GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
Egbert de Vries.
98
OOEKOMESf STUKKE».
N°. 221. Leiden, den 24 September 1900.
Ter vervulling van de vacature aan de openbare lagere
school der 8e klasse N°. 5, ontstaan door bot verleend eervol
ontslag aan de onderwijzeres Mej. G. Cramer, hebben wij de
eer Uwe Vergadering hierbij eene voordracht aan te bieden,
opgemaakt in overleg met den Arrondissements-Schoolopziener
na ingewonnen bericht van het hoofd der schoolals
1°. M. DIJKHUIS, onderwijzer te Steenwijkerwold.
2°. K. R. PEERLKAMP, onderwijzer te Peize.
8°. H. JANSSONIUS, onderwijzer te Leermens.
Onder mededeeling dat de betrekkelijke stukken ter inzage
van de leden in de Leeskamer zijn nedergelegd geven wij U
in overweging tot eene benoeming over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetb. van Leiden.
N°. 222. Leiden, 22 September 1900.
De Commissie voor de Strafverordeningen, bijna gekomen
aan het einde van hare taak om achtereenvolgens de verschil
lende onderwerpen, bij de Algemeene Politieverordening van
0 Nov. 1879 geregeld, te herzien, heeft zich bezig gehouden
met de artikelen 170 tot en met 188 dier Verordening, welke
het toezicht op de prostitutie regelen.
Het laatst werd in deze zaak eene beslissing genomen in
de vergadering van den Gemeenteraad van 30 Juni 1892. De
Gemeenteraad heeft zich toen met algemeene stemmen ver-
eenigd met het voorstel van Burgemeester en Wethouders
om de bestaande regeling te handhaven en afwijzend te be
schikken op een verzoek van het Hoofdbestuur der Ned. Ver-
eeniging tegen de prostitutie om te besluiten tot verbod van
de bordeelen en tot opheffing van de reglementeering der
prostitutie.
Met belangstelling hebben wij ook nu weder kennis genomen
van hetgeen vóór en na die beslissing van Uwen Raad in
andere gemeenten omtrent dit hoogst belangrijk onderwerp
is voorgevallen en besloten.
Hoewel wij erkennen, dat bij de beoordeeling van dit vraag
stuk velerlei argumenten van zedelijken en maatschappelijken
aard gewicht in de schaal leggen, moet, naar onze meening,
en zoo was ook het standpunt van Burgemeester en Wethou
ders in het jaar 1892 de zaak in de eerste plaats beschouwd
worden uit een sanitair oogpunt, daar de volksgezondheid
daarbij zonder twijfel in groote mate betrokken is.
Aangezien wij ons echter uit den aard der zaak minder
bevoegd moeten verklaren te dezer zake een oordeel te vellen,
hebben wij gemeend ons te moeten wenden tot de Genees
kundige Faculteit der Rijks-Universiteit alhierwier gezag
door Uwe Vergadering zeker niet zal worden betwist, met het
verzoek ons hare meening daaromtrent te doen kennen.
Dit college heeft met de meeste welwillendheid aan ons
verzoek voldaan, en als hare besliste 'meening te kennen ge
geven, dat eene verordening van de strekking, als de hier
thans geldende, in het belang der volksgezondheid behoort
te worden bestendigd.
Mitsdien meeneri wij ons te moeten onthouden van een
voorstel tot wijziging, op dit punt, van de Algemeene Politie
verordening van 6 November 1879, aangezien de artikelen
170188 het onderwerp geregeld hebben, zooals de Faculteit
van Geneeskunde het voor deze gemeente noodig acht.
De Commissie voor de Strafverordeningen
F. Was.
S. J. Fockema Atsidre.'E.
Aan den Gemeenteraad.
dat haar inwonende kleinzoon sinds Augustus dezes jaars
de openbare school 2e klasse voor jongens bezoekt en voor
hem is betaald bet volle schoolgeld over het le kwartaal;
dat zij beleefd verzoekt voor het tijdvak dat de school niet
is bezocht restitutie van het schoolgeld te willen toestaan.
Leiden, 't welk doende,
18 September 1900. Wed. Visser—Felix.
N°. 224. Leiden, 25 September 1900.
