96
DONDERDAG 25
OCTOBER 1900.
men in zulk een geval een parketvloer slechts behoeft af te
schrappen.
De Voorzitter. Een parketvloer is koud en zeer duur. Ik
geloof niet, dat wij er dan met 1320.zouden komen.
De heer A. J van Moeken J.Jzn. M. d. V. Ik vind in de
eerste plaats een parketvloer zeer gladdaarbij zou ik vreezen,
dat te eeniger tijd daarop de een of ander 't onderst boven
ging. In de tweede plaats is een parketvloer m. i. niet in den
stijl van deze zaal; wanneer dus tot een meer passend tapijt
wordt besloten, dan zal moeten worden overgegaan tot de
aanschaffing van een Smyrnaasch tapijt.
De heer IIasselbacii. Ik meen ook, dat een parketvloer
te ontraden is, omdat dat niet bij den stijl van dit vertrek
behoort. Maar bovendien, voor hetgeen de heer van Rhijn
gezegd heeft over het maken van een goeden indruk op de
trouwlustigen en hunne familie van buiten, daartoe zou men
het kleed ongedekt moeten houden, en ik meen, dat het
gedekt moet gehouden worden om het voor smetten te vrij
waren. En dan, meen ik, zal de indruk niet heel groot zijn.
De Voorzitter. De bedoeling is ook juist een morskleed
er over te leggen.
De heer Hasselbach. Maar als ik zoo zie, zijn op dit kleed
ook verscheidene inktvlekken.
De Voorzitter. Maar dit is ook geen morskleed dit is
een bemorst kleed.
De heer IIasselbacii. Dat gaat toch er door heen en komt
op het goede kleed ook.
De Voorzitter. Burg. en Weth. verkiezen een Smyrnaasch
tapijt alleen voor plechtige gelegenheden; en bij andere
gelegenheden zal er behoorlijk voor worden gezorgd, evenals
in de Kamer van Burg. en Weth., wanneer daar b.v. bij
aanbestedingen veel voeten moeten komen.
De heer P. J. van Moeken. Wordt het dekkleed dan bij
plechtige gelegenheden opgenomen? Anders is er niet veel
van te zien.
De Voorzitter. Ja:
De heer P. J. van Moeken. Dan zou ik wezen voor een
Smyrnaasch tapijt; dat past beter bij de zaal. En zooals
gezegd is, een parketvloer is koud en geeft kans van vallen.
De Voorzitter. Voorgesteld wordt het art. te verhoogen
met f 1260.
De heer be Goeje. Wanneer de Raad daar nu voor is,
wat komt er dan?
De Voorzitter. Dan stellen wij voor een Smyrnaasch tapijt.
In stemming gebracht, wordt de voorgestelde verhooging
goedgekeurd met 16 tegen 9 stemmen.
Vóór stemmen de heeren J. P. J. Driessen, Kaiser, Zillesen,
Korevaar, Pera, de Lange, Juta, Kerstens, A. J. van Moeken
J.Jzn., den Houter, P. J. van Hoeken, van Rhijn, van Dissel,
Dekhuyzen, Zaaijer en van Lidth de Jeude.
Tegen stemmen de heeren de Goeje, Fockema Andreae,
Drucker, Aalberse, Hasselbach, L. Driessen, Kroon, van Hamel
en de Vries.
Volgn. 75 aldus gewijzigd, wordt zonder hoofdelijke stem
ming goedgekeurd.
Beraadslaging over volgn. 76, luidende: vKosten voor ver
tering ten behoeve van het huishoudelijk bestuurbureaux
van stemopneming en van de commission1'f 1200.
De heer den Mouter. Ik wensch hier alleen, M. d. V.,
uwe persoonlijke opinie te vragen, als u die zoudt willen
geven. Ik weet n 1. niet, of de personen, die bij die gelegen
heden voor de kiesvereenigingen zitten, van de ververschin-
gen meedeelenof men dat kan doen of zich daartoe niet
gerechtigd mag achten en of u niet meent, dat dat geoor
loofd is? In de kieswet wordt gerekend met een groep van
kiezers, zoodat mijns inziens ook de gelegenheid moet bestaan,
dat zoo'n groep van kiezers de stemming controleert. Zou het
dus niet aan te bevelen zijn, dat die personen ook deelen in
ons gemeentelijk ververschings-materiaal?
De Voorzitter. Met eenige is, dat alle schijn vermeden
moet worden, dat het stembureau zich bemoeit met de stem-
bureaux van de Kiesvereenigingen. Maar ik voor mij heb
dikwijls met leede oogen geziendat die menschen honger
zaten te lijden en heb mijzelf wel eens veroorloofd hun een
broodje en een kop koffie te doen geven. Het beste lijkt mij
niet het recht er van uit te spreken, maar het feitelijk toe
te latenwant als men het op de punt van de naald zetis
het eigenlijk niet geoorloofd. Ik geloof dat men op deze wijze
bij dergelijke zaken het verste komt. Theoretisch is het moei
lijk daarover een besluit te nemen Ik voor mij zie er echter
geen bezwaar in, er zijn toch broodjes genoeg, en mij ook
hindert het dat die menschen daar zitten zonder iets.
