10
DONDERDAG 25 JANUARI 1900.
disciplineerden en ongedisciplineerdende laatsten zijn de j
Boeren. Maar ik moet er wel even op wijzendat er hoege
naamd geen sprake van kan zijn, dat de Boeren niet gedisci
plineerd zijn; zij hebben de hoogste discipline, die maar te
bedenken is. Ik weet heel goeddat Prof. Fockema Andreae
het zoo niet bedoelt, maar daar even op attent te maken,
achtte ik niet geheel onnoodig. De ongewoon tactvolle wijze,
waarop ieder daar zichzelf weet te besturen verdient de hoogste
bewondering.
De heer Fockema Andre.e. Ik ben dat natuurlijk volkomen
eens met den heer Pera Maar wij wetenwanneer een officier
zegt, dat hij niet heeft aan ongedisciplineerden, dat hij daar
mede bedoelt hendie niet geruimen tijd hebben doorloopen
de militaire school.
De Voorzitter. Indien niemand meer het woord wenscht
te voerendan stel ik voor deze zaak in eene volgende ver
gadering tot beslissing te brengen.
De heer van Dissel. Mogen wij dan nog hopen, dat door
het Dagelijksch Bestuur omtrent de kosten en omvang van deze
zaak inlichtingen zullen gegeven worden? Anders vrees ik,
dat wij ons kruit weer doelloos verschieten zullen, en wanneer
we goede scherpschutters willen worden, dan moeten we
daarop passen.
De Voorzitter. Burg. en Weth. zien nooit tegen moeite
op; en het is een punt, dat mij zelf veel belangstelling
inboezemt, als het uitvoerbaar is. Maar voor mij staat niet
vast, dat dit ligt op den weg van het Gemeentebestuur. Ik
voor mij had aanvankelijk gedacht, dat het beter zou wezen
als deze zaak van particulieren uitgingen het Gemeente
bestuur op de eene of andere manier de middelen verstrekte
om de zaak te steunen.
De heer van Dissel. Maar ik vermoed, dat we anders op
een volgende vergadering nog niet tot eene beslissing zullen
komen.
De Voorzitter. Een onderzoek naar de kosten en plannen
van uitvoering zal van langen adem wezen. En nu meenden
wijdat we ons die moeite konden besparen totdat de Raad
de wenschelijkheid op zichzelf zou hebben uitgesproken.
De heer Pera. Mag ik dan even eene vraag doen? Het kan
toch niet verplichtend gesteld worden. Dus in ieder geval
zou vari beteekenis kunnen wezen, welke animo er is. Men
kan wel zeggen: wij zullen dit of dat doen, maar als we
hoegenaamd niet weten welke deelneming er zal zijn, valt
het toch moeilijk er over te beslissen.
De Voorzitter. De Raad dient eerst uit te spreken de
wenschelijkheid dat de zaak worde geëntameerd en wel van
gemeentewege. Dan komt de mogelijkheid van uitvoering.
Het is nog de vraag of de Raad zoover zal willen gaan als
de heer Fockema Andreae wenscht. Om jongens van 11 jaar
bijv. een Flobert in handen te geven, daartegen kunnen van
verschillende zijden bezwaren rijzen Voor leerlingen van gym
nasium en hoogere burgerschool zou ik het zeer toejuichen.
Naar al die moeilijkheden kunnen wij echter geen onderzoek
instellen alvorens de Raad eerst eene beslissing heeft genomen
over de vraag, of deze zaak ligt op den weg der gemeente
en of zij in het algemeen wenschelijk is.
De heer Drucker. Ik wensch nog even terug te komen op
hetgeen door den heer van Dissel is gezegd. Ik geloof dat het
moeielijk zal gaan eeist te beslissen over de wenschelijkheid,
en dan in een tweede periode te gaan spreken over de uit
voerbaarheid. Dat het in het algemeen wenschelijk is de
volksweerbaarheid te vermeerderen, zal wel door ieder worden
toegegeven. Maar de vraag is, of dit doel langs dezen weg
kan worden bereikt zonder op onevenredige kosten en bezwaren
te stuiten. Ik geloof dat voor velen, althans voor mij, de be
slissing over hun uit te brengen stem daarvan afhangt. Wat
zal nu het, gevolg zijn van de voorgestelde wijze van werken
Eene min of meer vluchtige bespreking, of de noodzakelijk
heid voor ons allen een nauwkeurig onderzoek te gaan in
stellen. Ik voor mij geef de voorkeur aan een voorafgaand
onderzoek door een College, dat altijd bereid is zich daarvoor
beschikbaar te stellen, het College van Burgemeester en Wet
houders.
De Voorzitter. Maar dan is de motie reeds aangenomen.
Waarover discussieeren wij hiér? Wij houden alleen deze be
raadslaging om de verschillende gevoelens eens te hooren.
Maar ik heb uitdrukkelijk op den voorgrond gesteld, dat wij
thans geene beslissing behooren te nemen. Waarom willen
Burg. en Weth. niet eerst een rapport uitbrengen? Omdat
de vraag nog moet worden beantwoordof het wel op den
weg der gemeente ligt, in den geest der motie te handelen.
Dat is eene theoretische quaestie, en mijns inziens ook eene
hoofdzaak. Er zijn eene massa wenschelijke zaken waarbij ook
de gemeente meer of min belang heeft, maar wij moeten de
grenzen waarin de gemeente zelf handelend gaat optreden niet
te ver uitstrekken. De vraag of iets ligt op den weg der
gemeente is eene geheel andere vraag, dan of eene zaak uit
voerbaar is of wel ondersteuning verdient. Wanneer wij doen
wat de heeren van Dissel en Drucker verlangen, dan kunnen
wij even goed nu reeds decreteeren dat de motie is aangenomen.
