GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 1 IETGEKOMEEf STUKKEJT. N°. 1. Leiden, 15 December 1900. De Commissie van Financiën deelt LT mede, dat zij tegen de ingediende begrooting van het college van Vrouwen-Kraam- moeders, voor het dienstjaar 1901, geene bedenkingen heeft. Zij adviseert U die begrooting goed te keuren. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 2. Leiden22 December 1900. Onder overlegging van nevensgaand verzoek van Dr. J. D. Filippo, gemeentelijk scheikundige, en het daaromtrent uitge bracht advies van den Hoogleeraar-Directeur van het Pharma- ceutisch Laboratorium der Rijks-Universiteit, alhier, geven wij Uwe Vergadering in overweging Dr. J. D. Filippo met in gang van 1° Januari 1901, wederom voor den tijd van 1 jaar in zijn betrekking van gemeente-scheikundige te continueeren. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 15 December 1900. In antwoord op nevensgaand schrijven en onder terugzen ding der bijlage heb ik de eer U te berichten, dat ik er prijs op stellen zal als Dr. Filippo opnieuw in zijne betrekking als gemeente-scheikundige voor den tijd van een jaar wordt ge continueerd. Ik behoud mij voor U in den loop van het vol gende jaar een voorstel voor eene definitieve regeling dezer positie te doen. De Iloogleeraar-Directeur van het Pharmaceutiscii Laboratorium der Rijks-Universiteit te Leiden 11. P. Wijsman. Aan Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Edelachtbare Heeren! Geelt met verschuldigden eerbied te kennenDr. J. D. Filippo, scheikundige der gemeente; dat hij voor het jaar 1901 wederom in aanmerking wenscht te komen voor de betrekking van gemeente-scheikundige. 'tWelk doende, Leiden, 14 December 1900. J. D. Filippo. N°. 3. Leiden, 22 December 1900. Wij geven Uwe Vergadering in overweging gunstig te be schikken op bijgaand verzoek van J. M. übreen, alhier, aan gezien zijn zoon wegens terugkeer in de gemeente eerst sedert 1 December 1.1. de lessen aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens heeft gevolgd. Mitsdien stellen wij u voor aan adressant vrijstelling te verleenen van het verschuldigde schoolgeld over het eerste kwartaal van den loopenden cursus. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden, Aan hunne EdelAchtbare Heeren leden van den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen OBreen, Justus Marius Kapitein bij het 4e Regiment Infanterie in garnizoen alhier, dat zijn zoon Johan Marinus, gediend hebbende als cadet in het 2e studiejaar der cadettenschool te Alkmaar, in Novem ber dezes jaars voor alle vrijwillige militaire diensten is af gekeurd, dat deze in de ouderlijke woning teruggekeerd zijnde sinds 1 December de lessen aan de Hoogere Burgerschool alhier volgt, dat aan adressant door den Heer Gemeente ontvanger een aanslagbiljet is gezonden tot betaling van het schoolgeld over het tijdvak 1900—1901, dat zijn zoon om redenen voornoemd gedurende het le kwartaal van het onderwijs aan de Hoogere Burgerschool geen gebruik heeft gemaakt, weshalve adressant de vrijheid neemt UEdelAchtbaren be leefdelijk te verzoeken hem afschrijving te verleenen van de betaling van den eersten termijn van vorenbedoeld schoolgeld. 't Welk doende Leiden, 12 December 1900. OBreen. N°. 4. Leiden, 22 December 1900. Bij Raadsbesluit van 16 Maart 1899 (Zie Ingek. Stukken van dat jaar, n°. 49) werd besloten aan de school in de Heeren straat een eersten onderwijzer met lroofdacte te verbinden, terwijl bij Raadsbesluit van 13 September 1900 (Zie Ing. Stukken n°. 