-23 hoewel zeer betreurende dat de gezondheidstoestand van Mej. Vlaanderen langzamerhand van dien aard is geworden, dat zij zich tot dezen stap verplicht ziet, hiertegen geen bezwaar kan inbrengen. De datum, 15 Maart, behoeft niet vervroegd, daar dan het proefwerk in de Ode klasse, waar zij werkzaam is, ten einde is, Hoogachtend heb ik de eer te zijn. Uwe dw. dienesse C. E. Maclaine Pont, Hoofd Meisjessch. Ie hl. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Johanna Vlaan deren, eerste onderwijzeres aan de openbare school der 1ste klasse voor Meisjes alhier, dat zij uit hoofde van lichaamsge breken ontslag vei'zoekt tegen 15 Maart a. s. Hetwelk doende enz. Leiden, 18 Februari 1900. J. Vlaanderen. N°. 51. Leiden, 22 Februari 1900. Wij geven Uwe Vergadering in overweging gunstig te be schikken op nevensgaand verzoek van Mevrouw C. J. Lee— van Wijk om restitutie van het door haar over de maand Maart betaalde schoolgeld voor drie leerlingen van de open bare^ scholen der 1ste klasse, tot een gezamenlijk bedrag van ƒ12.50, aangezien deze leerlingen, wegens terugkeer naai' lndië, einde Februari de school zullen verlaten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 17 Februari 1900. De ondergeteekende heeft, de eer zich tot U te wenden met, de mededeeling, dat zij, volgens bijgevoegde kwitantiën het schoolgeld over het derde kwartaal (Januari—Maart) voor drie kinderen, die de Openbare Scholen der 1ste klasse be zoeken heeft betaald dat die kinderen bij het einde der maand Februari de school zullen moeten verlaten wegens terugkeer naar lndië; dat zij om die reden de vrijheid neemt zich tot U te wenden met het verzoek dat het betaalde schoolgeld over de maand Maart haar worde gerestitueerd. Mevrouw C. J. Lee -van Wijk. Rijn en Schiekade 104. Aan den Raad der gemeente Leiden. 52. Leiden, 23 Februari 1900. Wij hebben de eer U hierbij over te leggen eene door de Commissie van Fabricage ingediende lijst van op de Stads- timmerwerf aanwezige voorwerpen en materialen, welke, als niet meer dienstig, buiten gebruik zijn gesteld. Wij geven Uwe Vergadering in overweging tot den open haren verkoop dier voorwerpen en materialen te besluiten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°- 53. Leiden, 24 Februari 1900. Naar aanleiding vari nevensgaand adres van den Raad van Administratie dei' Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij, houdende verzoek om een door hem ingediend plan voorden bouw van een wachterswoning aan de Haarlemmertrekvaart alsnog te willen goedkeuren, hebben wij de eer Uwe Verga dering mede te deelen, dat ons college verplicht was zijne goedkeuring aan het plan te onthouden, aangezien dit, zooals trouwens reeds uit het ingediende request blijkt, op tal van punten afwijkt van de bepalingen der Verordening op het Bouwen en Sloopen eri dispensatie van die bepalingen bij de verordening niet is toegelaten. I hans wendt adressant zich tot Uwe Vergadering, om alsno»' dispensatie dier bepalingen te erlangen. Waar nu evenwel de verordening aan den Raad, evenmin als aan ons college, de bevoegdheid toekent om ontheffing van de hierbedoelde bepalingen te verleenen, zal ook Uw college verplicht zijn afwijzend op het verzoek te beschikken. De Raad toch, evengoed als ieder ander, is aan de eenmaal door hem vastgestelde verordeningen gebonden, zoolang in die verordeningen niet langs wettelijken weg wijziging is gebracht. Slechts in één geval is de gemeenteraad niet alleen bevoegd maar zelfs verplicht afwijking zijner verordeningen toe te staan, namelijk indien een beroep kan worden gedaan op art. 1 der wet van 23 Mei 1899, Stbl. n°. 