DONDERDAG 26
OCTOBER 1899.
75
wordt niets betaald en op die der 3e klasse maar heel weinig. De
maatregel zal de deur openen voor mogelijkheden, die slecht
werken voor het onderwijs. Het slot van mijne redeneering
is dus, dat ik er tegen zou zijn. Maar er kan over gestemd
worden. Heeft de heer Den Monter zijn voorstel geformuleerd
De heer Den Houter. Ik wil niet met mijn hoofd tegen den
muur loopen; als er zoo'n groote tegenstand is, trek ik het
amendement in.
Art. 5 wordt als boven gewijzigd zonder hoofdelijke stem
ming goedgekeurd, evenals, zonder beraadslaging art. 6 en
ten slotte de verordening in haar geheel.
De verordening op de invordering wordt zonder beraadsla
ging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
XVII. Vaststelling van de verordeningen, regelende de heffing
en invordering van schoolgelden aan het Gymnasium, de
Hoogere Burgerschool voor Jongens en de Hoogere Burger
school voor Meisjes te Leiden.
(Zie Ing. St. n°. 217 en 219.)
De verordeningen worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
XVIII. Vaststelling van de verordeningen, regelende de
heffing en invordering van schoolgeld aan de Gemeentelijke
Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen te Leiden.
(Zie Ing. St. n°. 217 en 219).
Worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
XIX. Bezwaarschriften tegen aanslagen op het kohier der
plaatselijke directe belasting, dienst 1899, (eerste gedeelte).
(Zie Ing. St. n°. 214.)
De Voorzitter. Indien nog een ander lid het woord ver
langt dan de heer A. J. Van Hoeken, zal ik voorstellen dit
punt in gesloten zitting te behandelen. De opmerking, die de
heer Van Hoeken zou maken, welke hij zoo beleefd was mij
vooraf mede te deelen, en waarmede ik het met hem eens
ben, gaf daartoe geen aanleiding.
De heer Aalberse M. d. V. Ik wenschte ook eene opmer
king te maken, waarom ik dit punt gaarne in gesloten zitting
zou willen behandeld zien.
De Voorzitter. Dan zal ik de deuren doen sluiten.
De openbare vergadering wordt veranderd in eene zitting
met gesloten deuren.
Na heropening der deuren wordt de vergadering voor eenige
oogenblikken geschorst en daarna hervat.
XX. Begrooting van ontvangsten en uitgaven der gemeente
voor den dienst 1900.
Zie Ing. St. n°. 178, 187, 195 en 212.)
De algemeene beschouwingen worden geopend.
De heer Fockema Andrew. M. d. V. Slechts een enkel woord.
Deze begrooting heeft oogenschijnlijk eennadeelig, maar inder
daad een voordeelig slot, groot f 92000.Het komt mij voor,
dat naar aanleiding daarvan deze discussiën niet mogen begin
nen zonder een woord van lof aan het Dag. Bestuur.
Zeker, het is niet op zichzelf lofwaardig iets over te houden
maar wanneer wij zien en dat kunnen wij opmerken bijna
in elke zitting dat het Dag. Bestuur een open oog heeft
voor alle behoeften van de gemeente; dat het niet uit is op
zuinigheid quand même, dat het integendeel niet schroomt,
daar waar de behoeften der gemeente het eischenuitgaven
en soms groote uitgaven voor te stellen daar is het zonder
twijfel een bewijs van voortreffelijk, ook financieel beleid,
wanneer een dienst sluit met zulk een belangrijk overschot
als waarin wij ons thans mogen verheugen.
Slechts dit enkele woord. Ik wensch hulde te brengen aan
het Dag. Bestuur, eene hulde die het, naar het mij voor
komt, in den Raad verdient, voor het voortreffelijk beheer,
waarvan het afgeloopen dienstjaar blijk geeft en dat spreekt
ook weer uit deze begrooting.
De heer Pera. Een enkel woord bij deze gelegenheid te spreken
M. d. V. heeft een bijzondere aantrekkelijkheid voor mij omdat
ik kan beginnen met een woord van erkentelijkheid aan Burge
meester en Wethouders.
De begrooting in haar geheel vraagt een woord van dank
aan het Dagelijksch Bestuur voor zijn beleid en beheer waar
van Leiden ook op financieel gebied de heilzame gevolgen
ondervindt.
't Is waar, een paai' posten zag ik er gaarne öf niet, of anders
op voorkomen.
Die voor den schouwburg wekt mijn tegenzin en moest
noodig verdwijnen. De uitgaaf ten behoeve van de Hoogere
Burgerschool voor meisjes blijf ik veel te hoog noemen in ver
houding met het nut der inrichting. Dat ik nog met geen
voorstel gekomen ben om wijziging in dezen toestand te brengen,
en zoo pas bij de behandeling der schoolgeldregeling geen
verandering heb voorgesteld, vloeit voort uit de ook door mij
erkende bezwaren, aan dergelijke handeling verbonden. Toch
acht ik het noodig dat er naar maatregelen wordt omgezien
waardoor de gemeente van dezen drukkenden last ontslagen
wordt.
