114 DONDERDAG 15 NOVEMBER 1900. Burg. en Weth. zeggen: »Wij achten dit verschil daarom van veel belangomdat de Kamer van Arbeid voor de Bouw bedrijven, voor de eene helft uit patroons, voor de andere helft uit werklieden samengesteld, zoowel om hare samen stelling als om haren werkkring in de eerste plaats bevoegd mag worden geacht een oordeel te dezer zake uit te spreken." Welnu, M. d. V., wanneer de Kamer van Arbeid ons de uit komst van een grondig onderzoek had voorgelegd, dan hadden wij daaraan misschien iets gehecht maar de Kamer heeft zich vergenoegd met als hare meening uit te spieken, dat die bepalingen moeten worden opgenomen, zonder een enkelen grond aan te voeren., waarop die meening zou steunen. Noch in dat stuk noch in een der andere is het minste aangevoerd, dat aanleiding zou kunnen geven de discussie over deze zaak te hervatten. Verder meen ik dat Burg. en Weth. niet het recht hebben te zeggen dat ook de werkgevers er voor zijn, omdat de Kamer van Arbeid, samengesteld uit patroons en werkgevers, zich er voor heeft verklaard, waar wij een adres hebben ontvangenverzoekende deze bepalin gen niet in te voerengeteekend door bijna alle patroons van deze stad. De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. M. d. V. Het is voor mij zeer moeilijk mijn spreken binnen den vorm van de motie te be palen, omdat mijn voor of tegen deze motie afhangt van het antwoord dat Burg. en Weth. op mijne bezwaren zullen geven. In tegenstelling met de geachte voorstellers meen ik, dat nu de aandrang tot invoering van minimum loon en maximum arbeidstijd uitgaat, niet alleen van de werklieden, maar ook van de Kamer van arbeid voor de Bouwbedrijven, samengesteld uit vertegenwoordigers van patroons en werk lieden, deze zaak een nieuw stadium is ingetreden en de toe-, stand anders is dan in 1898. Ik zal er daarom niet tegen zijn dat Burg. en Weth. worden uitgenoodigd de noodige voor stellen te doen. Echter wil ik daarmede niet gerekend worden te behooren tot hen, die van de invoering van mi nimum loon en maximum arbeidstijds-bepalingen ook maar eenige vermindering van werkeloosheid verwachten. Dit toch is van andere factoren afhankelijk. Hoe mooi het invoeren van bepalingen omtrent minimum loon en maximum arbeidstijd in theorie ook is, er zijn in de praktijk groote bezwaren aan verbonden. Ik zal Burg. en Weth. op enkele van die bezwaren wijzen en hen verzoeken deze in ernstige overweging te nemen, omdat daarvan afhangen zal, of ik iri de toekomst met de bepalingen zal kunnen instemmen. De Voorzitter. Zou ik U mogen verzoeken dit tot later uit te stellen. Dit ligt werkelijk buiten de lijn van de motie. De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. Dan zal ik voor de motie van den heer de Goeje c. s. moeten stemmen. De Voorzitter. U zegt, dat de omstandigheden zeer ver anderd zijn, nu ook de Kamer van Arbeid er zich voor ver klaart, en dat U de zaak wilt behandeld zien. De heeren de Goeje c. s. stellen voor de behandeling der zaak met een bot mes de keel af te snijden. Dat wilt U niet, welnu, stem dan tegen de motie; dan kunt U bij de behandeling van ons voor stel uwe bezwaren te berde brengen. De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. Dat kan zoo zijn, maar daar staat tegenover dat ik nog niet weet of ik bij de voor stellen, die Burg. en Weth. zullen doen, zal ontvangen wat ik wensch De Voorzitter. Wat is de zaak. Wanneer de motie van de heeren de Goeje c s., zooals ik hoop, wordt verworpen, dan eerst komen wij tot de behandeling van de voorstellen van Burg. en Weth en dan is de tijd daar om daarover te spreken. Worden die voorstellen aangenomen, dan is nog slechts in beginsel door den Raad tot de invoering besloten. De regeling zelve komt eerst later in debat, en dan kan men amende menten indienen. De heer deN Houter. Ik geloof, dat al was ik een onver zoenlijk tegenstander van de regeling, die ik hoop dat tot stand zal komen, ik dan nog zou stemmen tegen de motie van de heeren de Goeje c s. De motie toch heeft ten doel over deze zaak geen discussie toe te laten. Dat vind ik een niet onbedenkelijk voorstel. Het komt mij in het algemeen voor, dat men van een zoo scherp wapen als het weigeren van discussie niet te spoedig moet gebruik maken. U noemt het een bot wapen of een bot mes, maar ik vind het een zeer scherp wapen, waarvan ik huiverig ben gebruik te maken. Het is toch mogelijk niet bij den heer de Goeje en de andere voorstellers dat er een kentering in de meening hier is gekomen; er zijn nieuwe leden gekomen en anderen zijn vertrokken, en het is niet ongewenscht, dat die nieuwe leden de discussie weer eens aanhooren en er eventueel hunne opinie over zeggen, zoodat ik werkelijk het zou betreuren, indien de motie van den heer de Goeje werd