74 DONDERDAG 27 SEPTEMBER 1900. van Rhijn kan weten hoe men het roodvonk kan krijgen door middel van een brief zelfs op grooten afstand. Dat dus die stof op veertig meter afstand niet schadelijk is, dat stuk geef ik aan den heer van Rhijn te bewijzen. En wat hij zegt over den desinfectieoven op Endegeest", als mocht blijken dat .de nabijheid van wasch- en drooghuis zoo gevaarlijk was ja men kan natuurlijk wel verbranden in plaats van ontsmetten, maar dan kan men dit altijd doen en dan hadden wij den geheelen oven niet noodig gehad. In het betoog van den heer van Rhijn heb ik niet gehad wat ik daarin zoo graag had gevonden: waarom een abattoir dan wel zoo noodig is uit een hygiënisch oogpunt. liet was dan zoo gemakkelijk geweest om er de bezwaren bij aan te knoopen, De heer van Hamel. Een enkel woord, M. d V. In het sectieverslag is ter sprake gekomen de aanschaffing van een destructor. Op bladzijde 30 lees ik: »Een lid drong er op aan, dat indien toch tot den bouw van een openbaar slachthuis zou worden overgegaan, daaraan ook een destructor zou worden verbonden. De prijs van een destructor kon zoo hoog niet zijn"enz. Daarop wordt geantwoord, dat het antwoord van de deskundigen luidt, dat een destructor zou kosten ƒ5000.- a 0000.—. In de Memorie van antwoord van Burg. en Weth. wordt dit bedrag geraamd op l i000,— terwijl mij bij een bezoek, dezer dagen aan het abattoir te Amsterdam gebracht, is ge bleken, dat de destructor zelf slechts zal kosten 1200.— De destructor daar is geplaatst in een zeer eenvoudig doch nieuw gebouw, terwijl een der keurmeesters mij mededeelde dat er 2800 kilo vleesch mede kon vernietigd worden, welke hoeveelheid toen juist in behandeling was. Een destructor van die capaciteit zou dus ook hier ruim voldoende zijn. Wanneer ik het rapport van den heer Paul leg naast dat van den tegenwoordigen Directeur der Gemeentewerken, dan treft mij het groote verschil in prijzen, dat hoofdzakelijk een gevolg is van de hoogere prijzen van bouwmaterialen, ook dat sommige lokalen grooter zullen worden, maar treft mij nog meer, dat in het rapport van den heer Paul als post voor terreinophooging is uitgetrokken 38350,— terwijl volgens de plannen van den heer Broekman voor een slachthuis aan den Maresingel voor fundeering, afwateringswerken, terreinophoo ging, bestrating en afsluiting wordt geraamd 90000, een verschil dus van 52000,— voor een deel wellicht daarnan toe te schrijven, dat op den Maresingel zal moeten worden geheid. De posten zijn ook allen niet goed met elkander te vergelijken. Sommigen zijn nu gecombineerd, andere, vroeger bij de raming van den heer Paul afzonderlijk voorkomende, zijn nu in andere posten verscholen. De slachtplaatsen voor groot en klein vee, door den heer Paul geraamd op ƒ91000,worden nu door den heer Broek man onder den post: «hoofdgebouw" geraamd op 98000. Verder treft het mij ook dat in het rapport van den heer Paul het geheel werd geraamd op f 328000,— waarbij echter was ingesloten 15000als waarde van het terrein. In het rapport van den heer Broekman is die waarde van het ter rein niet in aanmerking genomenzoodat die ook nog bij de som van 400.000.komt. Nu is er dit jaar ingekomen een adres van van den Akker en 72 andere belanghebbenden bij de veemarktwaarin zij er op wijzen, dat de veemarkt veel te klein wordt, ook al heeft men die markt eenige jaren geleden uitgebreid. Gaat men nu tot uitbreiding over, naar de zijde van de St-Aagtenst.raat, dan zal daarmede een uitgaaf van eenige tonnen gemoeid zijn, want men zal dan moeten onteigenen. Of men moet de Lammermarkt uitbreiden en onteigenen naar de Binnenvestgracht. Het eerste is een zoo ontzettend kostbaar plan, dat er absoluut niet aan te denken valt; het tweede zou uitvoer baar zijn en is wellicht ook het eenige uitvoerbare De Voorzitter. Mag ik u uitnoodigen u niet te begeven in zaken die buiten de orde zijn De heer van Hamel. Het is mij alleen te doen, M. d. V., om er even op te wijzen, dat dit adres, ingekomen 9 Aug., dus na vaststelling van het sectieverslag, de zaak in een ander stadium heeft gebracht, en het mij daarom voorkomt, dat het oorspronkelijke plan van Burg. en Weth. om het abattoir te stichten op het Schuttersveld, belangrijk vóór heeft boven het stichten van een abattoir aan den Maresingel De Voorzitter. Eigenlijk behoort dat niet bij de algemeene beschouwingen. De heer van Hamel. In zooverre, M. d. V., dat wanneer LT tot stemming overgaat over het stichten van een abattoir, ik zou willen voorstellen om het abattoir, waarvan ik ook een groot voorstander ben, te stichten waar Burg. en Weth. het aanvankelijk wilden hebbenen waaraan ik zeer de voorkeur geven zou, ook omdat dan daar ook de veemarkt zou kunnen gemaakt worden. Daarom zou ik als amendement willen voorstellen het te stichten abattoir te doen oprichten op het aan de gemeente behoorende terrein van het Schutters veld, kadaster Sectie L, n°. 