DONDERDAG 6 DECEMBER 1900. 123 VII. Verzoek van J. Frison, om terugbetaling van school geld, Lager Onderwijs. (Zie Ing. St. n°. 268). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stem ming gunstig op beschikt. VIII. Verzoek van M. J. van Larenom terugbetaling van schoolgeld, Lager Onderwijs. Zie Ing. St. n°. 268). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming gunstig op beschikt. IX. Verzoek van H. Vreke, om terugbetaling van schoolgeld, Lager Onderwijs. (Zie Ing. St. n°. 273). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming gunstig op beschikt. X. Verzoek van J. Th. van der Plas, om terugbetaling van schoolgeld, Lager Onderwijs. (Zie Ing. St. n°. 276). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming gunstig op beschikt. XI. Verzoek van Mevr. de Wed. Aem. W. WijbrandsPont, om vrijstelling van de betaling van schoolgeld, Middelbaar Onderwijs. (Zie Ing. St. n°. 277). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming- gunstig op beschikt. XII. Verzoek van C. Hemmes, om vrijstelling van de be taling van schoolgeld, Middelbaar Onderwijs. (Zie Ing. St. n°. 283). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming gunstig op beschikt. XIII. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1900, van het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis. (Zie Ing. St. n°. 270). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. XIV. Begrooting, dienst 1901van het Heilige Geest of Ai-me Wees- en Kinderhuis. (Zie Ing. St. n°. 278). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming- goedgekeurd. XV. Begrooting, dienst 1901, van het Roomsch-Katholiek Wees- en Oudeliedenhuis. (Zie Ing. St. n°. 272). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming- goedgekeurd. XVI. Begrooting, dienst 1901, van het Roomsch-Katholiek Armbestuur. (Zie Ing. St. n°. 272). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. XVII. Begrooting, dienst 1901, van hetGereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis (Zie Ing. St. n°. 272). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. XVIII. oorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor de verbouwing van de woning van den claviger van het Gym nasium. (Zie Ing. St. n<>. 271 en 287). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming dienovereenkomstig besloten. XIX. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor de inrichting van het benedenhuis van perceel Breestraat n°. 119 tot bureau der Schutterij. (Zie ing. St. n°. 279). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming dienovereenkomstig besloten. XX. Voorstel om in beginsel te besluiten tot de verplaatsing der tapijtklopperij naar een terrein bij de Haarlemmertrekvaart (Zie Ing. St. n°. 280). De heer A. J. van Hof.ken J.Jzn. M. d. V., dit voorstel bevreemdt mij eenigszins, omdat hier wordt gesproken van »in beginsel te besluiten." Wanneer in beginsel besloten wordt tot verplaatsingkomt dan de beslissing over het terrein niet aan de orde? De Voorzitter. Mag ik dat even uitleggen. Wanneer in beginsel wordt besloten de kleedenklopperij naar dat terrein te yerplaatsen, dan moet de verordening krachtens de wet van 1875 veranderd worden. Volgens de wet van 1875 kan bij verordeniag worden aangewezen voor de uit oefening van sommige bedrijven een bepaalde plaats in de gemeente. Zoo'n verordening bestaat hier en zal dus gewij zigd moeten worden, wanneer de Raad beslist een andere plaats voor de kleedenklopperij aan te wijzen. Daarom moet daartoe eerst in beginsel worden besloten om daarna te laten volgen de wijziging der verordening. De heer A. J. van Hoeken J J.zn. Ik dank U voor de inlich ting over dat beginsel, omdat ik wel in beginsel ben voor verplaatsing, maar niet naar de plaats, die door Burg. en Weth. wordt voorgesteld. Want daar aan beide zijden van het terrein heeft men huizenwaarvan tien bewoners ook op het adres geteekend hebbenen daarbij niet te vergeten heeft men op een afstand van slechts 10 a 12 Meter op den spoorweg een tweetal wachterswoningen. Dus naar gelang de wind komt uit het noorden of het zuiden, krijgen die menschen aan den voor- of achterkant de stof. Op deze wijze wordt het middel erger dan de kwaal; dus ik voor mij zou zeggen, dat zoolang geen beter terrein gevonden is, aan verplaatsing niet moet worden gedacht. De Voorzitter. Ik had gedacht, dat dat bezwaar niet zoo zwaar wegen zou. Wij kunnen nu verbeteren, en wisten dat er bewoners zijn in de buurt; maar dit is altijd eene moei lijkheid, en het voorstel is gedaan om te voldoen aan den wensch tot verplaatsing. Men stuit overal op een dergelijk bezwaar, en dan moet men ten slotte nemen de plaats waar het bezwaar het geringst is. Nu was ik gelukkig, dat de Commissie van Fabricage op het denkbeeld was gekomen de tapijtklopperij daar op te richton. De huizen, waarvan de heer van Hoeken spreekt, liggen aan den overkant van de trekvaart en aan den anderen kant van den spoorweg. Maar dit terrein is gelegen aan den spoorwegdijk, en daarmede is tevens ondervangen een ander groot bezwaar, daar op deze plaats kosteloos voor bediening zou. kunnen worden gezorgd, omdat de man van het haven kantoortje, die in zijne tegenwoordige betrekking eigenlijk toch veel te weinig te doen heeft, daar best toezicht zou kunneu houden. De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. Het terrein, dat nu aanvankelijk wordt voorgesteld, ligt aan den uithoek tusschen den spoorweg en het jaagpad van den Haarlemmertrekweg en wordt aan het eind begrensd door den rijweg; het heeft hoogstens een breedte van 8 a 40 Meter; ook beneemt men, wanneer tot verplaatsing wordt besloten, daardoor weer een speelplaats waartoe dat terrein veelal wordt gebruikt aan de Leidsche jeugd, die daar des Zomers vrij op en neer kan loopen. En Leiden is toch al niet in de gelegenheid groote speel plaatsen voor de jeugd te kunnen aanwijzen. Ik voor mij zou dit stuk land gaarne voor hen beschikbaar gesteld zien. De heer de Lange. M. de V.! Het is hoofdzakelijk naar aanleiding van het gunstige rapport, door een van de amb tenaren uitgebracht, dat ik er toe heb medegewerkt in de Commissie om deze plaats als gunstig aan te bevelen. Deze zaak kwam in de vergadering ter sprake voordat ik in de gelegenheid was den toestand in loco op te nemen. Daarna ben ik de plaats gaan zien, en het komt mij voor, dat het door de adressanten medegedeelde bezwaar niet ongegrond is. Zij wonen gedeeltelijk aan den overkant van de vaart. Maar die vaart is niet breed en de afstand, die de tapijt klopperij zal scheiden van hnnne woningen zal zeker niet grooter zijn dan de afstand is tusschen de klopperij, waar zij nu gevestigd is, en de woningen daar in de buurt. Al wordt bij de verplaatsing de overlast misschien aan minder personen aangedaan, voor die personen blijft deze even groot en ik geloof dat het dus op onzen weg ligt nog niet dit besluit te nemen, doch te zien of er niet een ander en ten opzichte van omwonenden nog gunstiger terrein is te vinden. De heer Dekhuyzen. Ik wensch even een kleine rectificatie aan te brengen omtrent hetgeen de heer A. J. van Hoeken heeft gezegd omtrent den afstand van de woningen bij den oprit. Deze moet grooter zijn dan 10 a 12 Meter, omdat zij 8 Meter uit den berm van den spoorweg moet blijven vol-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1900 | | pagina 3