116
onze goedkeuring niet onthouden, aangezien het aan alle bij
die verordening gestelde eischen voldoet.
Toch komt het ons en, met ons, aan de Commissie van
Fabricage hoogst gevvenscht voor, dat de uitvoering van dit
plan belet worde. Immers, wel zou, bij uitvoering van den
voorgenomen bouw, in plaats van twee onbewoonbare buisjes
een bewoonbaar huisje verrijzen, maar de algemeene wonings
toestand ter plaatse zou even ellendig blijven als zij thans is.
De Plattepoort is namelijk door zijn ingesloten ligging voor
woonhuizen feitelijk ongeschikt. Niet alleen toch bedraagt de
breedte der tusschen de aan weerszijden der Poort gelegen
open ruimte slechts 3 Meter, maar bovendien is dat terrein door
een allerongunstigsten toegang, van nog geen Meter breedte,
ternauwernood te bereiken.
In het belang der openbare gezondheid in het algemeen, en
van een behoorlijken woningstoestand in het bijzonder, schijnt
het ons daarom met de Commissie van Fabricage noodwendig
dat het terrein der Plattepoort, kadastraal bekend onder Sectie II
Nrs 2886 tot en met 2897 en N°. 1441, ter grootte van
300 c.A., met toepassing van art. 3 der Bouwverordening,
door den Raad uit hoofde van zijn ingesloten ligging voor
bebouwing ongeschikt wordt verklaard.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging in dien
zin te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en VVeth. van Leiden.
N°. 296. Leiden, 8 December 1900.
Waarschijnlijk ten gevolge van de mededeeling van de
Commissie voor de Strafverordeningenopgenomen in n°. 222
der Ingekomen Stukken van dit jaar, waarbij deze als hare
meening uitspreekt, dat geene termen aanwezig zijn om de
artt. 170188 der Algemeene Politieverordening van 6 No
vember 1879, betreffende het «Toezicht op de Prostitutie" te
wijzigen, is door het Bestuur der plaatselijke afdeeling van de
Nederlandsche Vereeniging tegen deProstitutiete Leiden,
nevensgaand adres bij tJwe Vergadering ingediend, houdende
het verzoek »de bestaande verordening van politie op de huizen
van ontucht en de publieke vrouwen in te trekken en die te
vervangen door eene andere, waarbij het houden van huizen
van ontucht wordt strafbaar gesteld."
Dit adres, dat blijkens hierbij overgelegde adressen van
verschillende andere zijden steun vond, geeft ons aanleiding-
tot de volgende opmerkingen.
Hoewel wij geenszins blind zijn voor de vele andere, zoo
sociale als moreele belangen, welke bij de regeling van dit
onderwerp betrokken zijn, en hoewel wij gaarne erkennen,
dat die belangen zwaarwichtig genoeg zijn om bij die regeling
een woord mede te mogen spreken, zoo gelooven wij toch
met de Commissie voor de Strafverordeningendat deze maat
regel, als vóór alles van hygiënischen aard, in de eerste plaats
uit een medisch oogpunt behoort te worden bekeken. Wij
hebben daarom het adres in handen gesteld van die ambtenaren
der gemeente, die door den aard hunner werkkring en betrek
king zijn aangewezen om ons op dit gebied van advies te dienen,
liet College van Stads-Genees- en Heelkundigen. En nu blijkt
uit het advies, door dit college uitgebracht, en dat wij om
het overzicht der verschillende stukken gemakkelijker te maken,
mede hebben laten afdrukkendat deze deskundige ambtenaren
op volkomen hetzelfde standpunt staanals door de. Genees
kundige Faculteit der Rijks-Universiteit alhier werd ingenomen,
toen het op een desbetreffend verzoek van de Commissie voor
de Strafverordeningen als haar besliste meening te kennen
gaf, dat »eene verordening van de strekking, als de hier
thans geldende, in het belang der volksgezondheid behoort
te worden bestendigd."
Waar nu twee lichamen, beiden van zoo uitnemend gezag
op dit gebfed, zich zoo beslist omtrent dit punt hebben uit
gesproken, zal het Uwe Vergadering zeker niet verwonderen,
dat ons college, als niet-deskundige, zich gaarne bij de door
hen uitgesproken meening aansluit.
Slechts op één punt in het adres willen wij nog de aan
dacht vestigen. Het is de mededeeling, als zouden de gemeente
raden van Groningen en Gouda gedwongen zijn geworden
het verplicht geneesKundig onderzoek van publieke vrouwen
uit hunne verordening te doen vervallennaar aanleiding dei-
Koninklijke Besluiten van 26 September 1889, (Stbl. n°. 124)
en 21 jfanuari 1893 (Stbl. n°. 22). Deze voorstelling nu is
ten eenenmale onjuist. Beide Koninklijke Besluiten zagen in
de ambtshalve inschrijving van publieke vrouwen strijd met
art. 135 der Gemeentewet en in de bevoegdheid, toegekend
aan den Commissaris van Politie om publieke vrouwen door
een deskundige te doen onderzoeken en naar de voor visitatie
bestemde plaats en naar een ziekenhuis te doen overbrengen,
inbreuk op art. 157 der Grondwet, en vandaar dat de des
betreffende bepalingen in die verordeningen werden vernie
tigd. Maar noch die ambtshalve inschrijving, noch die terecht
betwiste bevoegdheid van den Commissaris van Politie zijn
in de hier geldende verordening opgenomen.