Deze aanmerkingen kunnen echter het gunstige oordeel niet
wegnemen.
Eene verdere behandeling van zaken waarbij de uitgaven
zooveel mogelijk geëvenredigd zijn aan de inkomsten der
gemeente, acht ik voor haar welzijn dringend noodig, doch
ik zie met eenig vertrouwen ook in dit opzicht de toekomst
te gemoet.
De plannen van Burg. en Weth. ten opzichte van de ver
betering der communicatie van een buitengedeelte der gemeente
met de binnenstad kunnen mijne instemming nog niet erlangen.
Voor den Zoeterwoudschen Singel twee gelegenheden te
openen, acht ik te veel, het aantal inwoners aldaar in aan
merking genomen in verhouding met de grootere behoefte,
die er aan een betere gemeenschap bestaat van uit Vreewijk
naar de binnenstad. Men zal wijzen op de gelegenheid die men
bij de Kaiserstraat heeft door een overzet, doch dit blijft altijd
een gebrekkig communicatiemiddel, terwijl het aan de inwoners,
die er gebruik van moeten maken, een afzonderlijke belasting
oplegt.
De noodzakelijkheid van een rustieke brug ter hoogte van
de buitensocieteit «Musis Sacrum" zie ik niet in, en ik zou
het daarom beter achten dat in plaats van deze, een brug
gelegd werd bij de Kaiserstraat. Of dit er eene moet zijn
uitsluitend voor voetgangers, wat naar mijn oordeel voldoende
zou zijn, of een rijbrug, laat ik overigens in 't midden.
De heer Fockema Andrew. Ik heb er zooeven niet aan
gedacht, M. d. V., dat de bruggen ter sprake worden gebracht
bij de algemeene beschouwingen. lk wil geen oordeel uit
spreken over de noodzakelijkheid van de bruggen, waarvan
hier met een enkel woord wordt gewaagd, en ook niet over
de vraag of nog andere bruggen noodig zijn. Maar ik herinner
mij, dat vroeger met de toen beoogde grensuitbreiding plannen
in de lucht hingen voor eene wijziging, eene verandering als
het ware van den Zoeterwoudschen singel in eene reeks vij vers
door het leggen van dammen in den singel, waardoor de
communicatie zou worden vergemakkelijkt. Ik wil ook daarvoor
geen partij trekken, want ik kan nog niet volkomen oordeelen
over die zaak; ik weet niet of er bezwaren tegen het leggen
van zulke dammen zijn. Alleen wil ik vragen of ook de
mogelijkheid van een dergelijk plan nog in overweging genomen
wordt, of de kosten daarvan worden onderzocht, en of de moge
lijkheid van een dergelijk plan wordt gesteld tegenover die
van het leggen van bruggen. Dit een en ander zou kunnen
ter sprake komen wanneer eventueel voorstellen tot het leggen
van bruggen den Raad mogen bereiken. Misschien zou er reden
voor kunnen bestaan om aan het leggen van dammen de
voorkeur te geven boven het leggen van bruggen.
De heer Dekhuyzen. Ik wensch den heer Fockema Andreae
mede te deelen, dat inderdaad het plan om te leggen op den
hoek van den Zoeterwoudschen Singel een rustieke brug
hetgeen natuurlijk is eem rustiek bruggetje eenigszins in
verband staat met het oude plan om daar gebruik te maken
van het zeer fraaie landschap-gezicht, dat men daar hebben
zou, en daar min of meer vijvers te maken. Juist wanneer op
dat punt tegenover Musis Sacrum een dam werd gelegd, zou
de weg rondom Musis Sacrum iets kunnen verbreed worden,
'en zou men van af dat bruggetje een bij uitstek fraai gezicht
hebben aan weerszijden van die brug. Dat staat dus min of
meer reeds met die oude plannen in verband.
De Heer A. J. Van Hoeken J.Jzn. Met genoegen M. d. V.
heb ik gezien, dat Burg. en Weth. voornemens zijn, eene betere
communicatie tot stand te brengeh tusschen de oude en
nieuwe stadsgedeelten. Of echter op den Zoeterwoudschen
singel twee bruggen noodig zijn, betwijfel ik zeer.
Ook ik kan niet geheel medegaan met hetgeen door Burg.
en Weth. in uitzicht wordt gesteld.
lk kan begrijpen, dat Burg. en Weth. met het oog op het
in exploitatie brengen van de landerijen die daar liggen voor
bouwgrondeen brug voorstellen tegenover de Kraaierstraat
maar ik kan het plan niet begrijpen wat betreft de brug over
Musis Sacrum. Wanneer men den plattegrond van Leiden
voor zich neemt, ziet men tegenover Musis Sacrum ongeveer
veertien perceelen staan.
Aangenomen dat in elk dier perceelen vijf personen wonen,
dan wordt dat zeventig bewoners, die alléén eene rechtstreek -
sche verbinding zouden krijgen met, Musis Sacrum, terwijl
voor de bewoners van de overige dertig perceelen gaande
naar den Hoogen Rijndijk, de afstand hoogstens kan worden
F