32
keuze kunne doen voor een opvolger van den heer G. F. Alsche
als regent van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis
Die voordracht bestaat uit de Heeren
10 Dr. A. BEETS.
20 Mr. J. C. VAN DER LIP.
Het Bestuur van het H.G. Weeshuis
J. Offerhaus Lzn., Voorzitter.
A. P. M. van Oordt, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester pn Wethouders der Gemeente Leiden.
N°. 84. Leiden, 3 April 1900
Aangezien bij ons college evenmin als bij het hoofd der
school bezwaar bestaat tegen het door J. M. Pos gevraagd
eervol ontslag als onderwijzer aan de school der 3e klasse,
n°. 1, geven wij Uwe Vergadering, onder overlegging der
desbetreffende stukken, in overweging aan J. M. Pos op zijn
verzoek met ingang van 1 Mei a s. eervol ontslag te verlee-
nen uit zijne betrekking van 3en onderwijzer aan de openb.
lagere school der 3e klasse n°. 1.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 2 April 1900.
In antwoord op Uw apostille van 31 Maart jl., waarbij
een verzoek van den onderwijzer J. M. Pos om eervol ontslag
uit zijne betrekking, wegens zijne benoeming tot hoofd eener
school te Bleiswijk, heb ik de eer U te berichten, dat bij mij
geen bezwaar bestaat tegen eene gunstige beschikking op dat
verzoek.
Het hoofd der O. S. 3e kl. n°. 1
A. van der Harst.
Den Heer Burgemeester
der Gemeente Leiden.
Leiden, 29 Maart 1900.
Wegens zijne benoeming tot Hoofd der O. L. S. n°. 2 te
Bleiswijk heeft de ondergeteeketide de eer, eervol ontslag te
verzoeken als onderwijzer aan de 3e kl. School n°. 1 in Uwe
Gemeente tegen 1 Mei 1900.
J. M. Pos
Den Edelachtb. Heer Burgemeester
der Gemeente Leiden.
N°. 85. Leiden, 3 April 1900.
Zooals Uwe Vergadering bekend is, moesten krachtens het
bepaalde bij art. 14 der Wet van 24 Mei 1897 (Stbl. n°. 156)
de verordeningen betreffende de heffing van rechten en loonen
als bedoeld in art. 238 der Gemeentewet, voor zoover voor
onbepaalden tijd goedgekeurd, vóór den l»1»" Januari 1900
worden herzien en opnieuw vastgesteld
Het gevolg daarvan was dat het departement van Binnen-
landsche zaken zoozeer met werk overkropt werd, dat vele
der in de 2e helft van 1899 ingezonden verordeningen niet
behoorlijk meer konden worden onderzocht en slechts voor één
jaar, nl. tot 31 December 1900 werden goedgekeurd, ten einde
te voorkomen, dat de desbetreffende heffingen zouden moeten
vervallen.
Thans is door den Minister van Binnenl. Zaken aan Gedepu
teerde Staten der provinciën verzocht te willen bevorderen
dat laatstbedoelde verordeningen, welke dus in den loop van
het jaar 1900 weder moeten worden vastgesteld, tijdig worden
ingezonden, ten einde een behoorlijk onderzoek aan het depar
tement mogelijk te maken. In verband hiermede hebben
Gedep. Staten dezer provincie ons verzocht bedoelde verorde
ningen vóór of uiterlijk 15 Mei e. k. aan hen te doen
toekomen.
Termen om die verordeningen thans weder te wijzigen
kunnen er uit den aard der zaak niet bestaan.
Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging wederom
tot de ongewijzigde vaststelling der na te noemen verordeningen
over te gaan:
Verordeningen, regelende de heffing en invordering van een
keurloon van visch te Leiden (Opgenomen in Gem. BI. n°. 24
van 1899).
Verordeningen, regelende de heffing en invordering van eene
belasting onder den naam van «Havengeld" in de gemeente
Leiden (Gem. BI. n°. 25 van 1899).
Verordeningen, regelende de heffing en invordering van eene
belasting onder den naam van «Liggeld" in de gemeente
Leiden. (Gem. BI. n". 26 van 1899).
Verordeningen, regelende de heffing en invordering van
schoolgeld op de openbare bewaarscholen te Leiden. (Gem.
BI. n°. 27 van 1899).
Verordeningen, regelende de heffing en invordering van
schoolgelden aan de openbare scholen voor Lager Onderwijs,
te Leiden (Gem. BI. n°. 28 van 1899).