aangenomen. Ik behoef toch met zooveel eerbied te hebben voor de gewijsde zaak in dezen, dat het niet geoorloofd zou zijn, nu van buitenaf de aandrang daartoe komt, eenige bespreking te houden en eene beslissing te nemen. De heer van Kempen. Ik ben niet voor de motie van den heer de Goeje c. s. en wel daarom, omdat ik het hoogst onbillijk vind een oud stelsel toe te passen door, als ons iets niet bevalt, het in den doofpot te doen. Van buitenaf is door verschillende vereenigingen een verzoek tot ons gericht, en dan moeten wij toch minstens zoo beleefd zijn als vertegen woordigers van de stad, dat wij willen aanhooren wat de menschen zeggen. Maar indien iemand bij mij komt met eene zaak, die mij zeer eerlijk voorkomt en dan te gaan zeggen: ik wil je niet eens aanhoorenM. d. V, ik ken geen grover onbillijkheid, om wanneer men hier komt met een gemotiveerd verzoek, dan te zeggenin de doos er mee, wij doen er niets aan. Hebben dan de menschen in deze gemeente geen recht om met hunne belangen hier te komen En hebben wij het recht, wanneer men hier met denkbeelden komtom dan te zeggenweg met dat papierdat heeft voor ons geen waarde? Het zal mij zeer aangenaam zijn tegen een zoodanig voor stel te stemmen. De Voorzitter. Ik ben ook zeer tegen de motie, omdat het mij voorkomt, dat er eene verkeerde opvatting aan ten grondslag ligt betreffende het terugkomen op een vroeger genomen besluit. Dat zou volkomen waar zijn, wanneer deze week een verzoek wordt afgewezen en er komt de volgende week een request in om daarop terug te komen. Dan zegt de Raad natuurlijkwe hebben over die zaak de vorige week lang en breed gediscussieerd en eene beslissing genomen, wij beginnen nu niet weer van voren af aan, wij leggen het nieuwe request ter zijde. Nu is het echter twee-en-een- half jaar geleden, dat de behandeling door aanneming dei- motie de Goeje c. s. werd afgesneden, terwijl de zaak au fond is behandeld in 1895. Toen heeft de Raad met eene zeer kleine meerderheid verworpen een uitgewerkt voorstel van Burg. en Weth. Vervolgens zijn in 1898 requestranten daarop teruggekomen en toen hebben Burg. en Weth. gemeend voorzichtig te handelen met Ie zeggen: laat de Raad zich eerst uitsprekenof hij in beginsel daar voor isanders is al dat werk voor niet gedaan. Toen was het drie jaren ge leden en dus allerminst onbescheiden van die menschen om nogeens aan te kloppen. En nu weer zijn twee-en-een-half jaar voorbijgegaan, nu mogen wij, dunkt mij, de behande ling niet weigeren. Er is een adres gekomen van de Kamer van Arbeid voor de Bouwbedrijven, die heel nuttig werkt en wier taak het is om alle adviezen te geven in verband met den arbeid bij de bouwvakken, die zij gewenscht en noodig vindt. Burg. en Weth. zijn verplicht omtrent het voorstel van de Kamer van Arbeid aan den Raad advies uit te brengen; dat alles is gebeurd, en zullen we nu zeggen: wij achten het niet eens de moeite waard daarover te spreken? Dat lijkt mij een con servatisme, dat geheel verkeerd geplaatst is. Men kan tegen den voorgestelden maatregel zijn, maar dat wil niet zeggen, dat men anderen belétten moet daarover te spreken Het is zeker niet onbescheiden na jaar onder gewijzigde om standigheden en onder gewijzigde samenstelling van den Raad weer zoo'n gewichtige zaak aan de orde te willen stellen. Daarom begrijp ik eigenlijk niet, dat de heeren de motie hebben voorgesteld. Men had eenvoudig kunnen stemmen tegen het voorstel. De heer Fockema Andrew. M. d. V., ik vraag het woord voor eene motie van orde, om tot stemming over te gaan. Ik ben er zeer voor om de zaak au fond te bediseussieeren, maar dan moeten wij onzen tijd niet bpsteden aan de motie. De heer P. J. van Hoeken. Ik had het woord gevraagd. De heer Fockema Andrea?. Ik geef toe, dat de heer van Hoeken het woord gevraagd heeft, maar een motie van orde gaat meen ik voor. De Voorzitter. Ik stel voor den heer van Hoeken nog een oogenblik het woord te geven. De heer P. J. van Hoeken. M. d. V.! U hebt gezegd, dat de voorstellers van de motie deze zaak ineens met een bot mes de keel zouden willen afsnijden. De heer van Kempen heeft ge zegd dat de voorstellers de zaak in den doofpot willen stoppen. Die beide gezegden laat ik voor hetgeen zij zijn. Dit is niet het geval, doch de voorstellers hebben gemeend, dat met het aannemen van deze motie gehandeld werd in den geest van de vergadering van 1898 en dat het gewenscht is, deze zaak niet andermaal op te rakelen. Dat de patroons het over het algemeen met de voorstellers eens zijn zal ik wel niet behoeven te zeggen. Bijna alle werkgevers in de gemeente hebben het adres geteekend, dat de leden hebben ontvangen en hebben zich daardoor verklaard tegen reglementeering van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1900 | | pagina 8