DONDERDAG 25 OCTOBER 1900.
99
walkant is het goede eikenhout gevonden van de schoeiing,
die er vroeger in gebracht is. Nu is het idéé van dien goeden
toestand gebruik te maken bij den aanleg van de nieuwe
schoeiing en het voor een zeker aantal jaren met die ƒ500.—
te doen.
Het amendement-de Lange, in stemming gebracht, wordt
verworpen met 21 stemmen tegen en 4 stemmen voor.
Tegen stemmen de heeren: Dekhuyzen. Zaaijer, van Lidth
de Jeude, J. P. J. Driessen, Kaiser, de Goeje, Zillesen, Fockema
Andrese, Drucker, Ivorevaar, HasselbachL. Driessen, Pera,
KroonJuta, Kerstensde Vries, den Houter, P. J. van Hoeken,
van Rhijn en van Dissel.
Vóór stemmen de heeren: de Lange, Aalberse, A. .T. van
Hoeken J.Jzn. en van Hamel.
Volgn. 92 wordt zonder hoofdelijke stemming, verminderd
met ƒ3500.aangenomen.
De Volgnrs 9396 worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging en zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.
Beraadslaging over Volgn. 97, luidende: r>Gemeente-reini
ging." 14215, -.
De heer Zillesen. Ik wilde even de aandacht vestigen op
den post sneeuwruiming. Ik had dit reeds in mijne sectie
willen doen, doch ben tot mijn leedwezen om gezondheids
redenen niet op de vergadering daarvan tegenwoordig geweest.
Mij is medegedeeld dat de gemeentelijke sneeuwruiming een
schadepost is voor de gemeente. Ik zie voor de uitgaven uit
getrokken 1700.-- en voor ontvangsten ƒ900.— zoodat het
nadeel zou bedragen 800.Naar mijne inlichtingen zou
het nadeelig saldo nog veel grooter geweest zijnr doch ik
weet niet in hoeverre dit juist is. Nu zou ik willen vragen
of die post van 1700.genoegzaam reden van bestaan heelt,
en of het niet mogelijk is, dat zich hier meer inwoners bij
de gemeentelijke sneeuwruiming aansluiten. Met eigen oogen
kan men waarnemen, dat er in dit opzicht veel lacunes be
staan en dat men slechts hier en daar is aangesloten Het is
moeilijk de menschen te dwingen, doch door het geven van
meerdere bekendheid aan de zaak of aanplakking is het mis
schien mogelijk de deelneming algemeener te maken, opdat
er op die wijze langzamerhand meer evenwicht komt tusschen
ontvangsten en uitgaven.
De Voorzitter. Om op dezen post winst te maken, daartoe
zie ik geen kans. Vroeger werd er voor uitgetrokken ƒ500.
Wel wil ik het denkbeeld overwegen op welke wijze men
meerderen tot toetreding kan brengen, want hoe meer er toe
treden, hoe voordeeliger voor de gemeente.
De heer Zillesen Winst maken heb ik niet bedoeld; als
het maar zoover kon komen dat de ontvangsten de uitgaven
dekken
De heer van Hamel. Voor rekening der Gemeente komt
toch in elk geval de opruiming van de S'feeuw op de brug
gen, pleinen enz. Ook dit brengt bij tot het nadeelig saldo.
De Voorzitter. Als men zich algemeen abonneerde, was
de opruiming veel gelijkmatiger.
De heer A. J. van Hoeken J?Jzn. M. d. V. Het bedrag
van 1700.zal wel uitgegeven worden. Maar dit bedrag
zou men toch lager moeten stellen om het te vergelijken
met de opbrengst. Wil de heer Zillesen eene goede verge
lijking maken, dan zou deze post moeten worden verlaagd
met hetgeen de gemeente uitgeeft voor opruiming van sneeuw,
die niet kan geschieden voor rekening der eigenaren van
aan de straat liggende perceelen.
De heer de Vries. Ik zie onder dit Volgn. staan: voor het
onderhouden en schoonhouden der urinoirs 600.Thans
komt dat voor onder «gemeentereiniging"; maar onder Volgn.
91«Onderhoud van kolken en riolen", hebben we gehad de
aanschaffing van drie nieuwe urinoirs. Behoort dat eigenlijk
niet bij elkander; of wat is de reden van die splitsing?
De Voorzitter. Ik vind ook, dat dat veel op elkander ge
lijkt; er is geen bezwaar om het volgend jaar bij het opmaken
der begrooting na te gaan, of dat niet een en hetzelfde is.
Volgn. 97 wordt zonder hoofdelijke stemming goedge
keurd.
Volgn. 98105 worden achtereenvolgens zonder beraadsla
ging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging bij Volgn. 106, luidende: Jaarwedde van den
Commissaris van politie, 3500.
De heer Aalberse. M. d. V., het is hier misschien wel een
geschikt oogenblik om eene enkele vraag tot u te richten als
hoofd der politie; ik zou dat ook kunnen doen na afloop van
de behandeling der begrooting.
