GEMEENTERAAD YAN LEIDEN
83
INGEKOMEN STIJKKENT.
N°. 204. Leiden, 16 Augustus 1900.
Zooals Uwe Vergadering bekend is, genieten de onderwij
zers, belast met de leiding van het herhalingsonderwijs, eene
jaarlijksche toelage van 300.—, terwijl aan de verdere onder
wijzers en onderwijzeressen, aan wie dit onderwijs is opgedra
gen. jaarlijks ƒ200.wordt toegelegd, welke bedragen niet
voor verhooging vatbaar zijn,
Het komt ons voor, dat deze bezoldiging, met het oog op
de dienstenwelke van die onderwijzers en onderwijzeressen
worden gevergd en het groot aantal dienstjarenwaarop velen
hunner als zoodanig reeds kunnen wijzente gering is. Niet
minder toch dan 4 avonden per week moeten zij bijna geheel
ten behoeve van dit onderwijs beschikbaar stellen, terwijl van
de 10 onderwijzers, thans met dit onderwijs belast, niet minder
dan zeven reeds van 12 tot 18 jaren dienst hebben.
Wij zouden het daarom billijk achten, indien aan de onder
wijzers en onderwijzeressen, belast met het herhalingsonderwijs,
na 3-jarigen en na 6-jarigen dienst telkens eene verhooging
dier toelage van 50.werd toegekend.
Daarvoor zal het echter noodig zijn de verordening van den
llden Januari 1894 te wijzigen.
Inmiddels zijn door ons, in afwachting uwer beslissing,
op de eerlang bij Uwe Vergadering in te dienen begrooting
voor het jaar 1901, bovenbedoelde verhoogingen uitgetrokken.
Op diezelfde begrooting is de jaarwedde van Mej. A. N. Menk-
horst, onderwijzeres in de handwerken aan de school in de
Heerenstraat, thans ƒ200.bedragende, op ƒ300uitge
trokken. Hoewel toch Mej. Menkhorst met de geheele leiding
van het onderwijs in de handwerken aan de school in de
Heerenstraat is belast, en de omvang van hare werkzaam
heden dus weinig verschilt van die eener eerste onderwijzeres,
kon zij nimmer de bezoldiging van eene le onderwijzeres
ontvangen, omdat zij in de verordening tot regeling van de
bezoldiging van het onderwijzend personeel aan de school in
de Heerenstraat onder de onderwijzeressen 2e klasse wordt
gerangschikt. Ook om deze onbillijkheid weg te nemen zal
dus de verordening op dit punt moeten worden gewijzigd, bij
welke gelegenheid zij dan tevens in overeenstemming kan
worden gebracht met het destijds door U genomen besluit om
aan die school een len onderwijzer te verbinden (Zie Ingek.
Stukken van 1899, n°. 49).
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging in be,-
ginsel te besluiten:
1° dat de onderwijzers en onderwijzeressen, belast met het
geven van herhalingsonderwijsna 3 en na G-jarigen diensttijd
telkens eene verhooging van toelage van 50.zullen ont
vangen
2°. dat de onderwijzeres in de handwerken aan de school
in de Heerenstraat zal worden gerangschikt onder de onder
wijzeressen der le klasse en als zoodanig een jaarwedde zal
ontvangen van ƒ300.
Ter uitvoering van dat besluit zullen u dan vóór den aan
vang van den nieuwen dienst de desbetreffende verordeningen
ter herziening worden aangeboden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 205. Leiden, 17 Augustus 1900.
Bij Raadsbesluit van 24 September 1896 werd aan Mej.
W. C. Hepp eervol ontslag verleend als 2e onderwijzeres aan
de School 2e klasse voor Jongens en Meisjes.
In die vacature is nimmer voorzien en dientengevolge aan
de aan die school verbonden 3e onderwijzers de kans tot
promotie onthouden.
Het komt ons billijk en wenschelijk voor, nu deze vacature
weldra 4 jaar heeft bestaan, daarin door de bevordering van
een der 3e onderwijzers weder te voorzien en de alsdan vrij
komende plaats weder onbezet te laten.
