Art. 16. Zij zijn belast met bet onderzoek: a. van gemeente-ambtenaren en bedienden, die ingevolge bet bepaalde sub lil en IV van art. 2 der Verordening van 4 December 1884 (Gem.bl. n°. 5) betreffende het verleenen van pensioen en wachtgeld aan gemeente-ambtenaren en bedienden, aanspraak maken op pensioen b. van werklieden, die ingevolge het bepaalde bij art. 1 der Verordening van 6 April 1893 (Gem.bl. n°. 3) »op het verlee nen van vergoeding aan werklieden in geval van ongelukken" aanspraak maken op eene uitkeenng uit de gemeentekas. Art. 17. De Stadsgeneesheeren zijn voorts belast met al die werk zaamheden, welke hun bij latere verordening of besluit van den Gemeenteraad mochten worden opgedragen. Art. 18. De Stadsgeneesheeren vormen met den Stadsvroedmeester het «College van Stads geneesheeren." Dit vergadert in den regel éénmaal per maand en kiest uit zijn midden een Voorzitter en een Secretaris. Art. 19. liet College van Stadsgeneesheeren dient den Gemeente raad en Burgemeester en Wethouders van advies omtrent alle stukken, welke té dien einde in zijne handen worden gesteld en doet dezen al zoodanige voorstellen, als naar zijn oordeel tot verbetering van den algemeenen gezondheidstoe stand zouden kunnen leiden. Art. 20 Jaarlijks in de eerste helft der maand Februari dient het College bij Burgemeester en Wethouders een verslag in omtrent den openbaren gezondheidstoestand in de gemeente gedurende het afgeloopen jaar. Art. 21. Bij het in werking treden van deze verordening vervallen de verordeningen van 19 .September 1851 (Gem. bl. n°. 4), van 23 September 1854 (Gem.bl. n°. 5) en van 15 April 1871. (Gem.bl. n°. 8). Leiden, 23 Aug. 1900. De commissie tot het ontwerpen en herzien der huishoude lijke verordeningen kan zich zeer goed vereenigen met de alge- meene strekking der ontworpen «Verordening betreffende het verleenen van kostelooze genees- en heelkundige hulp" enz. en met de meeste artikelen van dit ontwerp. Zij veroorlooft zich echter eenige bezwaren, bij haar tegen enkele artikelen gerezen, onder Uwe aandacht te brengen. Art. 3. Het schijnt haar noodeloos en daarom ongewenscht, van de Stadsgeneesheeren een eed te vorderen. De nauwge- zetten zullen hun plicht doen, ook zonder beëediging, en mocht ooit een minder nauwgezet man onverhoopt tot stads geneesheer worden benoemd, dan zal beëediging hem niet tot zorgvuldiger plichtsbetrachting nopen. Art. 4. Met het oog op den spoed, die vaak noodig zal zijn, indien onvermogenden het hier bedoelde bewijs aan vragen nadat zij reeds door een ziekte zijn aangetast, zou het naar het oordeel der Commissie practischer zijn, dat de Burgemeester dit afgaf. Art. 0. De commissie meent, dat de woorden «zoo noodig" liever moeten worden weggelaten. Het komt haar voor, dat de stadsgeneesheeren zich altijd door inzage van het bewijs moeten overtuigen, dat de patient recht heeft op hunne kostelooze hulp. Art. 7. Wellicht zou het duidelijker zijn, en misverstand voorkomen, indien in plaats van „persoonlijk" werd gelezen «door eigen aanschouwing en onderzoek" Art. 9. In de tweede alinea zou de Commissie gaarne de woorden «behooren zij zich te overtuigen" vervangen zien door «moeten zij zich overtuigen"; behooren wijst haars inziens meer op een zedelijken, moeten op een rechtsplicht, en het opleggen van een rechtsplicht is bedoeld. Art. 10 lid 3 schijnt der commissie niet zonder bedenking. Zij neemt aandat enkele malenwaar de toestand van den zieke en de omstandigheden van het gezin dit vorderen van gemeentewege in de verpleging zal moeten worden voorzien. Burgemeester en Wethouders kunnen in die gevallen maat regelen nemen, ook al komt deze zinsnede niet in de veror dening voor. Wordt zij hierin opgenomen, dan zal zij, naar de commissie vreest, weldra leiden tot de noodzakelijkheid van inrichting van eenen gemeentelijken verplegingsdienst. Men moet zich haars inziens van dit waarschijnlijk gevolg, en van de kostendie het zou medebrengen, wel rekenschap

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1900 | | pagina 3