80 zieke te begeven. Indien later geroepen, zal hij zich zoo spoedig mogelijk bij den zieke vervoegen. Hij herhaalt zijne bezoeken zoo dikwijls de toestand van den lijder zulks vordert. Wordt hij bij een onvermogende geroepen uit hoofde van een dezen overkomen ongeluk of tengevolge van een plotse linge verergering van diens ziektetoestand, dan is hij gehou den zich zoowel bij nacht als bij dag aanstonds naar de woning van den zieke te begeven. Ten behoeve van zieken, omtrent wier toestand hij zich niet persoonlijk heeft overtuigd, mogen door hem geen genees- of heelmiddelen worden voorgeschreven. Art. 8. De Stadsgeneesheeren zijn verplicht bij het voorschrijven van genees en heelmiddelen ten behoeve van onvermogenden gebruik te maken van hun te dien einde ter Gemeente- Secretarie verschafte receptpapiertjes. Hunne voorschriften moeten duidelijk leesbaar zijn, naam, voornamen en woonplaats van den patient vermelden en be hoorlijk onderteekend zijn. Bij die voorschriften houden zij zich zooveel mogelijk aan de lijsten en formulae, welke door de Commissie voor de Gemeente-apotheek in overleg met hen worden vastgesteld en telkens na verloop van drie jaar worden herzien. Ai t. 9. Bij het voorschrijven van orthopaedische en verplegings- artikelen zijn de Stadsgeneesheeren verplicht geregeld en nauwkeurig aanteekening te houden van den persoon, aan wien, van den datum, waarop, en van den aard van het voorwerp, dat door hen wordt voorgeschreven. Alvorens de vervanging van- oude door nieuwe artikelen voor te schrijven, behooren zij zich te overtuigen dat het ter vervanging aangeboden artikel hetzelfde isdat laatstelijk door hen werd voorgeschreven en of de vervanging daarvan door een ander noodig is. Art. 10. Wanneer de geneesheer oordeelt dat de aard der ziekte of de armoedige omstandigheden van den lijder een behoorlijke verpleging in eigen woning niet toelatendoet hij hem in het Academisch Ziekenhuis ter verpleging opnemen. Indien de lijder zich zonder gegronde reden tegen de opneming in het Ziekenhuis verzet, geeft de geneesheer daarvan aan den Burgemeester kennis. Eischt de toestand van den zieke verzorging door een ver pleegster. terwijl zijn overbrenging naar het Ziekenhuis niet kan plaats hebben, dan wordt van gemeentewege zoo mogelijk in die behoefte voorzien. Art. 11. De Stadsgeneesheeren stellen zich ter beschikking van den Stadsvroedmeester, wanneer deze hun hulp inroept. Art. 12. Zij mogen de behandeling der zieken niet overlaten aan anderen, behoudens evenwel hunne bevoegdheid om zich in geval van ongesteldheid of afwezigheid door een anderen Stadsgeneesheer of, mits met vooraf verkregen goedkeuring van den Burgemeester, door een anderen geneesheer te doen vervangen. Art. 13. De Stadsgeneesheeren zijn belast met het vaccineeren der onvermogenden en van al diegenen, die gebruik wenschen te maken van de door het Gemeentebestuur ingevolge art. 18 der Wet van 4 December 1872 (Stbl. n°. 134) geboden gele genheid tot kostelooze vaccinatie. Voor zoover de vaccinatie niet aan de woning van den patient behoort te geschiedenregelt het College van Stads geneesheeren de verdeeling dezer taak tusschen de verschil lende Stadsgeneesheeren. Art. 14. Zij verleenen beurtelings ingevolge loting of onderlinge afspraak bijstand aan de Commissie tot onderzoek van Sehut- terplichtigen, bedoeld bij art. 15 der Wet van 11 April 1827 (Stbl. n°. 17). Art. 15. Indien daartoe aangewezen, nemen zij zitting in de Com missies, bedoeld bij art. 1 der Verordening van 5 April 1894 (Gem.bl. n°. 2) betreffende het bewonen van gebouwen, welke als schadelijk voor de openbare gezondheid, voor bewoning ongeschikt zijn, en bij art. 12 der Verordening van 6 Juli 1899 (Gem.bl. n°. 15) »op wegen, lanen, straten enzen wateringen en slooten,"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1900 | | pagina 2