Volgn. 76 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De Volgnrs. 77 - 86a worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraad
slaging over Volgn. 87, luidende: y>Ónderhoud van straten
en pleinenf 39413
De heer Zillesen. Ik wensch alleen de vraag te doen of
bij de noodig geachte onderhoudswerken nimmer gedacht is
aan den toestand van den Lagen Rijndijk. Deze behoort toch
tegenwoordig aan Leiden en het heeft mij gefrappeerd, dat
de bestrating daar zoo allertreurigst is.
De Voorzitter Ik heb juist onlangs van de gemeente
Leiderdorp een vleiend schrijven ontvangen over het goede
onderhoud dier bestrating, waarbij de gemeente Leiderdorp
beleefdelijk, tegen betaling, onze straatmakers ter leen vroeg.
Ik zou het vroeger met u eens geweest zijn, toen liet de
bestrating wel wat te wenschen over maar nu deze be
strating ook door het Gemeentebestuur van Leiderdorp goed
gevonden wordt, ben ik daarover zeer verheugd en kan mij
dan ook nu uw klacht niet begrijpen.
De heer Zillesen. De menschen, welke die bestrating goed
vinden, hebben zeker geen smaak, en geen gevoel onder de
voeten. Ik vind ze afschuwelijk.
De heer den Houter. Ik wensch er op te wijzen dat de
nummerbordjes van de huizen niet goed zichtbaar zijn; er
zijn huizen, waar het nummer gewoon in het hout ingesneden
is. En waar geschilderde cijfers voorkomen, zijn deze veelal
te klein. Burg. en Weth. zeggen nog geen oplossing hierin
te hebben kunnen vinden, hoewel zij het bezwaar erkennen.
Maar zou er dan zoo groot bezwaar tegen zijn om het aan
brengen van bordjes voor te schrijven met cijfers die 8 a 10
centimeter groot zijn en die hoogstens op 1 Meter afstand
bij de deur zichtbaar moeten worden geplaatst? Zou dit des
noods niet van gemeentewege kunnen geschieden?
Ue Voorzitter. Men zou het de menschen zelf moeten
laten betalen, daar de kosten voor 10 of 11000 perceelen voor
de gemeente te groot zouden zijn. Voor ieder ingezetene apart
kost het weinig.
Deze zaak hoort echter bij de Commissie van Fabricage.
Ik weet niet anders te doen, dan haar bij deze Commissie te
brengen en haar advies te vragen, hoe deze zaak moet worden
geregeld.
Dat de cijfers op verschillende plaatsen veel te klein zijn,
ben ik met u eens. Ook plaatst men soms de letters op den
zij post van de deur en dan kan men ze in het geheel niet
lezen.
De heer van Rhijn. M. de V.! Naar aanleiding van eene
opmerking in de secties wensch ik even aan te stippen op
welke wijze de toegang PaardensteegBostelbrug—Kort Ra
penburg door een betere zou kunnen vervangen worden.
Al of niet met behoud van de brug Haarlemmerstraat
Beestenmarkt, zou men een brug kunnen maken van den hoek
van het Kort Galgewater schuins over het Galgewater naar
het Kort Rapenburg. Dan zou men hebben een bijna rechten
toegangsweg van den Stationsweg langs de Beestenmarkt, langs
het in het verlengde van de Beestenmarkt gelegen gedeelte
van het Kort Galgewater, over het Galgewater langs het dan
te overwelven Kort Rapenburg naar de Breestraat.
De Voorzitter. Dat denkbeeld kennen wij ook. Zeker kan
daar eene brug gelegd worden; maar in de eerste plaats is
dat zeer duur, en in de tweede plaats is de vraag, of niet
de groote vaart, waarop Gedeputeerde Staten zoo angstvallig
toezien, dat zou verhinderen. Twee bruggen vlak bij elkander
zou, dunkt mij, een heel groot bezwaar zijn.
De heer van Rhijn. Met zou eene draaibrug moeten zijn
evenals de andere brug. De onteigening van de perceelen aan
de zijde van de Paardensteeg zou toch altijd nog veel duur
der zijn.
De Voorzitter. Ik spreek alleen over eene verhindering, en
die verhindering voor de vaart moet niet gering worden ge
schat. De twee bruggen zouden zoo dicht bij elkander liggen,
dat men daar weer een kom kreeg, zoodat wanneer daar eene
draaibrug kwam, in die kom geen sleep zou kunnen liggen.
Ik geloof dus, dat het denkbeeld wel niet onmogelijk is, niet
onuitvoerbaar, maar toch afstuiten zou op te groote bezwaren.
De heer P. J. van Moeken. Ik geloof, dat we't verstandigst
zouden doen met ons te behelpen met den toestand, zooals
die op het oogenblik is en te wachten totdat wij rijk genoeg
zijn om die huizen te onteigenen. Voor het oogenblik zie ik
iri den maatregel, dien de heer van Rhijn aanprijst, geen heil.