GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. Tit. B. van Wettum. l\liKKOnK\ STUKKEN". N°. 35. Leiden, 5 Februari 1900. Opnieuw werd om advies in onze handen gesteld het door den heer A. J. van Hoeken J.,lzn. ingediende voorstel tot wijziging der Verordening op de heffing van eene plaatselijke directe belasting, waarvan de behandeling in Uwe Vergadering vaii 1 Dcc. 1898 werd aangehouden. De laatstelijk gewisselde stukken het verslag van Burg. en Weth van 28 Dec. 1899 (Ing. Stukken 1900 n°. 5) en de nota van den heer van Hoeken van 15 Jan. 1900 (I St. n°. 22) zijn door ons met alle aandacht overwogen. Doch daardoor is geene wijziging gekomen in het gevoelen, neergelegd in ons vorige advies van 8 October 1898 (Ing. St. 1898 n°. 239). Wij blijven van meening, dat aan het voorstel Van den heer van Hoeken, al moge het in het algemeen wenschelijk kunnen genoemd wordenernstige bezwaren zijn verbondendie de aanneming stellig moeten doen ontraden. Naar aanleiding van het bemiddelend voorstel, destijds door ons gedaan, heeft Uwe Vergadering op 1 Dec. '1898 Burg. en Weth. uitgenoodigd eene proef te nemen, waardoor de belasting schuldigen in de gelegenheid zouden worden gesteld tot schrif telijk beklag tegen een door Burg. en Weth. verhoogden aanslag. Aan die uitnoodiging hebben Burg. en Weth. wel willend gevolg gegeven. De daarmede verkregen uitkomsten doen ons den wensch uitsprekendat die proef in 1900 worde herhaald. Het is immers.gebleken, dat er onder de belasting schuldigen, die zich na ontvangst der kennisgeving van ver hoogden aanslag tot Burg. en Weth. wendden, een niet geheel onbelangrijk aantal waren, wier aanslag tot het oorspronkelijk door hen opgegeven cijfer werd teruggebracht. En nu moge het waar zijn, dat een deel hunner, door de aangifte uitvoeriger toe te lichten of door een mondeling onderhoud met Burg en Weth. te verzoeken, den verhoogden aanslag had kunnen voorkomen, dit is geen reden hun niet nog eene gelegenheid te openen, het verzuimde te herstellen. De arbeid, die door de behandeling der schriftelijke mede- deelingen van Burg en Weth. wordt gevergd, is niet boven matig groot. Hierop leggen wij den nadruk. De voorbereiding van het kohier legt eene omvangrijke en moeilijke taak op het, cbllege van Burg. en Weth., en niet gaarne zouden wij die taak belangrijk verzwaard zien. Doch het lezen der inge komen brieven heeft in 1899 niet meer dan 4 x 3| uren gekost. En nu vertrouwen wij, dat Burg. en Weth., bij de vele moeite, die zij zich te dezen getroosten, tegen dit offer van tijd ook in het vervolg niet zouden opzien. Bovendien komt het ons voor, dat de tallooze antwoorden, waarvan de inhoud zóó on beduidend is, dat ze «eenvoudig ter zijde gelegd kunnen worden" niet in de vergaderingen van Burg. en Weth. be hoeven te worden gelezen en behandeld. Dat de kennisgevingen van verhoogden aanslag inderdaad meer ontstemming zouden teweegbrengen dan de aanslagbil jetten zelve, die den verhoogden aanslag bevatten, komt ons minder waarschijnlijk voor, dan dat de ontstemming thans meer dan vroeger aan Burg. en Weth. is gebleken. Die ont stemming te doen verdwijnen zal onmogelijk wezen, zoolang er belastingschuldigen zijn, die, te goeder of te kwader trouw, het aangiftebiljet niet volledig of niet juist invullen. Overigens betreuren wij het in hooge mate, dat in de antwoorden soms een onwelwillende of onwellevende toon is aangeslagen jegens Burg. en Weth., die te dezen in het algemeen belang een tijdroovenden en weinig aangenamen arbeid hebben te ver richten, welken de belastingschuldige burgerij veeleer moest waard eeren. In Uwe Vergadering van 1 Dec 1898 werd de wensch uit gesproken, dat de te nemen proef over ten minste twee jaren zou loopen. Wij zouden, met de ervaring van'1899 voor oogen, meenen, dat daartoe alleszins aanleiding bestaat, en hopen, dat Burg. en