DONDERDAG 27 SEPTEMBER 1900.
79
dergelijke lasterlijke aantijgingen, die het gemeentebelang in
hooge mate benadeelen.
Er is gezegd, dat de slagerijen zoo slecht zijn en dat de
slagers smokkelaars zijn; de uitdrukking is niet van mij, maar
van den heer den Mouter. En menschen, waarvan dit wordt
gezegd, zullen dan de bevoegdheid krijgen in die slagerijen
zonder behoorlijke controle bijv. worst gereed te maken!
Ik zal het hierbij laten.
Ik zal nu eerst in stemming brengen het amendement van
den heer van Hamel, om het abattoir op te richten op het
Schuttersveld.
De heer be Goeje. M. d. V. Ik ben zoowel voor het amen
dement van den heer van Hamel als voor het voorstel van
Burg. en Weth., hoe moet ik dan stemmen?
De Voorzitter. Wel, dan stemt U eenvoudig voor beide
voorstellen. Afgescheiden van het lot dat het amendement te
beurt zal vallen, stemt u als voorstander toch in elk geval
voor ons voorstelmaar het amendement moet eerst in stem
ming worden gebracht. Wordt het aangenomen, dan wordt
dienovereenkomstig ons voorstel veranderd.
Het amendement-van Hamel, in stemming gebracht, wordt
verworpen met 20 tegen 0 stemmen.
Tegen stemmen de heeren de Lange, A. J. van Hoeken ,T.Jz.,
Zaaijer, Fockema, Andreae, Drucker, Zillesen, Dekhuyzen. Kore-
vaar, Juta, L. Driessen, de Vries, van Kempen, van Lidth de
Jende, Siegenbeek van Heukelom, Kaiser, van Dissel, P. J.
v. Hoeken, J. P. J. Driessen, Kerstens en Aalberse.
Voor stemmen de heeren Pera, den Houter, van Hamel,
Hasselbach, de Goeje en van Rhijn.
De heer Kroon verklaart zich buiten stemming te houden.
De Voorzitter. Verlangt nu nog een van de leden het
woord over het voorstel in het algemeen of over een van de
bijzondere punten? Zoo niet, dan wordt het voorstel in
zijn geheel in stemming gebracht.
Het voorstel in zijn geheel wordt aangenomen met 18 tegen
9 stemmen.
Voor stemmen de heeren Zaaijer, Fockema Andreae, Drucker,
Zillesen, Dekhuyzen, Korevaar, Juta, L. Driessen, van Hamel,
de Vries, Hasselbach, de Goeje, van Lidth de Joude, Siegen
beek van Heukelom, van Dissel, Kroon, van Rhijn en Aalberse.
Tegen stemmen de heeren de Lange, A. J. van Hoeken J.Jz.,
Pera, den Mouter, van Kempen, Kaiser, P. J. van Hoeken,
J. P. J. Driessen en Kerstens.
De Voorzitter. Verlangt iemand nog het woord voor deze
vergadering
De heer Pera. M. d. V., ik zou gaarne eene vraag willen
richten aan het hoofd van onze politie. Ik wilde n. 1. vragen,
of onze Burgemeester er niet toe kan besluiten weer te ver
oorloven, dat men des avonds ook langs's Heeren straten mag
gaan met de fiets aan de hand zonder lantaarn? Ik heb ver
nomen, dat in den laatsten tijd verschillende bekeuringen
hebben plaats gehad van menschen, die met de fiets aan de
hand liepen zonder lantaarn. Maar de bezwarendie er tegen
zijnom dat door te voeren zijn kolossaal groot en naar ik
meen is het niet billijk. Het is daarom, dat ik op dit oogen-
blik in den vorm van een verzoek aan den Burgemeester vraag:
laat die bekeuringen niet meer plaats hebben.
In de tweede plaats zou het naar ik meen in 't algemeen
wenschelijk zijn dat het loopen met de fiets aan de hand op
de kleine steenen wordt toegestaan. Ik meendat de fiets ook
het voorrecht mag hebbendat aan alle kinderwagens en kar
retjes is gegund.
Ik zou zoo gaarne willen dat ook voor de rechten van den
fietsrijder wordt gewaakt, want het publiek zelf veroorzaakt
menigmaal ongelukkendoor met de wielrijders geen rekening
te willen houden. De fiets moet nog burgerrecht verkrijgen.
Wanneer een fietsrijder zich in het publiek beweegt, kan bij
gemakkelijk wenden en uitwijken, maar het publiek weigert
in den regel volstrekt eenige notitie van den wielrijder te
nemen. Hij belt, doch men doet eenvoudig of men het niet
hoort en vandaar de meeste ongelukkenmen weigert om
hem eenige ruimte te laten, of een weg voor hem te openen.
