GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
41
IXGEKOMEJÏ STUKKEN.
No. 119. Leiden, 16 Mei 1600.
In den loop der maand Maart 1897 werd den Inspecteur
der Vee- en Vleeschkeuring en den toenmaligen Gemeente-
architect opgedragen een onderzoek in te stellen naar de
inrichting en de werking van de openbare slachthuizen in eenige
naburige steden van Duitschland, ten einde gegevens te ver
zamelen voor de oprichting van een openbaar slachthuis te
Leiden. Als gevolg daarvan ontvingen wij in September 1897
het «Rapport in zake de oprichting van een abattoir te Leiden",
hetwelk gedrukt aan de leden van den Raad werd toegezonden.
Jn genoemd uitvoerig rapport, dat ook thans nog ter zake
is, leest men op pag. 21 de conclusie: y>dat een abattoir te
Leiden dringend gewenscht isvoorat omdat, ten eerste de
particuliere slachtplaatsen veel te wenschen overlaten en ten
tweede alleen bij het bestaan van een abattoir de vee- en
vleeschkeuring goed kan worden toegepast".
In het rapport zijn, zoowel uit een algemeen oogpunt als
meer speciaal met betrekking tot den toestand te Leiden, uit
voerig de voordeelen, verbonden aan een gemeentelijk slacht
huis, opgesomd en toegelicht, terwijl tevens de argumenten,
welke tegen eene dergelijke inrichting worden aangevoerd,
met zorg werden onder de oogen gezien en weerlegd.
Dat tot nog toe door ons, op grond van het genoemde rap
port, waaraan wij ons in hoofdzaak wenschen te refereeren,
niet een voorstel tot oprichting van een openbaar slachthuis
aan Uwe Vergadering werd ingediend, heeft zijn oorzaak ge
vonden, gelijk U bekend is, in de aanhangige rioleeringsplan-
nen voor de gemeente Leiden.
Bij het onderzoek van de ontwerp-begrooting voor 1899 in
de sectiën van den Gemeenteraad werd op een vraag, hoe
het stond met de plannen voor een abattoir, door ons geant
woord, dat de wijze, waarop het bloed en de andere afval
producten van een abattoir het best zullen worden afgevoerd,
ten nauwste samenhangt met de al oi niet aanneming van in
uitzicht gestelde rioleerplannen, zoodat eerst een beslissing
omtrent laatstbedoelde plannen gewenscht wyas.
Bij het onderzoek van de begrooting van 1900 in de sectiën
van den Gemeenteraad kwam de zaak weder ter sprake. Bij
de behandeling van volgnummer 104, waarbij werd voorgesteld
/"4000.uit te trekken voor een sterilisator ten behoeve der
Vee- en Vleeschkeuring werd eenerzijds van ons de stellige
verklaring verlangd, dat het genoemde voorstel niet de be
doeling had, de oprichting van een slachthuis op den achter
grond te schuiven, terwijl anderzijds, met het oog op de op
richting van nieuwe slachtplaatsen, op een spoedige beslissing
werd aangedrongen, om aan de bestaande onzekerheid een
einde te maken.
Wij hebben toen het volgende geantwoord:
«Het heeft geenszins in onze bedoeling gelegen, zooals trou-
«wens uit de Memorie van Toelichting, naar het ons voorkomt,
«voldoende blijkt, om de oprichting van een abattoir ook maar
«iets langer, dan noodig is, uit te stellen. Wij zijn zoozeer
«van het nut dier oprichting overtuigd, dat een voorstel daar-
«toe U reeds lang zou hebben bereikt, indien niet, wegens
«het nauw verband tusschen beide zaken, een beslissing om-
«trent de rioleering daaraan had behooren vooraf te gaan.
«Ook wij echter achten een spoedige beslissing omtrent de al
«of niet oprichting van een abattoir, ook voor de slagers, zoo-
«zeer gewenscht, dat het ons stellig voornemen is in den loop
«van het volgend jaar een voorstel tot oprichting daarvan bij
»UwTe Vergadering in te dienen, tenzij, indien het groote rioleer-
«plan niet tot uitvoering mocht komen, bij onderzoek mocht
«blijken, dat reiniging der afvalstoffen langs mechanischen J
«of chemischen weg technisch of financieel onuitvoerbaar is.
«Immers, wordt tot een algemeene rioleering in den geest
«van het plan van den Directeur van Gemeentewerken besloten,
«dan kan aanstonds tot de oprichting van een abattoir worden
«overgegaan. En mochten die rioleeringsplannen niet uitvoer-
«baar blijken, dan zal door ons worden onderzocht in hoeverre
«of. het mogelijk en financieel uitvoerbaar is door chemische
«of mechanische reiniging de afvalstoffen van het abattoir on-
«schadelijk te maken. Alleen wanneer dit onderzoek ongunstig
«mocht uitvallen, zouden wij ons onverhoopt genoodzaakt
«kunnen zien het plan tot oprichting van een abattoir te laten
«varen."
De rioleeringsquaestie verkeert in een phase, waarin een
spoedige oplossing voor het oogenblik niet te verwachten is.
De commissie van deskundigen heeft daaromtrent nog geen
rapport ingezonden. Wij zijn van oordeel, dat het niet ge
wenscht is de oprichting van een openbaar slachthuis langer j
op een beslissing daaromtrent te laten wachten.