330, groot 3, IGG0 en 338, groot 2,3200 Hectaren. Ter voorkoming van eene onzuivere stemming, waarvoor ik bang ben, zou ik gaarne zien dat eerst in beginsel werd uitgemaakt de oprichting van een abattoir. Dit is aller minst een voorstel van vijandige strekking, waarom ik in overweging wil geven, wanneer het zoover mocht komen, dat U de stemming splitst en in de eerste plaats een besluit doet nemen over de oprichting van een abattoir, en daarna over de vraagwaar. De Voorzitter. Dat zal dus als amendement worden be handeld zooals wij gewoonlijk doen De heer van Ilamel stelt dus voor: »het te stichten abat toir te doen oprichten op het aan de gemeente behoorende terrein van het schuttersveld." Zou het niet beter wezen als amendement voor te stellen de woorden, die wij gebruikt hebben, eenvoudig te vervangen door schuttersveld De heer van Hamel. Zeker, M. d. V., goed. De heer van Rhijn. M. d. V., ik wenschte nog gaarne mijn collega te beantwoorden. Er is in de stukken gesproken van een mode-kwestie, het geen door de heeren van de vierde sectie teekenachtig is ge noemd. Maar ik voor mij vindt het teekenachtig, dat men uit zulk een eenvoudige en onschuldige uitdrukking munt tracht te slaan om het abattoir te bestrijden. Wat betreft de hygiënische voordeelen, die zijn in de ge wisselde stukken zoo voldoende uiteengezet, dat ik het niet noodig vind daarop terug te komen. Trouwens het is mij niet gebleken, dat de heer den Houter zelf niet van die voor deelen overtuigd is. Wat betreft het rioolstelsel het is inderdaad niet de hoe veelheid vocht, maar de concentratie daarvan, waarop het aankomt. Het afvalwater van de slachtplaatsen komt op be paalde plaatsen in de publieke wateren, en doet daardoor meer kwaad, dan wanneer het zich over grootere uitgebreid heid verdeelde. Tegenover de autoriteit van den heer Bakhuis Roozeboom beroep ik mij op eene mededeeling van den heer Broekman, volgens welke de concentratie zoo sterk is als ik heb aan gegeven. En wat aangaat de vellenplooterijen, ik kan niet toegeven, dat die zoo schadelijk zijn als de particuliere slachthuizen. De hoeveelheid schadelijke stoffen van vellenplooterijen af komstig is betrekkelijk klein in verhouding tot die van de slachterijen. De schadelijkheid van wolpakhuizen zie ik niet in. En nu de schadelijkheid der kleedenklopperij. Welke kleeden worden aan de Heerenpoort geklopt. Naar ik vermoed meest groote kleeden, afkomstig uit groote kamers der gegoede in gezetenen, en die wel om te voren besproken re'denen in den regel geen bacteriën van besmettelijke ziekten zullen bevatten. Wanneer die stof van die kleeden zoo nadeelig was, zouden de dienstboden, die, telkens wanneer zij die kleeden schuieren, veel stof inademen, wel ziek moeten worden. En wat de desinfectieoven betreft. Mijne bedoeling was, dat men kan verwachten dat besmette goederen verbrand worden, wanneer door eenig defect de plaatsing van den oven tijdelijk eenig bezwaar opleverde, of men met zeer hevige besmetting te doen had. De heer Den Houter. Ik dank den heer van Rhijn, dat hij althans begonnen is met zekere hygiënische uiteenzetting; het spijt mij alleen dat hij ook noodig vond den heer Eoc- kema Andreae te hulp te komen waardoor hij zichzelf onver dedigd liet. Het zou den heer Van Rhijn echter zeer moeie- lijk vallen alles te bewijzen wat hij beweerde, maar ik wil gaarne eenige clementie gebruiken en niet te diep op zijne hygiënische beschouwingen ingaan. Gaarne zou ik met mijne eigen bezwaren tegen een abattoir wachten, en eerst hooren wat de voorstanders te zeggen hebben. De heer Pera. Een paar woorden nog naar aanleiding van het gesprokene door den heer Van Rhijn. Toen hij sprak over de groote voordeelen die een slachthuis aan de gemeente zou brengen, dacht ik dadelijk aan de hooge slachtloonen, die hier gevraagd zullen worden in vergelijking met die te Rotterdam en Amsterdam. En waar hij sprak van verontreiniging van den bodem door de particuliere slachterijen, meen ik, dat er genoegzaam op gewezen is hoe deze verontreiniging kan voor komen worden door het aanleggen van een vloer, waardoor al het vuil wordt opgevangen en door de riolen wegvloeit. En waarom moet nu de gemeente in eens zoo veel meer ten koste gaan leggen aan de keuring van vleesch, die reeds met zoo uitnemend resultaat plaats heeft. Hoe dikwerf heb ik niet gevraagd om een nauwkeurig toezicht b. v. op het brood? Maar een onderzoek naar andere levensmiddelen waar aan tot hiertoe niets gedaan wordt, kost altijd te veel. Eindelijk nog dit: De heer Van Rhijn schijnt geen onder-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1900 | | pagina 10