118
I. Aan de eigenaren van deperceelen Hooge Rijndijk 21—43,
behoudens de rechten van derden, vergunning te verleenen tot
demping van de vóór hunne perceelen gelegen sloot, onder
de navolgende voorwaarden:
1°. dat het te dempen gedeelte sloot worde ontdaan van
bodem en drijfvuil en aangevuld met zuiver zand tot nader
door Burg. en Weth. aan te geven hoogte;
2°. dat over de volle lengte van het gedempte gedeelte sloot
worde gelegd een riool van cementen bodemstukken met
kruinstukken, inwendig wijd 40 bij 60 cM., op een doorgaande
grondplank, met den rioolbodem bij de Hooge Rijndijkstraat
op 1.90 M. N. A. P. en westelijk afloopende met een ver
val van '1 op 900;
3°. dat het riool bij de Hooge Rijndijkstraat worde aange
sloten aan den bestaanden duiker en aan de andere zijde uit-
loope in de ongeveer evenwijdig met die straat loopende
poldersloot
4°. dat worden aangebracht:
a. aan beide uiteinden van het riool een ruimdamkast met
een inwendige wijdte van 1.50 X 0-60 M., een wanddikte van
lè steen, een bodemdikte van 4 gemetselde lagen en afgedekt
met hardsteenen dekstukken;
b. daartusschen 2 ruimkasten inwendig wijd 1,50 X 0,60 M.
met een wanddikte van 1 steen, een bodemdikte van 4 gemet
selde lagen en afgedekt met hardsteenen dekstukken
c. ijzeren straatkolken van het model bij de gemeente in
gebruik, op onderlinge afstanden van 20 Meter;
5°. dat het gedempte gedeelte sloot aan de westzijde worde
afgesloten door een houten schoeiing, voorzien van een
ijzeren hek
6°. dat de gemeente ten allen tijde bevoegd zal zijn andere
riolen kosteloos te doen aansluiten aan het cementen riool
7°. dat op het terrein van de gevels der huizen af tot het
hart van de gedempte sloot worde aangelegd een trottoir van
Rijnklinkers, afgesloten met een hardsteenen trottoir-band,
en dit trottoir worde bestemd voor den openbaren dienst;
8°. dat alle werken ten genoege van Burg. en Weth. zullen
worden uitgevoerd en onderhouden
9°. dat daags vóór den aanvang der werkzaamheden daar
van zal worden kennis gegeven op het Bureau van Gemeente
werken; en
10°. dat de vergunning vervalt, wanneer daarvan vóór 1
Juli 1900 geen gebruik is gemaakt.
II. Afwijzend te beschikken op het verzoek om den door
demping verkregen grond tot tuintjes te mogen inrichten.
Ill Aan adressanten mede te deelen, dat de gemeente be
reid is het trottoir, mits behoorlijk ten onzen genoege aange
legd, kosteloos in eigendom en onderhoud over te nemen, en
dat het terrein tusschen het trottoir en de boomen c. q. van
gemeentewege zal worden hardgemaakt.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 17 October 1899.
HoogEdelAchtbare Heeren Burgemeester en
Wethouders van Leiden.
Ondergeteekenden, allen eigenaren der perceelen, gelegen
tusschen de Roomburgerlaan en de Rodenburgerstraat, ver
zoeken te mogen overgaan tot het dempen der voor deze
perceelen gelegen sloot, het leggen van een duiker, inw. wijd
40 x 60 cM., met de noodige ruimkokers en de hierdoor ver
kregen grond te mogen indeelen als tuintjes door middel van
een ijzeren hek te scheiden van den weg, alles volgens ingel.
teekening, waarop wij van UwEdelAchtbaar College een gunstig
antwoord tegemoet zien.
Perceelen 21 en 23
25
27 en 31
29, 35 en 37
33
39 en 41
43.
Eigenaar J. Vellekoop.
A. F. Honing.
J. Vellekoop en C.
D. v. Leeuwen.
J. Maartense.
M. C. v. Leewen—Otger.
C. L. v. Dam.
I M. v. d. Laa ken.
NO. 251.
Leiden, 7 December 1899.
Ondergeteekenden, in Uwe vergadering van 16 November
j. 1. benoemd ten einde omtrent het voorstel van Burgemeester
en Wethouders van 24 October j. 1. het verslag uit te brengen
bedoeld in art. 7 der Verordening van 5 April 1894 »betref-
fende het bewonen van gebouwen, welke, als schadelijk voor
de openbare gezondheid, voor bewoning ongeschikt zijn",
hebben de eer het volgende te rapporteeren:
Ten aanzien van het perceel llazewindsteeg N°. '1 vonden
wij"bij een door ons ingesteld plaatselijk onderzoekgeheel
bevestigd hetgeen door de Commissie van geneeskundigen,
Directeur der Gemeentewerken en Inspecteur der Bouwpolitie
in haar verslag is opgeteekend. Met deze Commissie zijn wij
van oordeel, dat dit perceel niet geschikt is voor bewoning
en dat de gebreken niet vatbaar zijn voor verbetering. Wel
is het mogelijk, dat door de veranderingen, die namens de
eigenares zijn aangegeven op het bij de stukken voorkomende
papiertje, iets meer licht in de woning zou worden gebracht.
