84 DONDERDAG 26 En wat de twee branden betreft door u aangehaald, u zult zeker ook wel weten, dat er niet veel toe noodig was om die twee perceelen in minder dan geen tijd te doen afbranden; dat was toch geschied al was de brandweer iets vroeger ge komen. Zooals ik echter reeds zeide: wij zoeken nu iemand op de Rijn en Schiekade, bereid om zijn telephoon beschik baar te stellen. De heer De Lange. M. d. Y. Dan zal ik mijn voorstel niet handhaven. Volgnr. 98, verhoogd met f 285.wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De volgnrs. 99103 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over volgn. 104: Kosten van toezicht en van invordering der plaatselijke belastingenf 18855.—. Den heer Den Houter. M. d. V.Mag ik hier even terug komen op eene bemerking in het Verslag der sectien ge maakt, dat het nl. wenschelijk zoude zijn om waar wij thans een sterilisator oprichtendaaraan toe te voegen een destructor. Daarop wordt ten antwoord gegeven, dat wanneer »in deze gemeente een abattoir wordt opgericht, dan zal, afgaande op hetgeen in het uitgebrachte abattoir-rapport dienaan gaande wordt medegedeeldde ingebruikstelling van een destructor voorloopig niet noodig zijn, daar het afgekeurde in de ketelvuren verbrand zal kunnen worden." Nu zou ik de vraag willen doenof dat dan niet nu reeds zou kun nen gebeuren, wanneer het vleesch, dat voor vernietiging is bestemd, kon worden gebruikt in de ketelvuren, hetzij van de gasfabriek, hetzij in het gebouw van het »Liernur"'- stelsel? Die vraag is bij mij opgekomen naar aanleiding van hetgeen Burg. en Weth. in het verslag hebben te kennen gegeven. De Voorzitter. Dezellde vraag is ook bij mij gerezen, en een voorloopig onderzoek is daarnaar ingesteld. Ik geloof niet, dat het bij de gasfabriek heel goed mogelijk is, omdat de warmte te veel wordt weggenomen wanneer dat gebeurt zonder eene daarvoor dienende machine. Maar de zaak is in overweging; wij willen het onderzoeken. Daar komt bij, dat ik geloof, dat de directeur der gasfabriek er niet erg gesteld op is dien rommel in zijne fabriek te krijgen; maar natuurlijk zou dat bezwaar moeten wijken, wanneer blijken mocht bij het onderzoek dat het mogelijk is. En zoo het bij de eene inlichting niet gaat, dan misschien bij de andere, dan behoeven wij niet op een abattoir te wachten. De heer Den Houter. Dank u, M. d. Y. Volgn. 104 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 105 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofde lijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging bij volgn. 106 Kosten van de openbare veiligheid en de brandweer"f 3000. De heer Fockema Andre/E. M. d. V. Ik wenscb een enkel woord te zeggen naar aanleiding van hetgeen in de afdeelingen is gesproken over het rechtshouden ter wille van de orde. Kan daaraan niets gedaan worden? Ik meen, dat er een artikel in de verordening staat ik vind het op dit oogenblik niet, misschien is het in de Commissie voor' de Strafverordeningen besproken voor het rechtshouden op de bruggen, wanneer die open gedraaid geweest zijn. Dit is wenschelijk, en kan er niet ook de hand aan worden gehouden, dat eerst de voet gangers passeeren en dan de karren. Op de drukke bruggen, vooral die naar het station leiden, geeft dat inderdaad groote wanorde. Zoodra de brug voor het publiek toegankelijk is, komen de karren er op en de voetgangers loopen in elke richting. De Voorzitter. Misschien hebt u opgemerkt, dat dat op de Blauwpoortsbrug al gebeurt; door het open en toedoen van de hekken wordt gezorgd, dat de menschen rechts moeten houden. Ik weet niet, of daaraan de hand wordt gehouden; maar naar aanleiding van de opmerking in de sectie is ge rapporteerd dat de orde daar zeer weinig te wenschen over laat en dat de maatregel daar uitnemend werkt. Maar er is nog een ander middel misschien, om daarin te voorzien. Dat ziet echter niet op bruggen, maar op straten: n.l. waar werkelijk dikwijls groote drukte is, zooals aan het begin van de IIoogewoerd, bordjes te zetten, waarop staat rechtshouden." De heer Fockema Andrew. Maar vooral dan ook, wat de bruggen betreft, dat eerst de voetgangers passeeren en dan de handkarrenhet omgekeerde geeft de grootste wanorde. OCTOBER 1899. De Voorzitter. Art. 78 der politie-verordening zegt: <»Het is verboden over een brugwelke na geopend ge .veest te zijn juist weder gesloten is, te rijden, vóórdat de op het sluiten der brug wachtende voetgangers daarover zijn gegaan." Dat is dus geregeldmaar niet alle regelingen worden altijd goed opgevolgd; de aandacht van politie en brugwachters zal er evenwel op worden gevestigd. Wat de hekken betreft, ik heb zelf opgemerkt, dat de inrich ting dier hekken uitstekend werkt. Langzamerhand moet het rechtshouden in de zeden doordringen; om dit te bevorderen zal ik doen wat in mijne macht staat, maar ik ben er niet voor, om dit bij verordening te regelen. De heer Fockema Andrew. Daar ben ik ook niet voor, M. d. V., maar de politie kan de menschen er op wijzen. Volgn. 