Weth. geen bezwaar zuilen maken in 1900 op dezelfde wijze voort te gaan. Wij geven U dus in overweging: 1° Burg. en Weth. uit te noodigen, met voortzetting der in 1899 genomen proef, ook bij de behandeling van het kohier der plaatselijke directe belasting over 1900, in geval van toe passing van art. 15 der Verordening den belastingschuldige in de gelegenheid te stellen, schriftelijk zijn bezwaren in te brengen en wanneer daartoe naar hunne meening aanleiding bestaat, den reclamant nog nader mondeling te hooren; 2° Burg. en Weth. uit te noodigen, van den uitslag dezer proef mededeeling te doen aan den Raad; 3° de behandeling van het voorstel van den heer van Hoeken inmiddels aan te houden. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. i N*j. 36. Leiden, G Februari 1900. Onder overlegging van nevensgaand verzoek van F. van der Kloot, tegen welks inwilliging bij ons geenerlei bezwaar be staat, geven wij Uwe Vergadering in overweging te besluiten het perceel Lokhorststraat 20, met ingang van 15 Maart a. s. wederom voor den tijd van één jaar te verhuren aan F. van der Kloot, alhier, voor de som van f 100.per jaar, en voorts onder de bestaande voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan Edelachtbare Heeren Burgemeester en Wet houders der Gemeente Leiden. Geeft met gepasten eerbied te kennen: F. van der Kloot, Lange Dietsteeg, alhier; dat hij, onder dezelfde voorwaarden, in huur wenscht te behouden het perceel Lokhorststraat n°. 20, bij hem in gebruik zijnde als kaaspakhuis. Weshalve hij UEdelachtbaren verzoekt hieraan Uw goed keuring te hechten. Hetwelk doende enz. F. van der Kloot. Leiden, 29 Januari 1900. N°. 37. Leiden5 Februari 1900. De Commissie van Financiën beeft de eer U mede te deelen, dat zij tegen den in hare handen gestelden staat van af- en overschrijving van de dienstdoende Schutterij, dienst 1899, geene bedenkingen heeft. Zij stelt U derhalve voor tot voorloopige vaststelling van dien staat over te gaan. Aan den Gemeenteraad. De Comm. van Financiën. N°. 38. Leiden5 Februari 1900. Wij hebben de eer U hierbij aan te bieden een staat van belastingschuldigen voorkomende op het kohier der plaatselijke directe belasting, dienst 1899, die de gemeente hebben ver laten of overleden zijn. Wij stellen U voor afschrijving te verleenen op de aanslagen tot de bedragen, in kolom 11 van dien staat vermeld. Aan den Gemeenteraad, Burg. en Weth. van Leiden. N°. 39. Leiden0 Februari 1900. Wij hebben de eer Uwe Vergadering hierbij over te leggen een vierde lijst van reclames tegen de kohieren der plaatselijke directe belasting over 1899 (le en 2e suppletoire kohieren). Overeenkomstig ons in die lijst opgenomen advies stellen wij U voor te handhaven de aanslagen vanG. J. Koolemans Beynen (270) en K. A. Rombach (271); en te verminderen de aanslagen van W. J. M. Borst Pauwels (268) met, f 14.44; J. A. Kwisthout (272) met ƒ3.79 en F. Pau- lides (269j met ƒ0.81. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 40, Leiden, 8 Februari 1900. Wij geven Uwe Vergadering in overweging gunstig te be schikken op het hierbijgaand verzoek van Th. B. van Wettum, om vrijstelling van de betaling van schoolgeld over het eerste kwartaal van den loopenden cursus voor zijn pupil J. van Konijnenburg, die sinds 8 Januari als leerling tot de Hoogere Burgerschool voor Jongens is toegelaten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Dr. Th. B. van Wettum, Leeraar ll.B. S., dat zijn pupil Johan van Konijnen burg sedert 8 Jannari 1900 leerling is geworden van de Hoo gere Burgerschool dezer Gemeente reden waarom hij verzoekt om vrijstelling van betaling van schoolgeld over het eerste kwartaal, 1 September tot 1 Decem ber 1899. 't Welk doende van Uw EdelAchtbaar College de dw. dn. Leiden, 4 Februari 1900.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1900 | | pagina 1