204) besloten werd de onderwijzeres in de hand werken aan die school te rangschikken onder de onderwijzeres sen der le klasse. Voorts werd bij de vaststelling der begrooting voor het jaar 1901 in de Raadszitting van 25 October 1900 besloten, dat de toelagen aan de onderwijzers en onderwijzeressen, verbonden aan het Herhalingsonderwijs hier ter stede, na 3 en na 6- jarigen dienst bij dat onderwijs een verhooging zouden onder gaan van f 50.nadat een daartoe strekkend voorstel in de Raadszitting van 13 September 1900 (Zie Ingek. Stukken n".204) tot de behandeling der begrooting was verdaagd. Ter uitvoering nu van bovenstaande raadsbesluiten geven wij Uwe Vergadering in overweging over te gaan tot de vast stelling der volgende verordeningen, die na het boven-mede- gedeelde geene nadere toelichting behoeven. Slechts merken wij nog opdat met het oog op de beknopt heid der verordening van 13 Mei 1897, regelende de bezoldi ging van het onderwijzend personeel aan de school in de Heerenstraat, wij het wensehelijk hebben geacht deze veror dening door een geheel nieuwe te doen vervangen, ten einde het naslaan daarvan te vergemakkelijken. VERORDENING, houdende wijziging van de Verordening van den tien Januari 1894 (Gem.Blad n°.4) bepalende het getal der scholen voor openbaar lager onderwijs te Leiden den omvang van het onderwijs op elke school, den bij stand aan de hoofden der scholen te verleenen en de bezoldiging van het onderwijzend personeel, zooals deze nader is gewijzigd bij verordening van 11 Maart 1897 (Gem.Rlad n°. 5). Eenig Artikel. Tusschen het derde en vierde lid van art. 10 der Verordening van 11 Jannari 1894 (Gem.Blad n°. 4), gewijzigd bij Veror dening van 11 Maart 1897 (Gem.Blad n°. 5) wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende als volgt: »Deze toelagen worden verhoogd met 50.wanneer de onderwijzers of onderwijzeressen 3 jaren, en andermaal met f 50.—, wanneer zij 6 jaren bij dat onderwijs zijn werkzaam geweest". VERORDENING tot regeling der bezoldiging van het onder wijzend personeel aan de school in de Heerenstraat. Artikel 1. De bezoldiging van het onderwijzend personeel aan de school in de Heerenstraat is aldus geregeld: Het hoofd der school geniet, behalve vrije woning, een be zoldiging van ƒ1500. de eerste onderwijzer wordt gerangschikt onder de eerste onderwijzers aan de scholen der 3e en 4e klasse; de onderwijzeres in de handwerken wordt gerangschikt onder de eerste onderwijzeressen voor de vrouwelijke handwerken; de overige onderwijzers en onderwijzeressen worden gerang schikt onder de derde onderwijzers en onderwijzeressen. Art. 2. Bij het in werking treden dezer verordening vervalt de verordening van den 13en Mei 1897 (Gem. Blad n°. 11). Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 5. Leiden27 December 1900. Wij hebben de eer U hierbij ter vaststelling aan te bieden het 2e supplotoire kohier der plaatselijke directe belasting, dienst 1900, met 87 aanslagen en eene opbrengst van 734.70. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 6. Leiden, 28 December 1900. Blijkens het hierbij aan Uwe Vergadering overgelegd rap port der Commissie van Fabricage, acht deze het wensehelijk, dat de tijdelijke teekenaar op het bureau van gemeentewerken A. T. Kraan, nu hij gedurende een jaar is werkzaam geweest en blijken heeft gegeven voor zijn betrekking geschikt te zijn, tot vast teekenaar wordt aangesteld. Nu was tot dusverre de betrekking van teekenaar in onze administratie eigenlijk niet bekend. Voor teekenwerk was een zekere som onder Volgn. 99 der begrooting uitgetrokken en daaruit werden de tijdelijk met dat werk belaste personen bezoldigd. Bij de laatste begrooting evenwel werd in verband met de behoeften van den dienst een belangrijk hooger bedrag voor dit doel uitgetrokken, en dit niet alleen om tijdelijk meer personen aan het werk te kunnen stellen, maar om tevens een of meer vaste teekenaars aan het Bureau van Gemeente werken te kunnen verbinden. De heer Kraan komt thans voor zulk een vaste aanstelling in aanmerking. Nu zou evenwel die benoeming, zoolang niet anders door

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1900 | | pagina 1