Verordeningen, regelende de heffing en invordering van
schoolgelden aan het Gymnasiumde Hoogere Burgerschool
voor Jongens en de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, te
Leiden. (Gem BI. n°. 29 van 1899).
Verordeningen, regelende de heffing en invordering van
schoolgeld aan de gemeentelijke Kweekschool voor Onderwijzers
en Onderwijzeressen te Leiden. (Gem. BI. n°. 30 van 1899).
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 86. Leiden5 April 1900.
Wij hebben de eer Uwe Vergadering mede te deelen, dat de
Commissie van Fabricage geen bezwaren heeft tegen de in
williging van nevensgaand verzoek van J. Turion en J. A. C.
Nuy om vergunning tot het dempen van een gedeelte sloot
langs den Hoogen Rijndijk, ter lengte van ongeveer 45 Meter,
gelegen vóór het kadastrale perceel Sectie M. n°. 1795, ge
meente Leiden, mits aan de vergunning de gebruikelijke
voorwaarden worden verbonden.
Ons vereenigende met haar advies geven wij Uwe Verga
dering in overweging aan J. Turion en J. A. C. Nuy te Rot
terdam behoudens de rechten van derden, vergunning te
verleenen tot demping van een gedeelte sloot langs den Hoogen
Rijndijk, ter lengte van 45 Meter, gelegen vóór het ka
dastrale perceel Sectie M. n°. 1795, gemeente Leiden, onder
de navolgende voorwaarden:
1°. dat dat gedeelte der sloot worde ontdaan van bodem
en drijfvuil en aangevuld met zuiver zand tot nader door
Burg. en Weth. aan te geven hoogte
2°. dat over de lengte van het gedempte gedeelte een riool
worde gelegd, van cementen bodemstukken en kruinstukken,
inwendig wijd 46 bij 60 c.M., op een doorgaande grondplank,
en met de kruin binnenwerks op 35 c.M. N. A. P.;
3°. dat het gedempte gedeelte aan weerszijden worde afge
sloten door een houten schoeiing, voorzien van een ijzeren hek;
4°. dat het riool worde voorzien van 3 gemetselde ruim-
damkasten van klinkers in sterke trasspecie, met eene inwen
dige wijdte van 1.50 x 0.60 x 1.20 M., een wanddikte van
I j steen en een bodemdikte van 4 gemetselde lagen, af te
dekken met hardsteenen dekstukken;
5°. dat tot afvoer van hemelwater 2 gegoten ijzeren straat-
kolken worden aangebracht van het model bij de gemeente in
gebruik en deze door middel van verglaasd Engelsch aarden
buizen, inwendig wijd 20 c.M. met het cementen riool worden
verbonden, een en ander volgens nadere aanwijzing van Burg.
en Weth.
6°. dat het materiaal eigendom worde van de gemeenteen
deze bevoegd zal zijn in de ligging van het riool ten allen
tijde zoodanige wijzigingen te brengen als noodig zullen blijken;
7°. dat de grond van adressanten van den gemeentegrond
worde afgescheiden ter halver breedte van de gedempte sloot
door een ijzeren hek op steenen voet, volgens door Burg. en
Weth. goedgekeurde teekening en constructie, tenzij adres
santen het gedeelte der gedempte sloot dat hun toebehoort,
kosteloos aan de gemeente in eigendom afstaan
8°. dat het gedeelte sloot dat gemeente-eigendom wordt, be
hoorlijk begrind worde opgeleverd;
9°. dat alle werken ten genoegen van Burg. en Weth. wor
den uitgevoerd en onderhouden
'10°. dat daags vóór den aanvang der werkzaamheden daar
van zal worden kennis gegeven op het Bureau van Gemeente
werken
11°. dat de vergunning vervalt, wanneer daarvan vóór 1
Augustus a. s. geen gebruik is gemaakt.
Voor zoover het adres betrekking heeft op het bouwen der
woningen aan den Hoogen Rijndijk en het Utrechtsche Jaagpad
is daarop ingevolge de Bouwverordening door ons college
beschikt.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan H.H. Burgemeester en Wethouders
der Gemeente Leiden.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen ondergeteeken-
den J. Turion en J. A. C. Nuy, wonende Rotterdam, Agniese-
straat N°. 142;
dat bij besluit van 18 Januari 11. uw College heeft beschikt
de door hen ingediende plannen tot bouwen van acht woon
huizen aan den Hoogen Rijndijk en elf woonhuizen aan het
V