80 DONDERDAG 2ft OCTOBER 1899. kan krijgen, neem ik iets, en ik geloof, dat door die klinker bestrating groote verbetering in den toestand zou komen. Ik ondersteun dus het denkbeeld van den heer De Goeje, en zou in overweging willen geven bij deze begrooting een memoriepost voor die klinkerbestrating uit te trekken. De Voorzitter. Memoriepostendaar houd ik niet van. De heer Van Hamel. Hoe u het wenscht uit te trekken is mij onverschillig. De Voorzitter. In Den Haag, heb ik gezien, werkt men dikwijls met memorieposten. In 1882, meen ik, is reeds een memoriepost op de begrooting gebracht om een abattoir te maken, en het is er nog niet! De heer Van Hamel. Destijds is, meen ik, al eene begrooting gemaakt van wat eene klinkerbestrating zou kosten. Daar straks heeft de Wethouder van finantiën medegedeeld wat asphalteering zou kosten en wat houtbevloering. Maar is ook geen begrooting gemaakt van eene klinkerbestrating? De Voorzitter. Toen is die begroot op ƒ8689.— De heer Van Hamel. Dan zou ik willen voorstellen voor dat werk een post uit te trekken op dit cijfer. De Voorzitter. De heer Van Hamel stelt dus voor een amendement om den post, genomen een rond cijfer, te ver- hoogen met ƒ9000,—, terwijl de heer Van Hoeken voorstelt eene verhooging met 3200. De beide amendementen worden voldoende ondersteund, zoodat zij verder een onderwerp van beraadslaging kunnen uitmaken. De Voorzitter. Als niemand daarover meer het woord wenscht, worden de amendementen in stemming gebracht. De heer Dekhuyzen. Betrekkelijk rauwelings is de kwestie van de bestrating van de Breestraat in het debat geworpen waaromtrent ik niet kan nalaten nog op twee dingen te wijzen. Ik geloof, dat met het voorstel van den heer Van Hamel tegen het bezwaar al zeer weinig zal bereikt worden, daar het grootste gedeelte van het leven wordt veroorzaakt door het bellen van de tram en het trappen van de paarden; en dat wordt niet opgeheven door eene klinkerbestrating. Boven dien is de Breestraat zeer hellend; dus zal daarmede even tueel rekening moeten worden gehouden, dat niet eene al te gladde bestrating wordt aangebracht Maar wat speciaal die klinkerbestrating aangaat, houd ik vol dat die niet veel zal helpen tegen het geraas. De heer Van Dissel. Ik ben ook vóór het voorstel van den heer Van Hamel en wil daarvoor nog een grond aanvoeren, n.l. dat het hier niet eigenlijk geldt eene uitgave van 9000. daar wij aan de waarde der keien, die weer kunnen worden gebruikt, veel meer dan dat bedrag terugkrijgen. De heer Dekhuyzen. Zou het niet wenschelijk wezen deze belangrijke kwestie aan te houden tot een volgenden keer! Wij hebben een grooten post voor onvoorziene uitgaven. Nu zou plotseling worden besloten eene nieuwe uitgave van 9000.op de begrooting te brengen, en ten slotte zou onze begrooting zijn vastgesteld, terwijl het toch niet volstrekt onmogelijk is, dat wanneer die uitgave werd onttrokken aan de som voor onvoorziene uitgaven en rekening werd gehouden met de keien, die zouden vrij komen, wij tot geheel andere finantieele resultaten zonden komen dan hier, staande de vergadering, mogelijkheid bestaat te doen. Dus zou ik willen voorstellen deze zaak aan te houden tot eene volgende vergadering. De heer Van Hamel. U sprak daar straks, M. d. V., van het bezwaar, dat u hadt tegen het uittrekken van memorie posten maar ik geloof, dat het voorstel van den heer Dekhuyzen om de zaak onbepaald uit te stellen nog veel verder strekkende is dan uittrekking pro memorie. Dus mij dunkt, dat dat nog grooter bezwaar is, en dat wanneer de begrooting wordt vast gesteld, het veel beter is nu te weten of al dan niet met dien post rekening moet worden gehouden, dan misschien over twee, drie maanden voor hetzelfde feit te staan. De heer Dekhuyzen. Ik wensch eenvoudig deze quaestie uit te stellen tot eene volgende vergadering. Dan kan intusschen de Commissie van Fabricage de zaak kalm bekijken en daar omtrent met een voorstel voor den dag komen. Wij hebben 38000.voor onvoorziene uitgaven. Hebben wij dus meer uitgaven te doendan kunnen wij die ontleenen aan dezen post van ƒ38000.Dan kunnen wij ook zien hoeveel minder wij aan Ourthekeien hebben uit te trekken. De Voorzitter. Ik ben niet bereid dit punt uit te stellen tot eene volgende vergadering, dat zou eene zonderlinge wijze van handelen zijn, De begrooting wordt hier vandaag behan deld en moet vóór 1 November vastgesteld zijn; men kan er dus in het laatst van November niet meer op terugkomen. Men kan wel de amendementen nu terugnemen en later met een apart voorstel