Doch alle overige gebreken zouden blijven bestaan en zijn,
ook naar onze meening, niet weg te nemen.
Wat aangaat het perceel Geerestraat N°. 7 zijn op het
zooeven genoemde stukje papier een aantal verbeteringen
opgenoemd; degenen, die namens de eigenares voor ons
verschenen, hebben daarop gewezen. Wij hebben ernstig de
vraag overwogen, of wij in staat zouden zijn, U in overwe
ging te geven, zoodanige verbeteringen voor te schrijven,
dat daardoor de woning in voor bewoning geschikten toestand
werd gebracht. Doch het is ons voorgekomen, dat wanneer
nauwkeurig werd nagegaan en omschreven wat aan vloer,
murentrapdak en verdere onderdeelen zou moeten geschie
den met de vage aanduidingen op het papiertje zou in
geen geval genoegen kunnen worden genomen dit practisch
op hetzelfde zou neerkomen als afbraak van den opstal.
Het is daarom, dat wij ons ook met betrekking tot dit
perceel vereenigen met het advies der Commissie van genees
kundigen, enz.
Op grond van een en ander geven wij U in overweging,
het volgend besluit te nemen
De Raad der gemeente Leiden verklaartdat de perceelen
Hazewindsteeg N°. '1 en Geerestraat N°. 7, behoorende aan
Weduwe J. O. De VriesFilippo, als schadelijk voor de
openbare gezondheid, ongeschikt zijn voor het bewonen, en
dat de gebreken, waardoor die ongeschiktheid wordt veroor
zaakt, niet vatbaar zijn voor verbetering-
Bepaalt dat deze perceelen door de bewoners moeten
worden ontruimd binnen zes weken te rekenen van den dag,
waarop afschrift van dit Raadsbesluit, blijkens proces-verbaal
van den door Burg. en Weth. daarmede belasten beambte,
aan de eigenares en aan den hoofdbewoner van ieder perceel
zal zijn medegedeeld of aangeboden.
H. L. Drucker.
Th. W. Van Lidtit de Jeude.
Dr. A. Van Rhijn.
Aan den Gemeenteraad.
No. 252.
Leiden, 8 December 1899.
Bij nevensgaand adres is door A. Van Donkelaar een plan
ingediend voor den aanleg van een straat op het terrein aan
den Maresingel, kadastraal bekend onder Sectie K n°. 164,
gemeente Leiden.
In afwijking van het gevoelen der Commissie van Fabri
cage, ontwikkeld in haar in de Leeskamer ter inzage liggend
Rapport, komt het ons voor dat er bezwaar bestaat om tot
de goedkeuring van dit stratenplan over te gaan, aangezien
de breedte van 71/., Meter der ontworpen straat onvoldoende
moet worden geacht. Trouwensdeze laatste meening wordt
ook door de Commissie van Fabricage gedeeldmaar zij is
tevens van oordeeldat voorloopig met eene breedte van
77j Meter kan worden genoegen genomen, aangezien de
mogelijkheid, dat de straat later op een breedte van 15 Meter
wordt gebracht, niet is uitgesloten. Daargelaten nu in hoe
verre de goedkeuring van een halve straat zich met de be
staande voorschriften op het bouwen rijmen laat, komt het
ons toch voor, dat het volgen van dezen, tot dusver een
enkele maal ingeslagen weg, geen aanbeveling verdient. Bij
ervaring toch is ons gebleken dat de moeielijkheden in der
gelijke gevallen eerst recht ontstaanwanneer later tot de
bebouwing dier halve straten aan de andere zijde zal worden
overgegaan, en door de latere bouwers bezwaar wordt ge
maakt een even groote strook gronds voor straat te bestem
men of hun aandeel in de kosten van bestrating en riolee-
ring bij te dragen.
Ten einde echter het bouwen, ook dan, wanneer niet een
volledig stratenplan wordt ingediend, niet geheel onmogelijk
te makenkomt het ons voordat in het vervolg een andere
weg zou kunnen worden ingeslagenwaarbij aan de gemeente
later bij eventueele bebouwing aan de andere zijde een krach
tiger standpunt wordt verzekerd. Zoo meenen wijdat
in het onderhavige geval tot het bouwen der 6 huizen over
eenkomstig het ingediende plan vergunning zou kunnen worden
verleendmits door adressant van de door hem ontworpen straat
van 71/3 Meter over de volle lengte dier straat een strook gronds,
ter breedte van 1/2 Meter, aan de overzijde der huizenrij ge
legen, aan de gemeente in privaat eigendom wordt afgestaan.
De gemeente zal het dan ten allen tijde in haar macht heb
ben lateren bouwers aan de andere zijde den toegang tot die