DONDERDAG 17 MEI 1900. 43
II. Benoeming van een regent van het Gereformeerd Minne-
ol' Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis.
(Zie lng. St. n°. 103).
De Voorzitter. Mag ik de heeren er aan herinneren, dat
't niet is T. Gordon, maar F. Gordon.
Benoemd wordt de heer F. Gordon, met 16 stemmen; 1 stem
is uitgebracht op den heer Mr. O. W. Sipkes, terwijl 4 biljetten
in blanco zijn.
III. Benoeming van een tweeden onderwijzer aan de school
der 3e klasse n°. 3.
(Zie lng. St. n°. 115).
Benoemd wordt de heer J. Huge, met 20 stemmen; 1 stem
is van onwaarde.
De Voorzitter. Ik dank de heeren zeer voor hunne mede
werking.
IV. Verzoek van L. C. Quant, om ontslag als lid der com
missie van toezicht op het Middelbaar Onderwijs.
(Zie lng. St. n°. 90).
De Voorzitter. Indien niemand hierover het woord verlangt,
dan stel ik voor den heer Quant het gevraagd ontslag eervol
te verleenen onder dankbetuiging voor de in die betrekking
aan de gemeente bewezen diensten.
Dienovereenkomstig wordt bij acclamatie besloten.
V. Verzoek van K. Wieringa, om vrijstelling van de betaling
van schoolgeld, Middelbaar Onderwijs.
(Zie lng. St. n°. 101).
VI. Verzoek van P. H. du Oroix, om vrijstelling van de
betaling van schoolgeld, Middelbaar Onderwijs.
(Zie lng. St. n°. 104).
VII. Verzoek van het Bestuur der Vereeniging »Ons Vader
land" tot vrijwillige oefening in den wapenhandel, om het
gebruik van het Gymnastieklokaal der school 3e klasse n°. 2
voor het houden van oefeningen.
(Zie lng. St. n°. 100).
VIII. Voorstel tot vaststelling van een suppletoiren begroo-
tingsstaat voor de kosten van den aankoop van het koffiehuis
»de Pauw" met bij behoorenden tuin en bovenwoning en van
de daaraan grenzende twee winkelhuizen aan den Nieuwen Rijn.
(Zie lng. St. n°. 102 en 105).
IX. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor het
oprichten van een bergplaats van markt materialen aan de
tweede Binnenvestgracht.
(Zie lng. St n°. 108 en 117).
Worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder
hoofdelijke stemming toegestaan, vastgesteld en aangenomen.
X. Verzoek van het Bestuur der Christelijke vereeniging
voor ziekenverpleging »het Diaconessenhuis", om vergunning
tot het dempen van een gedeelte sloot langs den Witten Singel
vóór het terrein kadastraal bekend Sectie M n°. 1635 en 1636,
gemeente Leiden.
(Zie lng. St. n°. 109).
De Voorzitter. Hedenochtend heeft het Bestuur dezer
Vereeniging gevraagd, op grond dat een der bestuurders, de
heer van Kempen, niet in deze vergadering tegenwoordig
zou kunnen zijn, de behandeling van dit punt uit te stellen,
omdat deze er nog iets over zeggen wil. Bij mij bestaat
daartegen geen bezwaar, waarom ik voorstel dit punt van
de agenda van heden af te voeren.
Dienovereenkomstig wordt bij acclamatie besloten!
XI. Verzoek van de Commissie tot regeling der in Juni a. s.
te houden maskerade, tot het doen rooien van hoornen op
het terrein van den Burg.
(Zie lng. St. n°. 116).
De heer van Dissel. M. d. V., ik ben van ochtend op den
Burcht gaan kijken en heb daar de boomen gezien, die dat
ongelukkige teeken hebben, dat zij ten doode zijn opgeschreven.
Als ik mij niet vergis, heb ik er veertien geteld, waaronder
geen enkele kleine; het zijn alle min of meer groote, uitge
groeide boomen, en er zijn werkelijk mooie boomen bij. Voor
deze zou ik een goed woord willen doen om ze te ontdoen van
de witte streep en ze te laten staan. Ik geloof wel, dat dat
kan; wanneer de boomen aan de kanten worden opgesnoeid,
dan kunnen zeer goed eenige boomen worden behouden
terwijl dan toch eene behoorlijke ruimte wordt verkregen,
om zich te bewegen. Er is zoo ruim met de witkwast rond
gegaan, dat ik geloof dat op het genoemde getal wel wat kan
worden ingekrompen.
De Voorzitter. Ik heb ook de zaak in loco persoonlijk
onderzocht. In de voordracht wordt ook opzettelijk niet ge
sproken van een bepaald aantal maar van »eenige boomen."
Ik geloof niet, dat er zooveel met de witkwast zijn aange-
teekend; en er waren er nog meer, die wij meenden dat
konden blijven staan. Ons streven zal natuurlijk zijn zooveel
mogelijk lioomen te behouden; maar wil men de zaak niet
onmogelijk maken, dan moet aan bet verzoek worden vol
daan. liet spijt mij ook eenigszins, maar het uiterlijk aan
zien van den »Burcht" zal er niet door lijden, want die
boomen welke gerooid moeten worden, staan meest aan den
binnenkant, zoodat de buitenrand, welke men van buiten af
zien kan, grootendeels behouden blijft.