komen, maar uitstellen van de behan deling der amendementen gaat niet. De heer Dekhuyzen. Dan zou ik het wenschen uit te stellen tot in den loop van 1900. De Voorzitter. Een amendement op de begrooting kan nooit worden uitgestelddat moet bij de vaststelling der be grooting behandeld worden. Men kan wel beleefd verzoeken het terug te nemen en er later mede voor den dag te komen, maar ik heb nooit gehoord, dat de behandeling van een amen dement drie weken lang werd uitgesteld, dat gaat niet. De heer Dekhuyzen. Intrekking zou ook ik in deze het beste achten, als het eene quaestie van vorm is. Het geldt hier eene belangrijke zaak, die niet zoo plotseling in de vergadering kan beslist worden. Dat acht ik eene wijze van werken waar veel tegen te zeggen is. De heer Hasselbach. Is het de bedoeling de geheele Breestraat van de Noordeinde-brug af te bestraten met klinkers? De Voorzitter. Neen, het zou slechts wezen van de Vrouwe- steeg tot de Korenbeurssteeg. De heer Van Hamel. De heeren schijnen te meenen, dat het hier eene geheel nieuwe zaak geldt; dit is volstrekt niet het geval. Het is geen plotseling opgeworpen quaestie, maar een wensch die herhaaldelijk, een jaar of 10, 12, in de stukken door den Raad is besproken. Wij staan hier volstrekt niet voor iets nieuws. Wij hebben straks gehoord wat de heer De Goeje heeft gezegd, dat het wel degelijk aan de school van mejuffrouw Winkler buitengewoon bezwarend wordt het on derwijs te geven ten gevolge van het leven op straat. Men informeere maar eens bij het Hoofd der schoolMej. Winkler, en overtuige zich. door persoonlijk bezoek aan de school. Er is geen uitvoering in den foyer der gehoorzaal of de menschen klagen over het leven op de Breestraat, niet alleen over het gebel van de tram, maar vooral over het dreunen der vracht wagens. Ik geloof dat dit laatste heel wat minder zou zijn bij klinker- dan bij keibestrating. De heer Hasselbach. Ik zou het jammer vinden in eene der schoonste straten eene bestrating te hebben van lapwerk eerst klinkers, verderop keibestrating en dan weer klinkers; iedereen die er wat gezicht op heeft, zal mij toegeven dat men op die manier de straat gaat demoraliseeren tot lapwerk. De heer Juta. Ik ben het volkomen met den heer Hassel bach eens: het gaat niet aan op de Breestraat, een sieraad van Leiden, eene lapwerk-bestrating te maken. Een ander bezwaar is, dat op die wijze aan het oorspron kelijk bezwaar van het leven, het geraas, niet op voldoende manier wordt tegemoet gekomen door het veranderen der bestrating, want we krijgen er toch weer steenen en dit recht vaardigt niet eene uitgave van 9000. In de derde plaats wil ik er op wijzen dat de voorstelling van den heer Van Hamel, dat dit leven zoo hinderlijk zou zijn voor de concerten enz. die in de Gehoorzaal gegeven worden, schromelijk overdreven is. Die concerten hebben doorgaans 's avonds plaats en bij uitzondering in den foyer, en dan is er voorwaar dat vreeselijke geraas en gerij niet misschien op het oogenblik, dat de bezoekers per rijtuig komen of gehaald worden. Waar zou dat gerij met vrachtwagens hier in Leiden 's avonds vandaan komen? Ik noem dat motief overdreven. De heer Van Hamel. Ik wensch daartegen even te protesteeren. Ik kom zelf heel weinig in de Gehoorzaal, misschien eens in de twee jaren. Maar er heeft geen voorstelling in den foyer plaats, hetzij eene spreekbeurt, hetzij eene andere voorstelling op muzikaal terrein, zonder dat er klachten komen. Dat weet de heer Juta ook wel. De heer Den Houter. Ik doe thans een beroep op de des kundige leden van den Raad, die van pleinen, straten, riolen enz. verstand hebben. Wij waren bezig onze gedachten te bepalen bij het amendement van den heer Van Hoeken en de bespreking van den heer De Lange. Is er nu bezwaar tegen, dat eerst even af te doen? Dan kunnen wij, als dat afgehan deld is, aan het andere punt verder onze gedachten wijden. De Voorzitter. Daar zou ik zeer tegen zijn. Wij zijn hier mede, dunkt mij bijna klaar; die dooreen-behandeling is niet te vermijden, dat is altijd het geval. Maar we zijn nu bijna klaar, en nu zou ik vreezen, dat wanneer de heer Den Houter zijn zin kreeg, wij nog eens zouden komen in al die discussies over asphalt, hout, kleine steenen enz. Wel wil ik de leden beleefd verzoeken zich te beperken, en anders zou ik moeten toepassen het reglement van orde wat ik niet gaarne doe om niemand met uitzondering van de voorstellers meer dan tweemaal het woord te geven over eenzelfde onderwerp.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1899 | | pagina 10