118
DONDERDAG 15 NOVEMBER 1900.
lingen omtrent minimumloon en maximum arbeidsduur in
gemeentebestekken heb ik eigenlijk niet; evenmin als ik ernstig
bezwaar zou hebben om eenzelfde soort bepaling op te nemen
als door de gemeente een werk wordt aanbesteed aan onder
aannemers. De gemeente beschikt over eene ruime beurs, en
wanneer de tijd te kort is kan zij verlenging gevenhetzij
met, hetzij zonder goedkeuring van den Raad. U zult zeggen,
M. d. V., dat is alles wat wij verlangen, daar U er bij gezegd
hebt dat thans alleen het beginsel moet uitgemaakt worden
en de bedoeling niet is om den loonstandaard te verhoogen.
Dat nu wil er bij mij niet in. Ik verbeeld mijdat aanne
ming van dat voorstel zal zijn de eerste schrede op een glib
berig paden dat uitbreiding daarvan als 't ware vanzelf te
wachten is. De gemeente zal binnenkort meerdere groote
werken gaan uitvoeren: het abattoir en het sanatorium
Rhijngeestterwijl vanwege het Rijk een nieuw museum zal
worden gebouwd. In de bestekken voor al die werken zullen
waarschijnlijk worden opgenomen bepalingen omtrent een
minimu mloon en een maximum arbeidstijd en voor al die
werken zijn noodig veel werkkrachten. Waar haalt men die
vandaan, mag gevraagd worden. Voor een deel van buiten
de stad voor een ander deel worden ze onttrokken aan de
patroons hier ter stede. Men zal zien, dat de werklieden van
alle patroons zullen zeggen: wij willen wel bij U blijven,
maar dan moet ge ons geven hetzelfde loondat we aan de
andere werken kunnen verdienen; wanneer dus het minimum
loon in het bestek bepaald is op 20 ct.moet de particuliere
patroon ook 20 ct. geven. Nu vraag ik op mijn beurt: waar
moet dat vandaan komen? M. i. wordt alles opgeofferd ten
bate van de werklieden en ten koste der werkgevers. Bij de
vorige discussiën in 1895, is o. m. door mij beweerd dat
onderscheidene bazen gekant waren tegen het opnemen van
bepalingen als bedoeld in gemeentebestekken, mijn geachte
buurman de heer Drucker zeide toen niet te twijfelen aan
mijne waarheidsliefde doch volgens hem had eene verklaring
van ongenoemden niet veelte beteekenen. Hij zelf had op dat
punt eene geheel andere ervaring. Nu hebben wij hier eene
lijst gekregen met een respectabel aantal namen. Ik heb die
vergeleken met het adresboek en geziendat nagenoeg alle
timmerlieden, metselaars enz. in deze gemeente op die lijst
voorkomen. Wanneer nu het geval is, dat die werklieden
tegen zoo'n baas zeggen: ge moet ons geven wat elders ver
diend wordt, is dat toch opdrijving van het loon. En wanneer
dat daarvan het gevolg iszal het particulier werk hoe langer
hoe meer verminderen. Er zijn altijd verscheidene menschen
in de stad, die b. v. in een jaar willen laten behangen of
schilderen en daarbij zeggen: ik heb daar zooveel voor over;
en de baas kan daarnaar zijne berekening maken. Maar wanneer
men nu gaat zeggen, dat voor wat vroeger gold 18 ct. nu
moet worden betaald 22 ct. of wat het minimumloon zal
worden, dan geeft dat toch een aanmerkelijk verschil. Moet
derhalve zooveel meer worden betaald, dan zou ik meenen,
dat in het algemeen het particuliere werk minder worden zal
en als gevolg hiervanverschillende patroons minder te doen
zullen krijgen.