Ter vervulling der vacature van 3den onderwijzer aan de
openbare school der 3e klasse n°. 3, hebben wij de eer U, in
overleg met den Arrondissements-schoolopziener, na inge
wonnen bericht van het Hoofd der School, de volgende voor
dracht aan te bieden
1°. G. H. NUESINK, tijdelijk onderwijzer aan de Jongens
school 2e klasse;
2°. A. B. DE ZEEUW, aspirant-onderwijzer te Rijsoord; en
3°. A. L. VAN DER LINDE, onderwijzer te Terbregge.
Onder mededeeling, dat de desbetreffende stukken in de
Leeskamer ter inzage zijn neergelegd, verzoeken wij U tot
eene benoeming over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetli. van Leiden.
N°. 225. Leiden, 25 September 1900.
Onder overlegging van het verzoek van M. M. Kleerkooper,
3e onderwijzer aan de Jongensschool 2e klasse, om ontslag uit
die betrekking, en het daaromtrent uitgebracht advies van
het Iloofd der School, geven wij Uwe Vergadering in over
weging aan M. M. Kleerkooper op zijn verzoek eervol ontslag
te verleenen als 3en onderwijzer aan de Jongensschool 2e klasse,
met ingang van 1 November a. s.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 21 September 1900.
Den Edel Achtbaren Heer Burgemeester van Leiden.
De ondergeteekende heeft de eer UEd. Achtbare te berich
ten, dat er van zijnen kant geen bezwaar bestaat tegen de inwilli
ging van het verzoek van den onderwijzer M. M. Kleerkooper,
om eervol ontslag uit zijne betrekking van 3en onderwijzer
aan de Openbare Jongensschool 2e klasse, tegen den 1 No
vember aanstaande.
J. D. van Wijk,
Hoofd der School.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Achtbare Heeren!
Ondergeteekende, 3e onderwijzer aan de Openb Jongens
school 2e kl alhier verzoekt bij dezen beleefd ontslag uit
zijne betrekking tegen 1 November a. s. wegens benoeming
aan een instituut te Vlissingen.
Onder betuiging van zijne oprechte hoogachting heeft hij
bet voorrecht te zijn.
Uw dienstw. dien.
Leiden, 20 September 1900. M. M. Kleerkooper.
N°. 22G. Leiden, 25 September 1900.
Krachtens Raadsbesluit van 23 October 1895 werd de vis-
scherij in
a. de Vroon wateren;
b. de Boschhuizer watering, de Roomburger molenslootde
Mare van de Singelbrug tot aan de Kwaakbrug en de Slaag-
of Stinksloot van de Haarlemmertrekvaart tot aan de Zijl; en
c. de Haarlemmertrekvaart van bet tolhek tegenover den
Rijnsburgschen Vliet tot den achtkanten watermolen;
gezamenlijk verhuurd aan J. C. Spaargaren, te Oegstgeest,
voor den tijd van 5 jaren, eindigende 31 December van dit
jaar, voor de som van f 1200 's jaars.
Thans heeft de heer Spaargaren ons zijn wensch te kennen
gegeven de pacht dier visscherij onder de bestaande voor
waarden wederom voor den tijd van 5 jaar te continueeren.
Het komt ons voor, dat de thans betaalde pachtsom billijk
is en een hoogere pacht, indien zij al zoude kunnen worden
bedongen, allicht tot uitputting van het vischwater zou aan
leiding geven.
Mitsdien geven wij U in overweging de visscherij in de
bovengenoemde wateren wederom voor den tijd van 5 jaren,
ingaande 1 Januari 1901, onder de hand te verhuren aan .1.
C/Spaargaren tegen een jaarlijksche pacht van f 1200, en
overigens onder de bestaande voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden,
N°. 223. Leiden, 25 September 1900.
Naar aanleiding van nevensgaand verzoek geven wij Uwe
Vergadering in overweging aan de weduwe D. Visser resti
tutie van schoolgeld te verleenen, ten.bedrage van f 1.33,
aangezien haar kleinzoon, wegens vestiging alhier, eerst sedert
21 Augustus de school heeft bezocht en het dus billijk is het
over de maand Juli betaald schoolgeld te restitueeren.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
De ondergeteekende Willemina Felix, weduwe 1). Visser,
wonende Rijn- en Schiekade 106, geeft eerbiedig te kennen:
O