Daarom hebben wij in verband met onze toezegging, gedaan
in de Memorie van Antwoord op het verhandelde in de secties I
bij het onderzoek der begrooting voor 1900, gemeend nog een
nader onderzoek omtrent deze aangelegenheid te moeten doen
instellen. Als resultaat van dit onderzoek kunnen wij aan
Uwe Vergadering mededeelen, dat de drie deskundigen, in
wier handen het bekende rioleeringsplan is gesteld, aan den
Directeur van Gemeentewerken verklaard hebben, dat het ont
breken van een algemeen rioolstelsel volstrekt geen bezwaar
is tegen de oprichting van een openbaar slachthuis te Leiden,
daar dergelijke kleine hoeveelheden steeds voldoende te zui
veren zullen zijn.
Tevens is ons gebleken, bij een onlangs ingesteld onderzoek
in eenige slachthuizen in Duitschland naar de verschillende
methoden dier reiniging, dat de reiniging van sterk vervuilde
wateren in den laatsten tijd zeer groote vorderingen heeft
gemaakt en dat, wanneer die reiniging langs mechanischen
en biologischen weg plaats heeft, eene methode, welke in
Engeland en Duitschland in de laatste jaren zeer op den voor
grond treedt, er geen twijfel is, of de geringe hoeveelheid
afvalwater, welke door een Leidsch slachthuis zou geleverd
worden, alleszins afdoende kan gereinigd worden.
De reiniging is reeds langs mechanischen weg met geringe
kosten in zeer belangrijke mate mogelijk. Een biologische
reiniging van het mechanisch geklaarde water vordert even
eens weinig exploitatiekosten.
De uitnemende uitkomsten van deze methode hebben ons
geleerd, dat er niet het minste bezwaar tegen is, om het op
die wijze gereinigd water in onze grachten te loozen.
Wijl dus de reinigingquaestie is opgelost, zijn wij van mee
ning, dat met de oprichting van een openbaar slachthuis te
dezer stede niet langer moet worden gewacht. Echter zijn wij
van inzicht veranderd met betrekking tot de plaats, waar het
slachthuis zal moeten verrijzen.
Terwijl in het rapport van den Inspecteur der Vee- en
Vleeschkeuring en van den voormaligen Gemeente-architect
het Schuttersveld als het meest geschikte terrein werd ge
kozen en daarop het abattoir voorloopig ontworpenmeenen
wij dat thans, met het oog op de wijze, waarop de gemeente
zich uitbreidt, het aanbeveling verdient het Schuttersveld vrij
te houden, te meer daar een ander zeer geschikt terrein voor
het abattoir disponibel is. Het komt ons gewenscht voor het
Schuttersveld te reserveeren voor woningbouw. De vestiging
van het openbaar slachthuis op het Schuttersveld zou dat
stadskwartier in de toekomst voor woningbouw minder ge
schikt maken.
De Directeur van Gemeentewerken heeft dus thans het
openbaar slachthuis met koelhuis ontworpen op het voormalige
Raamland aan den Maresingel.
Blijkens het overgelegde rapport van den Directeur van
Gemeentewerken en een nader rapport van den Inspecteur
der Vee- en Vleeschkeuring is- het bedoelde terrein zeer ge
schikt, vooral ook door de nabijheid van den spoorweg naar
de gasfabriek, welke tevens aan het slachthuis dienstbaar ge
maakt kan worden. Tevens blijkt uit die rapporten voldoende,
waarom aan het slachthuis ook een koelhuis moet verbonden
worden.
De begrooting, door den Directeur van Gemeentewerken
opgemaakt, schat de stichtingskosten van een openbaar slacht
huis te Leiden, ingericht naar de eischen des tijds, waarbij
behalve met alle belangen der hygiène ook vooral met die
van de slagers rekening gehouden is, op 400.000.De ra
ming van den voormaligen Gemeente-architect was lager. Een
hooger bedrag is echter noodig in verband met eenige nader
gebleken noodzakelijke verbeteringen van het oorspropkelijk
plan, maar vooral omdat sedert 1897 de prijzen der verschil
lende benoodigde materialen belangrijk zijn verhoogd, iets,
waarmede rekening gehouden diende te worden. De rentabili
teit van het slachthuis loopt daarmede, gelijk uit het vroegere
rapport blijkt, volstrekt geen gevaar. Openbare slachthuizen
(in Duitschland zijn er tharrs ongeveer 750) dekken overal
hunne onkosten, bijna zorrder de vleeschpr ijzen te verhoogen.
De groote wenschelijkheid van de stichting van een open
baar slachthuis wordt allerwege door alle deskundigen erkend,
in het belang van den openbaren gezondheidstoestand, van
de consumenten err van de slagers.
In het uitnemend rapport van den Inspecteur der Vee- ert
Vleeschkeuring alhier, den Heer Dr. D. A. de Jong, zijn de
voordeelen zóó klemmend betoogd, de beweerde nadeelen zóó
afdoend weerlegd, dat wij in herhaling zouden treden, wan
neer wij hierover breedvoerig gingen uitweiden.
Waar zoovele gemeenten in ons land ons reeds voorgingen
in het tot stand brengen van deze zoo hoogst nuttige inl ich
ting zouden wij het niet verantwoord achten, dat onze ge
meente, waar in de laatste jaren betrekkelijk veel tot stand
kwam ten bate van de openbare gezondheid, nog langer
draalde met de stichting van een openbaar slachthuis en
koelhuis.