Alleen wil ik daar nog dit bijvoegen, dat voor wat de heer
Fockema Andrea1 heeft gezegd ik wel veel gevoel. Met het
denkbeeld van minimumloon zou ik mij nog wel kunnen
vereenigen, maar een maximumarbeidstijd is inderdaad heel
moeilijk te handhaven. Aan een patroondien ik gisteren sprak
vroeg ik daarover zijn meening. Het antwoord was, dat hij
tegen het bepalen van een maximumarbeidstijd dit te zeggen
had, dat als er b. v. wat druk werk is, hij nu zijn werk
lieden ééntweedrie uren langer laat werkentegen een loon
door hem in overleg met hen vastgesteld. Wordt het voorstel
aangenomendan zal het natuurlijk gevolg daarvan zijndat
voor dien langeren arbeidstijd prijzen worden vastgesteld, en
het uit te betalen loon betrekkelijk veel zal stijgen. »Dat die
prijs wordt vastgesteldvind ik onbillijk," vertelde een andere
baas mij »Dit moet aan den baas zelf overgelaten worden.
Ik betaal b. v. op het oogenblik 18 cent per uur, maar aan
het einde van de week, als er goed gewerkt is, geef ik een
gulden of twee kwartjes extra. Maar dat moet van mij af
hangen. Ik wil niet dat de overheid mij daartoe dwingt." Dit
is een uit velen, een zeer belangrijk aantal patroons in deze
gemeente is het met deze beschouwing eens.
De heer Aalberse. M. d. V. Voor vijf jaren was ik hier
wel tegenwoordig, maar.... zonder te mogen spreken. Ik
wil daarom thans met een enkel woord motiveeren waarom
ik met zeer veel warmte zal stemmen voor het voorstel van
Burg. en Weth. Ik geloof het beste te doen met even na te
gaanwat door sommige sprekers tegen het voorstel van
Burg. en Weth. is te berde gebracht.
Voor het bezwaar van den heer Pera, dat de werkman niet
gebonden is aan den aannemer, gevoel ik wel iets en daarom
hoop ik vurig dat het wets-ontwerp tot regeling van het
arbeidscontract, door een onzer medeleden ontworpen, binnen
niet al te langen tijd tot een wet zal worden verheven. Ik
geloof dat dan in deze leemte op zeer geschikte wijze zal zijn
voorzien.
De opmerking van den heer Fockema Andreae daarentegen
heeft mij zeer bevreemd. Ik wist wel dat b.v. de heer Pier-
son er voor is, om bepalingen in het leven te roepen ten
aanzien van een maximalen arbeidsduur, terwijl hij meent
dat de loonsbepaling aan het vrije spel der concurrentie moet
worden overgelaten, wat ik verkeerd zou vinden. Ik ga echter
met den heer Fockema Andreae nog veel minder mede. Alleen
een minimumloon vast te stellen en geen maximumarbeids-
duur is m. i. werkelijk veel verkeerder dan hetgeen Mr. Pier-
son wil. Het grond-idee waarvan men hier moet uitgaan, is
bescherming van den economisch zwakkere bij het sluiten
van het arbeidscontract, en over het algemeen is daarbij de
arbeider de zwakste van de twee. Nu zal men mij wel toe
geven dat de arbeiders, waar zij in hun loon worden beknib
beld zich daartegen nog wel dikwijls eendrachtig zullen ver
zetten en er desnoods een werkstaking voor over hebben,
hetgeen ik in het algemeen afkeur, maar in speciale geval
len wel goedkeuren moet. Maar wanneer men hen langer laat
arbeidengevoelen zij 't verkeerde daarvan niet zoo aanstonds,
omdat zij in deze hun eigen belang niet inzien. Men kan wel
zeggen: de arbeider weet als belanghebbende toch wel beter
wat goed voor hem is, doch dit is niet altijd juist. Een recent
voorbeeld ter illustratie. In mijn omgeving woont een oud
man van diep in de tachtig. Hij woont reeds 40 jaar in het
zelfde huisje. Daarin is een put, en 40 jaar lang heeft de
man het water daaruit gedronken en is er gezegend oud
bij geworden. Nu komen echter Burg. en Weth. zeggen: dat water
deugt niet, het is verschrikkelijk ongezond, gij moet aange
sloten worden bij de waterleiding. Nu zou men zeggen dat
die man moest inzien, dat het verkeerd is dat water te
drinken, maar integendeel! De man verzet zich obstinaat tegen
zijn huisheer, die waterleiding wil laten aanleggen, en ziet
maar niet in, hoe dat water voor hem ongezond kan zijn!