De heer Drucker. M. d. V.Theoretisch gesproken, geloof
ik, dat het vrijwel vaststaat, dat wat hier verlangd wordt,
niet ligt op den weg van de gemeente. Wanneer er iets Rijks
zaak is, dan is het wel de zorg voor de verdediging van het
land, dat zal de heer Fockema And.reae mij ook wel toestemmen.
In theorie schijnt het ook veel beter, dat het Rijk de geheele
opleiding van de jeugd tot weerbare mannen organiseert Maar
wij staan hier voor de praktische vraag, of wij het Rijk daarbij
niet een handje kunnen helpen. Op die vraag zie ik geen kans
antwoord te geven, wanneer ik niet voor mij heb de voor-
en nadeelen van zulk een plan de kosten, die dat medebrengt,
de gevaren, welke daaraan misschien verbonden zijn, enz.
Alvorens mijne stem over deze zaak uit te brengen zou ik
mij haast verplicht moeten achten een dergelijk onderzoek in
te stellen als anders tot voorlichting van ons allen door Burg.
en Weth. zou kunnen worden gedaan.
De Voorzitter. Dat is het tweede stadium. Het eerste is,
dat deze Gemeenteraad, hoewel het twijfelachtig is of deze
zaak ligt op den weg van het Gemeentebestuur, beslisse dat
men er zich wel mede zal bemoeien. Dan is de motie aange
nomen, en dan is het tweede stadium, dat aan Burg. en
Weth. wordt verzocht te onderzoeken of'het plan uitvoerbaar is.
Ik zou willen hebben eerst eene beslissing over het eerste
stadium, en daar glisseert de heer Drucker overheen. Hij
zegt: in het algemeen is het wenschelijk, en in zooverre zou
ik daarmede kunnen meegaan. Maar de vraag is, zullen wij
van den algemeenen regel afwijkendat ieder zich met zijne
eigen zaken bemoeit. Dat wil ik eerst beslist hebben, om
daarna het onderzoek in te stellen. En dat zal lang niet zoo
gemakkelijk zijn. Gehoord zullen moeten worden curatoren van
het gymnasium, de Commissie van Toezicht op het M.O.,de
plaatselijke schoolcommissie, de hoofden van scholen, enz., van
wie allerlei rapporten zullen inkomen* verder moeten deskundi
gen worden geraadpleegd over de inrichting van de schietge-
legenheden. Dat is een zeer omvangrijk onderzoekwaarmede
twee, drie maanden heengaan. En dan zal men het nog niet eens
zijn, want ik verwacht zeer verschillende adviezen. Maar laten we
dan nu over de motie beslissen, zooals ze daar ligt; ik meende
echter, dat juist besloten was het nemen van een besluit uit
te stellen tot een volgende vergadering.
De heer Fockema Andreae. Ik zou niet kunnen onder
schrijven wat de heer Drucker heeft gezegd zoolang de
schutterij gemeentelijk is, zal men niet kunnen zeggen, dat
de weerbaarheid uitsluitend is eene zaak van den staat.
Bovendien geldt het hier meer een kwestie van opvoeding
dan van landsverdediging; leeren schieten kan tot de op
voeding behooren zooals gymnastiek en dergelijke dingen
en in zooverre kan men dus niet zeggen, dat deze zaak niet
ligt op den weg van de gemeente. Dit is zeker, iedere ge
meente kan het doen of laten; maar het is niet iets wat de
gemeente behoort te laten, omdat zij daarmede buiten haar
terrein zou gaan
lk gevoel veel voor de wijze van werken, die de Burge
meester voorstelt. Ik heb nu zoo de motie in het debat ge
worpen ik ben door bijzondere omstandigheden verhinderd
geweest haar zoo tijdig in te dienen, dat de motie den leden
eer had kunnen bereiken. Maar laten nu de leden van den
Raad de vraag overwegen, of het wenschelijk isdat voorlaan
van gemeentewege het scherpschieten wordt aangemoedigd.
Zegt de Raad, dat hij dat niet van gemeentewege zou wen-
schen, dan hebben Burg. en Weth. niet alle moeite te doen.
Maar zegt de Raad, dat het wel wenschelijk is, dat het
scherpschieten door de gemeente wordt aartgemoedigd en
zulks ter beslissing in eene volgende vergadering. laat
ons dan Burg. en Weth. uitnoodigen te overwegen of de
vorm, waarin in het algemeen de aanmoediging tot scherp
schieten zou worden gewenscht, ook mogelijk is. Dan weet
althans het Dagelijksch Bestuur, dat de Raad principieel tegen
bemoeiingen van de gemeente in deze richting geen be
zwaar heeft.
De heer Drucker. M. d. V. Een enkel woord nog tot op
heldering. Ik heb reeds gezegd, en ik wil het nog even herhalen
dat ik voor het theoretisch bezwaar r iet zou terugdeinzen.
Maar een der vragen, die hier moet worden uitgemaakt, is
deze, of het wenschelijk is geregelde schietoefeningen met het
Flobert-geweer te houden. De vraag is daarbij o. a. of voor
de opleiding tot weerbare mannen die oefeningen met het
Flobert-geweer nut afwerpen, evenredig aan de moeite en kosten.
Een der sprekers heeft, meen ik, reeds gezegd, dat men aan
dergelijke oefeningen niet veel heeft. Dit is eene zaak, die