Waar dus de hier bestaande regeling uit medisch oogpunt
behoortte worden bestendigd en uit wettelijk oogpunt tot
geene bezwaren heeft aanleiding gegeven, zijn wij met de
Commissie voor de Strafverordeningen van meening, dat voor
wijziging der verordening geen termen aanwezig zijn en geven
wij U mitsdien in overweging afwijzend op het verzoek van
het Bestuur der plaatselijke afdeeling van de Nederlandsche
Vereeniging tegen de Prostitutie te beschikken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen het Bestuur
der plaatselijke afdeeling van de Nederlandsche Vereeniging
tegen de Prostitutie te Leiden:
dat het Uwen Raad dringend verzoekt, in te trekken de
bestaande verordening van politie op de huizen van ontucht
en de publieke vrouwen en die te vervangen door eene
andere, waarbij het houden van huizen van ontucht wordt
strafbaar gesteld.
Dit verzoek is gegrond op de volgende overwegingen:
1°. dat het bestaan van bordeeien een bron is van ver
leiding, waardoor velen lichamelijk en zedelijk worden be
dorven, en hunne omgeving diep ongelukkig maken;
2°. dat de overheid daaraan niet mag medewerken door in
hare reglementeering het recht van bestaan van dergelijke
zedelooze inrichtingen te erkennen;
3°. dat de gedwongen visitatie der geprostitueerdendie
daardoor des te meer gedemoraliseerd worden, een aanval
is op de persoonlijke vrijheid, welke te meer onrechtvaardig
is, omdat zij alleen de vrouwen en niet ook de mannen geldt
4°. dat naar de verklaring van vele deskundigen, Hoog
leeraren en Doktoren, het geneeskundig toezicht volstrekt
geen vasten waarborg oplevert van gezonden lichamelijken
toestandzoodat een attest van gezondheid in vele gevallen
een leugen is;
5°. dat de bewering, alsof de clandestine prostitutie bij de
opheffing der bordeeien zich zal uitbreiden een onbewezen
stelling isen in elk geval het kwade niet overwonnen wordt
door het kwade;
6°. dat de wetten van vele beschaafde landen, zooals daar
zijn Denemarken, Noorwegen, Duitschland, Oostenrijk, Groot-
Brittannië, de Vereenigde Staten van Noord-Amerika en vele
kantons van Zwitserland strafbedreiging bevatten tegen het
houden van huizen van ontucht;
7°. dat in de laatste tien jaren het getal der gemeenten in
ons Vaderland, die de reglementeering afschaften, of de bor
deeien verboden, of beide deden, aanmerkelijk is toegenomen,
zooals-i 'sGravenhage, Utrecht, Kampen, Venlo, Alkmaar,
Amersfoort, Harderwijk,^den HelderHoorn, Nijmegen, Roer
mond, .Schiedam, AssenDelften Goes, terwijl de gemeente
raden van Groningen en Gouda gedwongen werden het ver
plicht geneeskundig onderzoek van publieke vrouwen uit
hunne verordeningen te doen vervallen, naar aanleiding van
de Koninklijke Besluiten van 26 September 1889, Staatsblad
124 en 21 Januari 1893, Staatsblad 22;
8'1. dat het mitsdien een daad is van zedelijken ernst en
van sociale rechtvaardigheid, indien Uw Raad breekt met het
tegenwoordig stelsel.
't Welk doende,
Het Bestuur der plaatselijke afdeeling van de Neder
landsche Vereeniging tegen de Prostitutie te Leiden.
Dr. II. G. Hagen,
Voorzitter.
Dr. J. C. M. Timmermans,
Penningmeester.
Pastoor J. M. van Beek.
Mr. J. C. van der Lip.
R. J. W. Rudolpii,
Leiden, 2 October 1900. Secretaris.
Leiden, 12 November 1900.
In antwoord op Uwe missive van 2 November, hebben wij
de eer UEd. Achtb. te berichten, dat het College van Stads-
Genees- en Heelkundigen met meerderheid van stemmen
besloten heeft te adviseeren voor het behoud van den tegen-
woordigen toestand.
Het College heeft verder besloten UEd. Achtb. in het kort de
motieven voor dat besluit mede te deelen; wij houden ons daarbij
aan de reeks der argumenten, in het midden gebracht door
het bestuur der plaatselijke afdeeling van de Nederlandsche
Vereeniging tegen de prostitutie te Leiden.
Wat betreft het eerste punt, dat het tegenwoordig stelsel
is een bron der verleiding voor de jeugd, daarmee kunnen