Op het perron van het station bevinden zich een vijftal
mutoscopen of bioscopen, of hoe dergelijke moderne rarekiek-
kasten moeten worden genoemd. Wel weet ik, dat de kiekjes,
die men er in zien kan, erg raar zijn, want hoewel ik zelf
niet het twijfelachtig genoegen heb gehad die «levende beelden"
te zien, kan men toch door de plaatjes, die er buitenop staan,
eenig idéé krijgen van het zeer lage soort van genot, dat
iemand wacht, die er 2'/., cent voor uit wil geven. Ik spreek
alleen van de laatste zes of acht weken, gedurende welke ik
eenigszins op deze zaak gelet heb. Wat voorgesteld wordt zijn
schier uitsluitend badkamer- en slaapkamer-scènes; dames,
die aan een rekstok werken, in een raam klimmen en derge
lijke scènes meer, die ik niet verder behoef aan te duiden en
waarvan iedereen zal erkennen, dat het niet te pas komt om
ze te kijk te zetten op een perron, en dat zeker niet bij den
uitgang, waar dus iedereen wel moet passeeren. Het gaat toch
niet aan dergelijke voorstellingen in het publiek te vertoonen,
zoodat ze zelfs door kinderen kunnen worden bezichtigd. Het
is mij dan ook opgevallen, en ik heb er mij aan geërgerd,
dat speciaal jongens van 14, '15 jaar aan die dingen staan te
draaien om dat fraais te zien. Ik was reeds van plan daarop
bij de behandeling der begrooting even uwe aandacht te ves
tigen, omdat ik geloof, dat het hier bedoelde feit valt onder
art. 240 van het Wetboek van Strafrecht.
En in die meening en in dit voornemen ben ik versterkt,
toen ik dezer dagen het bericht las, dat in Haarlem de politie
niet alleen proces-verbaal heeft opgemaakt, maar zelfs deze
toestellen in beslag genomen heeft. Vandaar dat ik deze vraag
tot U zou willen richten: Was dit ergerlijke feit bij onze
politie niet bekend, of was het wel bekend, doch meende men
dat het niet viel onder art. 240 Wetboek van Strafrecht?
De Voorzitter. Ik was met dit feit niet bekend. Ik heb
die dingen wel eens zien staan, maar er nooit op gelet. De
plaatsing daar verbieden kunnen Burg. en Weth. niet, daar
dat terrein aan de tlollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij
behoort. Toch geloof ik dat art. 240 toe te passen is, omdat
het geldt eene plaats, die toegankelijk is voor het publiek.
Het is echter niet een zaak, die behoort bij de politie, maar
bij de justitie; maar aangezien de ambtenaren van politie ook
verbaliseeren kunnen, zal ik de aandacht van den Commissaris
van Politie op deze zaak vestigen. Ik kan niet zelf als hoofd
van de politie optreden, omdat deze niet is competent; het
behoort bij de Rijkspolitie, en ik zal dus den hulp-officier
van Justitie er op wijzen en hem vragen dit zoodra mogelijk
te onderzoeken.
Ik zal er morgen reeds werk van maken. Ik ben het volkomen
met U eens, dat wanneer de feiten werkelijk zijn zooals U
zegt, dit ten strengste moet worden tegengegaan.
Volgn. 106 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over Volgn. 107, luidende; y>Belooning van
de inspecteurs, dienaars en verderebeambten van politie,
mitsgaders van de veldwachters55448.—
De heer van Kempen. Het voorgaande jaar, M. de V.is
door mij verzocht om vooral toe te zien op de Zondagsrust
van de politieagenten. De Burgemeester, die als hoofd van de
politie hier in dezen Raad geen rekening en verantwoording
daaromtrent behoeft te doen, omdat hij hier in eene andere
positie tegenover ons staat, had de groote welwillendheid
breedvoerig te antwoorden en te beloven dat hij al het mo
gelijke zóu doen om de Zondagsrust van de agenten te ver
meerderen. Ik kan thans met genoegen constateeren, dat aan
die belofte is voldaan, doch beveel deze zaak in de blijvende
aandacht van het hoofd der gemeente aan, om zoo mogelijk
in de toekomst nog meer Zondagsrust aan de agenten te ver
schaffen. Voor het oogenblik ben ik door de in het leven geroepen
verbetering zeer voldaan.
De heer den Houter. Het gaat mij niet als den heer van
Kempen, wien de groote welwillendheid van Burg. en Weth.
zoo gefrappeerd heeft. Ik vind het eenvoudig een eisch van
billijkheid, dat de gemeente als werkgeefster haar onderge
schikten een goed en menschwaardig bestaan verschaft. En
verder moet ikwaar Burg. en Weth. zeggen, dat de Zondags
rust der agenten niet zoo gering is, dit tegenspreken. Terecht
is door een lid der sectie gezegd, dat de Zondagsrust niet
afdoende is. Burg. en Weth. beroepen zich er op, dat de
jonge agenten nu 11 a 12 vrije Zondagen in het jaar hebben,
de anderen 13. Dit is dus 1 op de 4 Zondagen vrijen dat
vind ik nog veel te weinig. Er is dus ook nu nog alle reden
om te zeggen, dat in de Zondagsrust der agenten nog veel
verbetering behoort te worden gebracht. Voor hen die weten
wat het zeggen wil zijn Zondagsrust te moeten missen is de
toestand der agenten, die drie Zondagen van de 4 missen,
zeer begrijpelijk niet goed te achten. Ik beveel deze zaak dus
in de voortdurende welwillendheid aan en zal gaarne voor
elke uitgave stemmen, die er toe kan leiden verbetering in
deze aan te brengen; daar ik het zeer noodig acht dat de
agenten behoorlijk rust en ook Zondagsrust hebben.