Ik herhaal dus mijn vragen: mag men 's avonds ook zonder
lantaarn de stad binnenkomen, mits het rijwiel niet berij
dende, en mag men van de kleine steentjes gebruik maken
wanneer men naast zijn wiel loopt.
De Voorzitter. Het is voor Burg. en Weth. of voor den
Burgemeester niet mogelijk om dispensatie te geven van eene
bestaande verordening, als de verordening dit niet toelaat.
Wanneer de verordening niet deugt, dan moet zij door den
Raad worden herzien. Er kan twijfel bestaan ovei; het antwoord
op de vraag, of een wielrijder, ook al leidt hij zijn rijwiel bij
de hand over de groote steenen, toch licht moet hebben. Doch
zeker mag hij volgens de verordening niet zonder licht rijden
op de kleine steentjes, al heeft hij de fiets bij de hand, want
het wielrijden op de kleine steenen is altijd, met of zonder
licht, verboden. Ik heb echter last gegeven, dat voortaan geene
bekeuring zal worden opgemaakt, als een wielrijder de fiets
zonder licht over de groote steenen aan de hand leidt
Wat is de oorzaak van het strenger toezicht op de wielrijders?
Er is in den Raad eene interpellatie geweest, omdat er zoo
veel ongelukken gebeurden, waardoor nu niet menschen ge
troffen werden die de wielrijders bemoeilijkten, maar menschen,
die zoo kalm mogelijk op de kleine steentjes liepen.
Die ongelukken waren zeer ernstig en alleen veroorzaakt
door het onbesuisd rijden op de kleine steentjes.
Toen is door mij volgens den wensch van den Raad, als
hoofd der politie, order gegeven scherp toe te zien op de
naleving der verordening, waaraan door mij echter werd
toegevoegd de last om steeds het gewone voorschrift op
te volgen, dat bij alle overtredingen zoo mogelijk eerst moet
worden gewaarschuwd en altijd kalm moet worden opgetreden,
v Nu kan ik wel zeggen, dat in de eerste dagen de gegeven
order wat streng is uitgevoerd, te streng naar mijn zin en
in strijd met de door mij gegeven instructie. Ik heb daaraan
dan ook dadelijk toen ik de fiscaliteit bemerkte een
einde gemaakt. Alle bekeuringen die mij te streng, te fiscaal
bleken te zijn heb ik terzijde gelegd, zoodat er niet minder
dan 43 processen-verbaal onvervolgd zijn gebleven en wellicht
nog andere, die door den Ambtenaar van het O. M. bij het
Kantongerecht alhier zijn ter zijde gelegd. Den agenten, die
echter, men moet dit niet vergeten, zeer geplaagd worden,
en ook menschen blijven, is nogmaals bevolen zich kalm te
gedragen en zacht tegenover de burgerij op te treden zooals
dit trouwens hier altijd gebeurt. In het laatste jaar waren
slechts 44 processen-verbaal in zake wielrijden opgemaakt.
Op mijn last is nu ook weer de kalmte bij de agenten in
zake het wielrijden teruggekeerd en wordt niet meer zoo
streng opgetreden. En waar de politie nu met kalmte optreedt,
mag ik ook van de burgerij verwachten, dat zij zal mede
werken om het gezag te handhaven, want ik kan de verze
kering geven, dat wanneer dit niet gebeurt, met alle kracht
daartegen zal worden opgetreden. Het is mogelijk, dat de
verordening op het wielrijden wat gewijzigd zal moeten
worden. Ik geef toe, dat het publiek dikwerf onheusch is tegen
over de wielrijders, wat zeer verkeerd is, want de burgerij
behoort den wielrijders hun genot niet moeilijk te maken of
te bederven, doch ook de wielrijders moeten de voetgangers
ontzien en de verordening naleven.
De heer Pera. Ik heb dus goed verstaan, dat het geoor
loofd is met de fiets de stad binnen te komen van buiten en
door de stad te gaan met de fiets aan de hand langs de
breede bestrating zonder licht?
De Voorzitter. Ja.
De heer Pera. Dat is in ieder geval een belangrijk punt^
De Voorzitter. Maar niet op de kleine steenen, want dan
valt men bovendien nog in eene andere overtreding. Bij
twijfel moet men zich onthouden van bekeuringen te maken,
en het. al of niet geoorloofde van het loopen aan de hand
met de fiets op de groote steenen is dubieus, doch zal niet
meer tot bekeuring aanleiding geven.
De heer Pera. Dank u, M. d. V.
Niemand meer het woord verlangende, wordt de vergade
ring gesloten.
Te Leidenter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.