vervallen. Het is op zichzelf een zeer mooie
zaak om verpleegsters uit te zenden, maar bij invoering van
dezen maatregel zou men voor eene kostbare administratie
komen te staan. En feitelijk gebeurt het toch zoo het volstrekt
noodzakelijk is. In geval een zieke alleen ligt, wordt wel eens
van gemeentewege hulp verschaft.
Art. 10 wordt zonder hoofdelijke stemming aldus goed
gekeurd.
De artt. Tl en 12 worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De Voorzitter. In art. 13 wenscht de Commissie de woorden
in de 2e alinea «behoort te geschieden" te vervangen door
«geschiedt". Burg. en Weth. zijn daar niet voor, daar de
behandelende geneesheer toch degeen moet zijn, die zegt,
waar de vaccinatie moet geschieden.
De heer Fockema Andreae. De Commissie trekt haar
amendement in,
Art. 13 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De Voorzitter. Burg. en Weth. stellen voor om in art. 14
de woorden «beurtelings ingevolge loting of onderlinge af
spraak" te laten vervallen en aan het art. toe te voegen
ingevolge de aanwijzing dier Commissie. Bij algemeenen maat
regel van Inwendig Bestuur toch is bepaald, dat de Com
missie tot onderzoek van Schutterplichtigen zelf den genees
heer aanwijst. Kan de Commissie zich hiermede vereenigen?
De heer Fockema Andreae. Volkomen, mijnheer de Voor
zitter
Art. 14 wordt aldus zonder hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
De artt. 15—21 worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming ongewijzigd goedgekeurd.
De Voorzitter. Ik wensch nog even terug te komen op
art. 5. Er is een geheel andere regeling gemaakt ten opzichte
van de afgifte van bewijzen van onvermogen, die vroeger van
het Armbestuur kwamen. Nu is echter in dit artikel niet voor
zien het geval, dat iemand vermogend wordt in den loop van
het jaar. Dit komt wel niet zoo dikwijls voor, maar het gebeurt
toch. Dezen dag werd mij medegedeeld, dat een stadsdokter
geroepen werd om zijn hulp te verleenen in een gezin, dat
f 25.per week verdiende. Dat mag toch niet voorkomen, en het
zou dus goed zijn hierin te voorzien en de stadsdokters te
verplichten om wanneer zij bemerken, dat een toestand van
onvermogen naar hun oordeel niet bestaat, daarvan kennis
te geven aan Burg. en Weth. Dit kan geschieden door achter
het tweede lid in te voegen«of aan Burg. en Weth. geble
ken is, dat het onvermogen niet of niet meer bestaat" en door
verder aan het artikel toe te voegen«Zoodra den Stadsge
neesheer blijkt, dat het onvermogen naar zijn oordeel niet
bestaat of niet meer bestaat, geeft hij daarvan kennis aan
Burg. en Weth."
Het geval komt niet veel voor, maar het aanbrengen van
deze toevoegingen is een veiligheidsklep tegen dergelijke on
regelmatige toestanden. Bij de ziekenhuizen komt hetzelfde
ook voor. Van prof. Rosenstein o. a. heb ik wel eens een briefje
gekregen, waarbij hij mededeelde dat daar een patient als
onvermogende was opgenomendie een vrij aardig fortuintje
bezat, hetgeen bij onderzoek bleek waar te zijn. Toch had
die patient een bewijs van onvermogen gekregen.
De door Burg. en Weth. voorgestelde wijzigingen van art. 5
worden thans alsnog zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
De verordening in haar geheel wordt daarop zonder hoof
delijke stemming vastgesteld.
XIX. Verzoek van het Bestuur der Plaatselijke afdeeling
van de Nederlandsche vereeniging tegen de Prostitutie, te
Leiden, om intrekking van de bestaande verordening op de
huizen van ontucht en de publieke vrouwen en die te ver
vangen door eene andere waarbij het houden van huizen van
ontucht wordt strafbaar gesteld.
(Zie lng. St. n°. 296).
De heer van Kempen. Mijnheer de Voorzitter, de rapporten,
die zijn uitgebracht, zijn zeer belangrijk; maar ook belangrijk
zijn de verschillende ingekomen requesten van geachte lichamen.
Nu meen ik, dat het den Raad aangenaam zal zijn eene zaak
van zoo hoogen ernst en van zoo'n groot moreel belang au
fond te kunnen onderzoeken. Daartoe is officieel niet veel ge
legenheid geweest. Men heeft vroeger, ja, kunnen lezen wat
daarover voorkwam, maar men wist nietdat deze zaak thans
aan de orde zou komen dan voor slechts enkele dagen. Daarom
zou ik willen voorstellen deze belangrijke zaak te verdagen
tot eene later te bepalen vergadering, hetgeen blijft overgelaten
aan den Voorzitter van den Raad.
De Voorzitter. Burg. en Weth. hebben geen bezwaar
tegen dat uitstel, maar wij stellen ons toch voor de zaak
zeer spoedig aan de orde te stellen, zoodat de heeren zich
ten nutte zullen kunnen maken den tijd tussehen deze en
een der volgende vergaderingen ik wil nu niet zeggen
welke, ik moet dat overwegen om nader kennis te maken
met de litteratuur over dit onderwerp.
Tot uitstel van behandeling wordt zonder hoofdelijke stem
ming besloten.
De heer Kerstens. Ik wensch, M. d. V., aan het voorstel van
den heer van Kempen toe te voegen het verzoek, dit punt,
als het zal worden behandeld of aan de orde gesteld, te be
handelen in eene zitting met gesloten deuren. Ik acht dit punt
minder geschikt voor openbare behandeling. Ik acht het
namelijk zeer waarschijnlijk, dat deze of gene der leden van
den Raad deze zaak zal willen bespreken en mededeelingen
daaromtrent doendie wellicht minder voor openbaarheid ge
schikt zijn. Ik zou daarom willen voorstellen dit punt, zoodra
het aan de orde zal zijn, te behandelen in eene zitting met
gesloten deuren.
De Voorzitter. Ik zou U in overweging willen geven dat
voorstel te doen, wanneer dit punt weer op de agenda voor
komt; de Raad kan dan anders zijn samengesteld, en de
leden, die daartegen zijn, kunnen dan mede hunne stem
uitbrengen. Kunt gij u daarmede vereenigen?
De heer Kerstens. Jawel, M. d. V.
De Voorzitter. Verlangt iemand nog het woord voor deze
vergadering
De heer Pera. Met een enkel woord, Mijnheer de Voorzitter,
wil ik voldoen aan de behoefte van mijn hart, en ik verwacht
namens den geheelen Raad te spreken, door u hartelijk dank
te zeggen voor de schoone en waardige wijze, waarop u
namens de gemeente President Kruger bij het voorbijtrekken
van het station begroet hebt. (Applaus).
De Voorzitter. Ik dank den heer Pera voor zijne vriende
lijke woorden.
Niets meer aan de orde zijnde en niemand meer het woord
verlangende, wordt de vergadering gesloten.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen 8c Zoon.