109 Dagelijks toch ondervinden zij de moeiëlijkheid, om vanuit de stad komende, door de brug te varen, terwijl bij ongun stig weêr een schadevaring niet zeldzaam is. Zij zien ook een belangrijke verbetering in den toestand, wanneer door een verbreeding der Rijn, de hoek minder scherp wordt. Weshalve zij IJ Edel Achtbaren beleefd en dringend ver zoeken te besluiten, het aan de Gemeente Leiden toebehoorende strookje grond, aan de oostzijde, ter verbreeding der Rijn te bestemmen. 't Welk doende enz. Leiden, October 1899. J. D. Stol* Volgen de handteekeningen van nog 15 directiën van scheep vaartondernemingen. N°. 230. Leiden, 8 November 1899. Wij hebben de eer hierbij aan Uwe Vergadering over te leggen een adres van J. U. Sundermeyer, fI. F. Hofland en G. van der Waals, de beide eersten woonachtig te Hillegers- berg, de laatste te Rotterdam, houdende verzoek om in ver band met den aanleg van straten op het terrein aan den Morschweg, kadastraal bekend onder Sectie L. n°. 93 en 94, te mogen overgaan tot de demping van de vóór het bouwter rein gelegen sloot, welke gedeeltelijk aan adressanten, gedeel telijk aan de Gemeente in eigendom toebehoort. Rij de Commissie van Fabricage bestaat tegen de demping geen bezwaar, mits het door de demping verkregen terrein geheel worde bestraat in aansluiting met de bestrating van den Morschweg en door adressanten van hun terrein een strook gronds ter breedte van 2 Meter, strekkende langs den Morschweg, kosteloos aan de Gemeente in eigendom worde afgestaan, ten einde aan den openbaren weg te worden toe gevoegd. Overigens zullen aan de vergunning de gebruikelijke voor waarden moeten worden verbonden. Ons met het gevoelen der Commissie van Fabricage ver- eenigende geven wij U derhalve in overweging aan J. II. Sundermeyer, H. F. Holland en G. van der Waals, behoudens de rechten van derden, vergunning te verleenen tot demping van een gedeelte sloot langs den Morschweg, gelegen vóór de kadastrale perceelen Sectie L n°. 93 en 94, onder de navol gende voorwaarden 1°. dat de sloot worde ontdaan van bodem- en drijfvuil en worde aangevuld met zuiver zand tot nader door Burg. en Weth. aan te geven hoogte; 2°. dat over de volle lengte van de sloot worde gelegd een riool van cementen bodemstukken met kruinstukken, inwen dig wijd 40 bij GO c.M., op doorgaande grondplank en op de door B. en W. aan te geven hoogte, in verbinding met de riolen der aan te leggen straten 3°. dat aan de uiteinden van dit riool, alsmede waar het riool samenkomt met het hoofdriool der ontworpen straat, ruimdamkasten worden aangebracht, met een inwendige wijdte van 1.50 x 0.G0 x 1.M., een wanddikte van l1/,, steen en een bodemdikte van 4 gemetselde lagen, en af te dekken met gegolfd gegalvaniseerd plaatijzer of methardsteenen dekstukken; 4°. dat de gedempte sloot aan de Oostzijde worde afgesloten door een houten schoeiing, voorzien van een ijzeren hek; 5°. dat tot afvoer van hemelwater worden gebezigd ten minste 2 gegoten ijzeren straatkolkenvan het model bij de Gemeente in gebruiken deze door middel van verglaasd Engelsch-aarden buizen, inwendig wijd 20 cM. met het riool worden verbonden; 0°. dat de gemeente ten allen tijde bevoegd zal zijn andere riolen kosteloos te doen aansluiten aan liet sub 2° bedoelde riool 7°. dat het te dempen gedeelte der sloot over de geheele oppervlakte worde bestraat in aansluiting met de bestrating van den Morschweg; 8°. dat adressanten langs den Morschweg over de volle lengte van hun terrein een strook gronds, breed 2 Meter, kosteloos aan de Gemeente in eigendom afstaan; 9°. dat het riool in de te dempen sloot eigendom worde van de gemeente; 10°. dat alle werken ten genoege van Burg. en Weth. worden uitgevoerd 11°. dat daags vóór den aanvang der werkzaamheden daar van kennis moet worden gegeven op het Bureau van Ge meentewerken 12°. dat de vergunning vervalt, wanneer daarvan vóór 1 Augustus 1900 geen gebruik is gemaakt. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan HH. Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden geven ondergeteekende te kennen dat zij gaarne toestem ming van UEd Achtb. kregen tot het rioleren van de ter reinen buiten de Morscbpoort volgens teekening, en tevens tot het dempen van de sloot langs de Morschweg. Adressanten zijn wijHendrikus Frederik Hofland en Johan nes Hermanis Sundermeyer, beiden zonder beroep wonende te Hillegersberg en Gerardus van der Waals koopman te Rotterdam, welke aan P. Kooreman machtiging geven deze te teekenen. H. F. Hofland. Leiden/Rotterdam, J, H. Sundermeyer. 12 October '99. G, v. d. Waals N°. 231. Leiden, 8 November 1899. Evenals der Commissie van Fabricage komt het ons voor, dat er geen bezwaar bestaat tegen eene gunstige beschikking op het hierbij overgelegd verzoek van den heer P. J. Van Hoeken, om vergunning tot demping van de sloot langs den Hoogen Rijndijk, vóór het perceel, kadastraal bekend onder Sectie M n°. 887 en 888, gemeente Leiden, over een lengte van ongeveer 23 Meter, mits aan die vergunning de gebruike lijke voorwaarden worden verbonden. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging aan P. J. Van Hoeken, behoudens de rechten van derden, ver gunning te verleenen tot demping van een gedeelte sloot langs den lloogen Rijndijk, ter lengte van 23 Meter, strek kende langs het perceelkadastraal bekend onder Sectie K, n°. 887 en 888 gemeente Leiden, onder de navolgende voor waaiden 1°. dat de sloot worde ontdaan van bodem- en drijfvuil en aangevuld met zuiver zand tot nader door Burg. en Weth. aan te geven hoogte 2°. dat over de volle lengte een cementen riool worde ge legdinwendig wijd 40 bij GO cM op een doorgaande grond plank, met de kruin binnenwerks op ±55 cM. N. A.P.; 3°. dat hot riool worde voorzien van een gemetselde dam- kast van klinkers in cementspecie, groot 1.50 x 0.00 x 1.M. met een wanddikte van Ij steen en een bodemdikte van 4 gemetselde lagen en af te dekken met gegalvaniseerd plaat ijzer of met hardstecnen dekstukken 4°. dat tot afvoer van hemelwater één gegoten ijzeren straat- kolk worde aangebracht van het model bij de gemeente in gebruik en deze door middel van verglaasd Engelsch-aarden buizeninwendig wijd 20 cM., met het cementen riool worde verbonden, een en ander volgens nadere aanwijzing van Burg. en Weth 5°. dat de Gemeente ten allen tijde bevoegd zal zijn andere riolen kosteloos aan het cementen riool te doen aansluiten; G°. dat de grond van adressant van den gemeentegrond worde afgescheiden, ter halver breedte van de gedempte sloot, door een ijzeren hek op steenen voet, volgens door Burg en Weth goedgekeurde teekening en constructie, tenzij adressant het gedeelte der gedempte sloot, dat hem toebehoort, kosteloos aan de gemeente in eigendom afstaat; 7°. dat het gedeelte der gedempte sloot, dat gemeente-eigen- dom wordt, behoorlijk ten genoege van Burg. en Weth. worde opgeleverd 8°. dat het materiaal eigendom worde van de Gemeente en deze bevoegd zal zijn in de ligging van het riool ten allen tijde zoodanige wijzigingen te brengen, als noodig zullen blijken; 9°. dat alle werken ten genoege van Burg. en Weth. worden uitgevoerd en onderhouden; 10°. dat daags vóór den aanvang der werkzaamheden daar van kennis moet worden gegeven op het Bureau van Gemeente werken 11°. dat de vergunning vervalt wanneer daarvan vóór 15 April 1900 geen gebruik is gemaakt. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 23 October 1899. De ondergeteekende Petrus Johannes Van Hoekengeeft met verschuldigden eerbied te kennen: dat hij voornemens is de sloot voor het perceel, kadastraal bekend sectie M n°. 887 en 888, gemeente Leiden, te dempen en een riool te leggen overeenkomstig uw voorschrift. Aangezien hij spoedig met dit werk een aanvang wenscht te maken, zou eene gunstige beschikking hem zeer aange naam zijn. Eene daarop betrekking hebbende teekening gaat hierbij. 't Welk doende P. J. Van Hoeken. Aan H.H Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1899 | | pagina 5