106 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming goedgekeurd. Beraadslaging over volgnr. 107: y>Belooning van de Inspec teurs, dienaars en verdere beambten van politiemitsgaders van de veldwachters." /'52900. De heer Van Kempen. M. d. V. Met een enkel woord wensch ik de Zondagsrust van de agenten te bespreken. Zeker is het dat door het voorstel indertijd door den heer Fockema Andreai gedaan, de toestand dei- politieagenten wat de Zondagsrust betreft, eenigszins is verbeterd. Vroeger was er bijna geen Zondagsrust. Nu weet ik wel, dat eene regeling die meer Zondagsrust geeft, ook meer geld kost, maar dat mag toch geen afdoend bezwaar zijn. De regeling zooals zij thans is, kan mij nog niet voldoen; Zondagsrust is iets van zoo ernstigen aard, dat ik mij gaarne daarvoor eenige opoffering getroost. De Zondagsrust die de agenten nu hebben is nog te gering. Eene regeling tengevolge waarvan zij eiken Zondag vrij zouden zijndurf ik met het oog op de financiën niet voorstellen, maar wat meer vrij zou ik zeer aanbevelenswaardig achten. Ik zou derhalve het bedrag van dezen post met eene zekere som willen verhoogen, ten einde enkele agenten meer te kunnen aanstellen, waardoor de Zondagsrust wat uitgebreid kan worden. De Voorzitter. Laat ik beginnen met te zeggen, dat ik het streven van allen die meer Zondagsrust aan de agenten willen geven ten zeerste apprecieer. Zooals de heeren weten ben ik zelf een groot vriend en voorstander van Zondagsrust, maar het is niet mogelijk ieder mensch op Zondag rust te geven; er zijn nu eenmaal betrekkingen die dit niet toelaten. Nu moet men letten op de geschiedenis van de zaak hier. Vroeger hadden de agenten geen Zondagsrust, nl. in dien zin dat zij een geheel vrijen Zondag hadden, met daaraan voorafgaanden en daaropvolgenden vrijen nacht. Dit noem ik eerst Zondagrust. In 1895 bij de behandeling van de begrooting voor 1896 werd aangedrongen op Zondagsrust; want wel hadden de agenten een vrijen dag in een zeker aantal weken, maar een geheel vrijen Zondag hadden zij niet. De heer Fockema Andrese diende toen zijn amendement in, dat door mij warm werd ondersteund. De Burgemeester had de zaak zelf niet voorge steld, omdat hij in overleg met de Wethouders en met het oog op de financiëele gevolgen wat langzamer wilde gaan. Wat is er toen gebeurd ten gevolge van de aanneming van het amendement? De agenten hebben toen gekregen om de 4 weken een vrijen Zondag en bovendien nog wat anders. Vroeger dienden zij om den anderen dag ook 's nachts, en nu kregen zij tegelijk ook veel meer nachtrust. Er werd toen eene regeling gemaakt, waardoor de agenten tegen één nacht dienst twee vrije nachten hadden. Dat was dus een aanmerkelijke voor uitgang. Maar daarvan was het gevolg, dat zij ook van tijd tot tijd hadden een geheelen dag dienst, d. i. van acht uur des ochtends tot tien uur des avonds. Toen is mij dadelijk gebleken, dat onder het corps agenten een zeer groote ontevredenheid ont stond; dat men niet tevreden was met hetgeen zij hadden ge kregen, omdat men veel meer bezwaar had tegen het dienen den geheelen dag. De agenten wenschten de oude regeling terug, maar natuurlijk was daaraan niets te doen, en het hoofd der politie was het er mede eens, dat Zondagsrust werd ingevoerd, zooveel de dienst dit toeliet. Toen is de grensuitbreiding gekomen, die, zooals de heeren weten, 1 Augustus 1896 is ingegaan. Die grensuitbreiding veroorzaakte, dat het aantal agenten moest worden vermeer derd. Wanneer ik toen den dienst had willen inrichten gelijk met alle andere agenten: met dien vrijen Zondag om de vier weken, en de nachtrust gedurende twee nachten van de drie, dan zou ik hebben noodig gehad vier-en-twintig nieuwe agenten. En ik heb gemeend dat niet te mogen doen met het oog op de finantiën van onze gemeente. Er zijn toen maar aangesteld veertien agenten. En waarom maar veertien Omdat wanneer ik er vier-en-twintig aanstelde, ik hun wel allen een gelijken dienst kon geven en om de vier weken Zondagsrust, maar dan had ik op den dag eigenlijk te veel

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1899 | | pagina 14