9
Gaarne zoude ik, met het oog op Mej. Japikse's vertrek,
zien dat Mej. Martha Klinkert, thans in haar plaats als tijdelijk
onderwijzeres werkzaam, bleef aangesteld totdat de nieuw te
benoemen onderwijzeres in functie treedt.
Met de meeste hoogachting
Uwe dw. dienaresse,
C. E. Maclaine Pont.
Hoofdonderwijzeres Meisjesschool ie klasse.
Leiden, 3 Januari 1900.
De ondergeteekende, onderwijzeres aan de openbare school
der le klasse voor meisjes, heeft de eer U te verzoeken, haar
tegen 15 Januari eervol ontslag uit hare betrekking te willen
verleenen.
O. Jaihkse.
Aan den Raad dezer gemeente.
N°. 16. Leiden, 10 Januari 1900.
Ündergeteekenden, in Uwe vergaderingen van 21 December
1899 en 4 Januari 1900 benoemd ten einde omtrent de voor
stellen van Burg. en Weth. van 15 December en 22 December
1899 het verslag uit te br engen, bedoeld in art. 7 der Veror
dening van 5 April 1894 «betreffende het bewonen van ge
bouwen, welke, als schadelijk voor de openbare gezondheid,
voor bewoning ongeschikt zijn", hebben de eer het volgende
te rapporteeren.
Ten aanzien van de drie in de bovengenoemde voordrachten
behandelde perceelen wordt door de eigenaars geene bedenking
geopperd tegen het verslag der Commissie van geneeskun
digen enz.
Zij- zelf zijn wij hebben ons alsnog daarvan overtuigd
tot de meening gekomen, dat de perceelen ongeschikt zijn
voor bewoning en ook niet door verbetering daarvoor geschikt
te maken zijn. Zouden dus ook zonder eene beslissing van
den gemeenteraad deze perceelen ophouden als woning te
dienen, nu de zaak eenmaal bij U aanhangig is, moet door U
uitspraak worden gedaan, hetgeen trouwens ook noodig is ten
einde het thans door de eigenaars genomen besluit verbindend
te doen zijn voor eventueele latere eigenaars. Wij geven U nu
in overweging, de onbewoonbaarverklaring ten opzichte van
deze drie perceelen uit te spreken.
Wat den voor de ontruiming te bepalen termijn aangaat
geenszins zouden wij als algemeenen regel willen stellen, dat
ontruiming in de wintermaanden niet behoort plaats te hebben.
Doch in dit geval zien wij geen bezwaar tegemoet te komen
aan den wensch, door een der eigenaars uitgesprokenenden
termijn eenigszins ruim te nemen.
Op grond van een en ander geven wij IJ in overweging,
het volgend besluit te nemen:
De Raad der gemeente Leiden verklaart, dat de perceelen
Zuidsingel n°. 25 en 2e Looierstraat n°. 73 en 75, als schadelijk
voor de openbare gezondheidongeschikt zijn voor het bewonen,
en door de gebreken, waardoor die ongeschiktheid wordt ver
oorzaakt, niet vatbaar zijn voor verbetering;
Bepaalt dat deze perceelen door de bewoners moeten worden
ontruimd binnen drie maanden, te rekenen van den dag,
waarop afschrift van dit Raadsbesluit, blijkens proces-verbaal
van den door Burg. en Weth. daarmede belasten beambte,
aan de eigenaars en aan den hoofdbewoner van ieder perceel
zal zijn medegedeeld of aangeboden.
II. L. Drucker
Th W. van Lidth de Jeiide.
Dr. A. van Riiijn.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
N°. 17. Leiden, 11 Januari 1900.
Onder overlegging van het verzoek van Mej M. J. van der
Harst en het daaromtrent uitgebracht advies van het Hoofd
der school, geven wij Uwe Vergadering in overweging aan
Mej. M. J. Van der Harst op haar verzoek met ingang van
den lsten April a s eervol ontslag te verleenen* uit hare be
trekking van 1ste onderwijzeres in de vrouwelijke handwer
ken aan de openbare school der 3e klasse, n°. 5.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, den lOden Januari 1900.
Edelachtbare Heeren,
ln antwoord op Uw verzoek om bericht en raad in zake
de ontslag-aanvrage van Mej. Maria Jacoha van der Harst
eerste onderwijzeres in de nuttige handwerken voor meisjes
aan de Openbare Lagere School der derde klasse, n°. 5, alhier,
heb ik de eer, U mede te de deelen, dat het gevraagde ont
slag op de meest eervolle wijze kan worden verleend en dat
er, aangezien er voor den lsten April e. k. ruimschoots ge
legenheid bestaat, om eene opvolgster van genoemde onder
wijzeres aan te stellen, geen bezwaar is, het op dien datum
te doen ingaan.
Met verschuldigden eerbied,
Het Hoofd der O. L. S. III, 5:
W. Koors A ZN.
Den Heeren Burgemeester en Wethouders
der Gemeente Leiden.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
De ondergeteekende, Maria Jacoba van der Harst, 1ste
onderwijzeres in de vrouwelijke handwerken aan de Openbare
School 3de kl. n°. 5 alhier, neemt de vrijheid U eervol ont
slag, wegens huwelijk uit hare betrekking te verzoeken tegen
den lsten April e. k.
Uw dienstv. dienaresse
Leiden, 9 Jan. 1900. M. J. van der Harst.
N°. 18. Leiden, 11 Januari 1900.
Ons vereenigende met het door den stadsvroedmeester Prof.
TJr. S. eit uitgebracht advies geven wij Uwe Vergadering in
overweging Mej. M. van der Hoeven-Fraai wederom voorden
tijd van drie jaren in hare betrekking van stadsvroudvrouw
te continueeren.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Bij dezen heb ik de eer te berichten, dat tegen de herbe
noeming van Mej M. van der BoevenFraai van mijn kant
geen bezwaar bestaat. Zij is mij als bekwaam en betrouwbaar
bekend.
liet stuk volgt terug.
Prof. Dr. S. Veit.
Leiden, 10 Januari 1900. Stadsvroedmeester.
Aan GrootEdelachtb. Heeren Burgemeester en Wethouders
van Leiden.
WelE. Achtb. Heeren
Burgemeester en Wethouders!
De ondergeteekende verzoekt UE. vriendelijk wederom voor
den tijd van 3 jaren als stadsvroedvrouw te mogen worden
aangenomen.
Met achting teeken ik mij
Uwe Dw. Dienaresse
M. van der Hoeven—Fraai.
Leiden, 6 Januari 1900.
N°. 19. Leiden, 10 Januari 1900.
Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van de Wed. P.
Halting hebben wij de eer U mede te deelen, dat, aangezien
de dochter van adressante om gezondheidsredenen de school
heeft moeten verlaten, er o. i. wel termen aanwezig zijn om
de gevraagde vrijstelling van schoolgeld te verleenen.
Wij geven U mitsdien in overweging aan Mevrouw de Wed.
P. Hal ting vrijstelling te verleenen van de betaling van school
geld voor hare dochter Marie over de laatste twee kwartalen
van den loopenden cursus.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan Burgemeester en Wethouders
der Gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Mevrouw do
Weduwe Dr. Paul Harting dat zij op raad van Dr. J. E. G.
Van Emden, arts, hare dochter Mane, wegens gezondheids
redenen op 23 December de II. B. S. voor meisjes heeft doen
verlaten en vraagt mitsdien vrijstelling van betaling over de
2 laatste kwartalen, zijnde* 1 Maart en 1 Juni 1900
't Welk doende
Wed. Dr. Paüi. Harting
Leiden 8 Januari 1900