GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
INGEKOMEN STUKKEN.
N°. 212. Leiden, 3 September 1900.
Wij hebben de eer hierbij aan Uwe Vergadering over te
i leggen een door ons, na raadpleging van het College van
Stadsgeneesheeren, ontworpen «Verordening, betreffende liet
verleenen van kostelooze genees- en heelkundige hulp aan
onvermogenden, den dienst der Stadsgeneesheeren en den
werkkring van het College van Stadsgeneesheeren te Leiden,"
benevens de bemerkingen, waartoe dat ontwerp aan de Com
missie voor de Huishoudelijke Verordeningen heeft aanleiding
gegeven.
VERORDENING!, betreffende liet verleenen ran kostelooze
genees- en heelkundige hulp aan onvermogenden,
den dienst der Stadsgeneesheeren en den werkkring
van het College van Stadsgeneesheeren, te Leiden.
Art. 1.
Van gemeentewege wordt kosteloos genees- en heelkundige
hulp verleend aan onvermogende ingezetenen.
Art. 2.
De kostelooze genees- en heelkundige hulp wordt verstrekt
door 6 Stadsgeneesheerendie telkens voor den tijd van
drie jaren door den Gemeenteraad worden benoemd.
Zij oefenen dezen dienst uit, ieder in het hem door Burge-
meester en Wethouders aangewezen stadsgedeelte.
De stad wordt daartoe door Burgemeester en Wethouders,
na raadpleging van het College van Stads-geneesheeren, in zes
afdeelingen verdeeld.
Art. 3.
De Stadsgeneesheeren leggen, alvorens hunne betrekking
te aanvaarden, in handen van Burgemeester en Wethouders
den volgenden eed (of belofte) af
«Ik zweer (beloof), dat ik mij in de uitoefening mijner be
diening van Stadsgeneesheer in allen deele zal gedragen over
eenkomstig de daaromtrent door den Gemeenteraad of door
Burgemeester en Wethouders vastgestelde of later vast te
stellen voorschriften en dat ik de patiënten, die mijn hulp
inroepen, geheel en al volgens plicht en geweten zal behan
delen. Zoo waarlijk helpe mij God almachtig!" (dat beloof ik).
Art. 4.
Ten einde kosteloos genees- of heelkundige hulp te ver
krijgen moet door of van wege den zieke aan den Stadsgenees
heer worden overgelegd een bewijs, afgegeven door Burge-
meester en Wethouders, waaruit blijkt, dat de zieke gerech
tigd is kosteloos genees- of heelkundige hulp te ontvangen.
Art. 5.
Het in het vorige artikel bedoelde bewijs wordt afgegeven
aan ingezetenen, die blijkens een door de betrokken buurt-
comnnssarissen ingesteld onderzoek, niet in staat zijn zich
voor eigen rekening genees- of heelkundige hulp te ver
schaffen.
Het wordt jaarlijks vóór den 'len Mei afgegeven en blijft
gedurende een jaar geldig, tenzij de houder in den loop van
het jaar de gemeente verlaat.
Aan hen, die zich na den len Mei in de gemeente gevestigd
hebben of onvermogend worden, kan ook tusschentijds een
bewijs worden afgegeven.
Art. 6.
De Stadsgeneesheren zijn verplicht zich het in art. 4 ver
melde bewijs zoo noodig te doen vertoonen, alvorens van
gemeentewege genees- of heelkundige hulp te verleenen.
Art. 7.
De Stadsgeneesheeren houden eiken werkdag vóór des
morgens 9 uur gedurende één uur, hetzij in hunne woning,
hetzij in een ander geschikt lokaal in hunne afdeeling, zitting,
om onvermogenden kosteloos van genees- en heelkundige
hulp te voorzien.
Zij stellen voor de patiënten een behoorlijk lokaal als
wachtlokaal beschikbaar.
Wanneer de zieke niet in staat is zich naar de plaats,
waar de geneesheer zitting houdt, te begeven, moet hij het
verzoek om aan zijn woning te worden bezocht vóór des
morgens 9 uur aan het zittingslokaal van den geneesheer
doen bezorgen, in welk geval deze verplicht is zich zoo
mogelijk vóór des namiddags 2 uur naar de woning van den