De heer De Goeje Mij aansluitende aan hetgeen door den
heer van Dissel gezegd is, heb ik ook een klein verzoek te
doen. Er wordt gevraagd alle overige boomen tot op een hoogte
van zes meter op te snoeien. Nu is er o. a. een boom bij,
waarop mijne aandacht viel, en waarvan ik overtuigd ben
dat hij niet meer dan zes meter hoog is. Wordt die tot op
zes meter hoogte opgesnoeiddan slaat men er alles af wat
er aan is, dus zou men hem dan ook wel kunnen rooien. Ik
wil dat echter aan Burg. en Weth. overlaten.
De Voorzitter. Wij zullen zelf nog eens gaan kijken
alvorens tot de uitvoering wordt overgegaan.
De heer den Houter. Ik merk uit uw antwoord op, Mijn
heer de Voorzitter, dat met opzet wordt gesproken van „eenige
boomen", om zooveel mogelijk dat getal te kunnen beperken.
Maar dan blijft toch het andere bestaan, n. 1. dat de vijf
groote boomen per sé zullen vallen'?
De Voorzitter. Ik geloof, dat die vallen moetenwil men
de zaak niet onmogelijk maken. Maar naar aanleiding van
wat de heer van Dissel heeft gezegddie daaromtrent eene
andere meening heeft, heb ik toegezegd de zaak nog eens
persoonlijk te zullen gaan bekijken. Kunnen een paar van
die boomen gespaard blijven, des te beter.
De heer Pera Ik zal tot mijn leedwezen moeten stemmen
tegen dit voorstel. Toen er gevraagd werd gelegenheid te
hebben tot oprichting van het feestgebouw in het van der
Werffpark, heb ik daartoe van harte medegewerkt; dat Ver
oorzaakt ook wel eenigen tijd last en displeizier, maar dat
terrein komt ten slotte weer in den staat, waarin het is
geweest. Maar ter wille van een feest van zoo korten duur
onzen Burcht, die door de heeren genoemd wordt »den his-
torischen Burcht", zoo te vernielen en er eene ruïne van te
makendat is, naar het mij voorkomt, wat al te veel gevraagd.
Bij een Burcht behooren boomenen wanneer we op dit
oogenblik staan voor de vraag om die weg te nemen voor eene
dergelijke korte pret, dan meen ik, dat wij dat niet mogen
toelaten. Tot mijn leedwezen, zeg ik nog eens, kan ik in dit
geval met. het voorstel van Burg. en Weth. niet meegaan.
De heer Fockema Andreae. Wanneer wij afgaan op de
historische bestemming van den Burcht, dan zou ik zeggen:
bij den Burcht behooren boomen, maar in den Burcht be
hooren ze niet. Dus wat dat betreft zie ik in het rooien vol
strekt geen bezwaar. Ik zou er alleen bezwaar tegen hebben,
wanneer het uiterlijk van den Burcht, van uit de stad ge
zien, er door veranderde, omdat inderdaad die groene bou
quet, die boven de stad uitsteekt, een sieraad van de stad
is. Maar wanneer ik U, M. d. V. wel begrepen heb en mij
eene goede voorstelling van de zaak heb gemaakt, dan zal
dat uiterlijk door het kappen van de boomen niet lijden; dan
zal men op de Hoogstraat en op den Nieuwen Rijn niet
kunnen zien, dat er gerooid is. En wanneer dan Burg en
Weth. nog toezeggen te willen sparen wat te sparen is, dan
zal ik hierover heen stappenal zou ik dat niet doenwan
neer er gevaar voor het uiterlijk van den Burcht aan ver
bonden was, omdat ik vind met den heer Pera, dat wij ons
plantsoen niet kunnen ruïneeren voor eene voorstelling van
korten duur voor een beperkt publiek.
De Voorzitter. Het uiterlijk van den Burcht zal er absoluut
niet onder lijdenop de Hoogstraat en- op den Nieuwen Rijn
zal men daarop hetzelfde gezicht behouden wat men nu heeft.
De heer van Hamel. Ik wil wel bekennen, dat ik, toen ik
het voorstel van Burg. en Weth. zag, aanvankelijk schrikte,
omdat ik vreesde, dat op die wijze op den Burcht onder de
boomen nog al huisgehouden zou worden. Van morgen ben
ik mij in loco gaan overtuigen, en het komt mij nu voor,
dat het verzoek wel kan worden ingewilligd Ik ga dus vol
gaarne mee met het voorstel van Burg. en Weth.
Ik heb ook de boomen geteld en, zooals de heer van Dissel
zegt, er zijn er 14, die gemerkt zijn; 18 blijven er dan over.
Van die 14 te vellen boomen staan er eenige vrij dicht op
elkaar, zoodat wanneer daarvan misschien eenige zouden
kunnen blijven staan, het rooien van de overige aan de over
blijvende hoornen ten goede zou komen. In het midden o. a.