129, »tot opheffing van be lemmeringen bij de uitvoering van werken, ;n het openbaar belang bevolen of ondernomenuit bepalingen van verorde ningen voortspruitende." Daartoe is evenwel een vereischte, dat het werk, in strijd met de verordening uit te voeren, noodig is. Dit nu is i. c. zeker niet het geval. Zonder bezwaren toch kan de Holl. IJzeren Spoorwegmaatschappij op de aan gegeven plaats eene wachterswoning oprichtenwelke in alle opzichten aan de bepalingen onzer bouwverordening voldoet. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging afwij zend op het verzoek te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de Raad van Administratie der Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij, dat hij op zijn hierbijgaand verzoek dd. 2 November 1899 N°. 5572 W, om vergunning tot het bouwen van eene wach terswoning N°. 51A bij K. M. 44,716 van den spoorweg Am sterdamRotterdam, aan den weg langs de Haarlemmer Trekvaart, volgens het hierbijgaand bestek N°. 809 met con structie- en situatieteekeningenvan heeren Burgemeester en Wethouders Uwer Gemeente de afwijzende beschikking dd. 8 November 1899 heeft ontvangen; dat wel is waar de in bestek en teekening aangegeven hoogte van het trasraam, dikte der buitenmuren en der balkdragende binnenmuren, breedte van de trap, toegang gevende tot de kamer boven den kelder en hoogte tusschen vloer en balklaag van genoemde kamer, met voldoen aan de betrekkelijke bepalingen Uwer verordening op het bouwen en sloopenterwijl het niet de bedoeling is onder de houten vloeren steenen vloeren te maken; dat echter de betrekkelijke bepalingen Uwer verordening op het bouwen en sloopen blijkbaar zijn vastgesteld met betoog op de oprichting volgens de bij bouwondernemers gebruike lijke constructies van rijen woningen op niet of met slechts weinig zand opgehoogde!) klei- of veengrond; dat de door hem bedoelde woning moet komen buiten de bebouwde kom der Gemeente, vrijstaande op eene zandop- hooging van ongeveer 3,50 M. jlat de voorgestelde constructie met een trasraam hoog 0.59 M., buitenmuren van twee halfsteensmuren met spouw wijd een halven steen, steunmuren tot dracht der balklagen, trap naar de opkamer buitenwerks wijd 0.80 M,, hoogte der opkamer ad 2.17 M. en houten vloeren op 0.20 M. afstand der zandophooging, alleszins voldoende en gedeeltelijk zelfs beter mag worden beschouwd dan eene constructie naar de minimum-eischen Uwer verordening; dat bestek en teekeningen blijkens het onderschrift door Zijne Excellentie jien Minister van Waterstaat Handel en Nijverheid dd. 17 Augustus 1899 werden goedgekeurd, als aangevende de bij de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maat schappij gebruikelijke constructie voor eene reeks van wach terswoningen in verschillende gemeenteno. a. voor de aan liggende woning N°. 51 dat de letterlijke opvolging Uwer verordening tot onnoodige uitgaven zou leiden, waarvoor eerst weder de goedkeuring van genoemden Minister zou zijn te vragen redenen waarom hij F wen Raad verzoekt om hem voor deze gebruikelijke en gewenschte constructie, alsnog onder afwijking van Uwe verordening, goedkeuring op het plan te verleenen. 't Welk doende, de Raad van Administratie voornoemd, het Gedelegeerd Lid R. van Hasselt. Amsterdam, 29 Januari 1900. 4 bijlagen. N° 468. W. 37W 54. Leiden, 24 Februari 1900. Blijkens een door den Minister van Justitie aan den Minister van Binnenlandsche Zaken gericht schrijven, door den Com missaris der* Koningin in de provincie Zuid-Holland ter ken nis gebracht van de Burgemeesters in dit gewest, acht eerstgenoemde het wenschelijk, »dat zich in iedere gemeente «minstens één lokaal bevinde, waarin een van misdrijf ver- »dacht en aangehouden persoon op behoorlijke wijze kan «worden gehuisvest. »Dit lokaal moet behoorlijk geventileerd en des winters bij «strenge koude verwarmd kunnen worden en als de aange- «houdene verplicht is den nacht in het lokaal door te bren- »gen, inoet hem een legerstede met matras en behoorlijke

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1900 | | pagina 3