Mitsdien hebben wij de eer in overleg met den Arrondis-
sements-schoolopziener en na ingewonnen bericht van het
Hoofd der School, Uwe Vergadering ter vervulling van de
vacature van 2en onderwijzer aan de school 2e klasse voor
Jongens en Meisjes de volgende voordracht aan te bieden
1°. F. H. DUYVERMAN, 3e onderwijzer aan die school;
2°. A. MEERBURG, 3e onderwijzer aan de school der 3e
klasse n°. 4; en
3°. J. Th. RINKEMA, 3e onderwijzer aan de school der
3e klasse n°. 3.
Onder mededeeling dat de desbetreffende stukken in de
Leeskamer ter inzage zijn nedergelegdverzoeken wij U alsnu
tot eene benoeming te willen overgaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 206. Leiden28 Augustus 1900.
Onder overlegging van de ingekomen sollicitatien hebben
wij de eer Uwe Vergadering ter vervulling der vacature van
stads genees- en heelkundige, welke op 1° November zal
ontstaan tengevolge van het aan Dr. G. M. Kruimel verleend
eervol ontslag, de volgende aanbeveling aan te bieden:
10. A. KIST.
20. H. W. BLOTE.
Onder mededeeling, dat de nieuw te benoemen genees- en
heelkundige voorloopig weder alleen belast zal zijn met de
geneeskundige armenpraktijk, op eene jaarwedde van 550.—
geven wij U in overweging thans tot eene benoeming over
te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 207. Leiden, 31 Augustus 1900.
Onder overlegging van nevensgaand verzoek van F.
Korthof, geven wij Uwe Vergadering in overweging aan
adressant terugbetaling van schoolgeld te verleenen voor zijn
beide kinderen over de maand April, ten bedrage van ƒ2.
aangezien deze wegens vestiging in de gemeente het onder
wijs eerst sedert half Mei hebben gevolgd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden27 Augustus 1900.
Aan den Gemeenteraad te Leiden.
WelEdele Heeren!
Ondergeteekende verzoekt u beleefd, of ik niet aanspraak
kan maken op terugbetaling betreffende het betaalde school
geld mijner kinderen;
aangezien mijn zoontje F. G. Korthof den 14 Mei en mijn
dochtertje den 21 Mei hier op school zijn gekomen, bij den
Heer van Dijk, Oude Vest.
Nu was mijn verzoek daar ik den 12 Mei uit Amsterdam
ben gekomen naar hier, heb ik in Amsterdam 3 kwartalen
betaald en hier nu 2 kwartalen, alzoo 5 kwartalen.
U beleefd verzoekende hiervan nota te willen nemen.
Teeken met de meeste hoogachting,
UwEdele dienaar,
F. Korthof, Schelpenpad 11.
Mijn dochtertje G. F. Korthof is nu bij Mejuffrouw Winkler
op de school.
N°. 208. Leiden, 1 September 1900.
Op de begrooting voor het loopende dienstjaar werd een
som van 5000.— uitgetrokken voor de verplaatsing van het
Bureau van Gemeentewerkenterwijl bij Raadsbesluit van
8 Maart 1.1. (Zie Ingek. Stukken n°. 56) andermaal ƒ1400.
ter onzer beschikking werd gesteld voor het maken van een
meer doelmatigen opgang tot het nieuwe Bureau, voor pri
vaten ten dienste van de leden van den Gemeenteraad en
voor een verbinding tusschen de oude Rekenkamer en de
door de verplaatsing van het Bureau van Gemeentewerken
vrijkomende vertrekken.
Bij de begrooting dier werken kon evenwel geen rekening
gehouden worden met de kosten van inrichting van laatst
bedoelde vertrekken. Eensdeels toch was aan die vertrekken
nog geen definitieve bestemming gegeven, anderdeels was
onzeker, wat van het bestaande meubilair van het oude
Bureau van Gemeentewerken voor de inrichting dezer ver
trekken beschikbaar zou blijven. Thans staat vast, dat de
kamer, destijds in gebruik bij den Directeur van Gemeente
werken, zal worden bestemd voor bureau van den Inspecteur
der Bouwpolitie, terwijl het vroegere Bureau van Gemeente
werken door de belastingambtenaren zal worden in gebruik
genomen. Een en ander zal eenige uitgaven medebrengen.
Bovendien moesten ook voor de inrichting van de oude Reken
kamer, zooals zij thans verbouwd is, kosten van inrichting
gemaakt worden.
Alles te zamen genomen acht de Commissie van Fabricage