Zoo is het ook met de werklieden, die maar al te dikwijls
niet begrijpen, dat langer dan b.v. '10 uur te werken verkeerd
voor hen is, maar integendeel vaak blij zijn. dat zij door
langer te werken, wat tneer verdienen. Daarom zou ik nog
eer zijn voor wettelijke regeling van den arbeidsduur dan
zoo dit mogelijk was, voor vaststelling van een wettelijk
minimumloon alleen.
Wat nu het adres van de aannemers hier ter stede betreft
meen ik dat daaruit niet blijkt, dat zij bepaald zijn tegen
elke regeling van loon en arbeidsduur, maar wél dat zij zich
kanten speciaal tegen de regeling door den Bestuurdersbond
voorgesteld.
Toch vermoed ik, dat wanneer men die heeren in hun
hart kon lezen, ook wel een groot gedeelte van hen zouden
blijken te zijn tegen de voorstellen, zooals die zijn gedaan
door de Kamer van Arbeid. Nu kan men op dat punt ook
wel weer zeggen, dat die menschen hun eigen belang het
best zullen kennen. Maaronbekend maakt onbemind
wanneer wij toch nagaan de aannemers, die al eens met
zulke bepalingen te maken hebben gehad, dan is het toch
frappant, dat hunne opinie werkelijk eene zeer groote veran
dering heeft ondergaan, en zij vaak van tegenstanders tot
voorstanders geworden zijn. Daarom heb ik nog eens opge
slagen het bekende prae-advies, dat indertijd is uitgebracht
door Prof. Treub. Den ledendie dat gelezen hebben, zal het
bekend zijn, dat hij tot verschillende aannemers de vraag
heeft gericht: hoe hunne bevinding was dat in de praktijk
die bepalingen werkten. O. a. heeft hij daarop ontvangen
een schrijven van de aannemers-societeit «de Vereeniging" te
Amsterdam, waarin aan het slot deze woorden voorkomen:
»De ingevoerde regeling voldoet bij iedereen goed. Wensche-
lijk zou zijn, dat die algemeen zou mogen worden toegepast
zonder voorschriften van hoogerhand. Dit wordt echter onmo
gelijk geacht door de scherpe concurrentie, en daarom wordt
het geven van voorschriften bepaald noodzakelijk geacht, om
dwang uit te oefenen op eene billijke loonsregeling en om
de werklieden te beschermen, dat zij niet de dupe worden
van de concurrentie, die vooral aannemers uit de provincie
hunne Amsterdamsche collega's aandoen, door aanwending
van arbeidskracht, die te min betaald wordt."
Dat is dus het antwoord van eene vereeniging van aanne
mers, die aldus hun secretaris hunne meening, nadat in de
vergadering was besproken hoe die bepalingen in de praktijk
hadden gewerkt, te kennen deden geven. De bekende firma
D. Cerlyn Zoon en A. J. de Haan, heeft o. a. verbouwd
Arti et Amicitiae in 1893/4894, in het bestek van welk werk
ook de bepaling was opgenomen van een maximumarbeids
tijd van 11 uur en waarmede in verband eene verhooging
van het loon was bepaald van 2 cent per uur. De architect
de Heer Berlage deelt daaromtrent mede, dat volgens zijne
bevinding die maatregel gunstig heeft gewerkt; en de aan
nemer schrijft aan den heer Treubdat die bepalingen een goed
resultaat opleverden. »En" gaan zij voort, „Deze bepalingen
zijn de oorzaak, dat wij een zoogenaamd standaardloon heb-