DONDERDAG 12 OCTODER 1899. 65 Door de concessie zou de verbinding met den Electrischen Spoorweg met Hoofddorp kunnen vervallen, omdat haar lijn waarschijnlijk evenwijdig zal loopen door de Haarlemmermeer met die der Hollandsche Spoor; komt die verbinding tot stand, dan vervalt ook de aansluiting Uithoorn—Alfen en behoeven wij geen bezwaar te hebben, dat de handel naar Alfen zal worden afgeleid. De Voorzitter. Ik vrees ook, dat zij dan nog verdergaan. De zaak is heel eenvoudig. Ik denk, dat het kabinet van den Minister van Waterstaat niet stil gestaan heeft van den kant van de H. IJ S. M. en de H. E. S. M. Hoe ik de plannen ook bekijk, zij zijn beide van groot nut voor Leiden. Nu zou ik zeggen: laat ons de zaak niet uitstellen. De H. IJ. S M. vraagt ondersteuning van hare concessie-aanvraag, waaraan wij gaarne tegemoet willen komen, want het is een belang voor Leiden. Maar het andere ontwerp, dat nu bij den Raad is ingebracht, is nog veel gewichtiger. Geheel die buurt, alle dorpen daar worden verbonden met onze gemeente; terwijl wij met het andere plan groot gevaar hebben, dat door de verbinding met Hoofddorp die lijn partieel onze markt ver mindert en een gedeelte der marktbezoekers trekt naar Amsterdam. Wij hebben er belang bij, dat het plan van de Electr. Stoomtrammü zoo spoedig mogelijk wordt aangenomen, omdat wij hier te doen hebben met eene ernstige zaak. Ik voor mij kan dus niet tot uitstel adviseeren. In stemming gebracht, wordt de motie-Van Hoeken ver worpen met 17 tegen 9 stemmen. Tegen stemmen de heeren; Drucker, Zillesen, Korevaar, Juta, Kroon, Van Rhijn, De Vries, Van Dissel, L. Driessen, Kaiser, De Goeje, Hasselbach, Van Lidth de Jeude, Zaaijer, Fockema Andrern, Dekhuyzen en Van Hamel. Voor stemmen de heeren: P. J. Van Hoeken, Kerstens, Van Kempen, J. P. Driessen, De Lange, A. J. v. Hoeken J.Jzn., Pera, Den Houter en Aalberse. De Voorzitter. Verlangt thans een der heeren liet woord over de zaak zelve? De heer Den Houter. M. d. V. Ik wenschte even te con- stateeren, dat ik mij buiten stemming moet houden, aangezien mij niet de gelegenheid is gegeven om over de zaak in haar geheel goed te oordeelen. Ik ben er niet tegen, maar ben ook niet in staat er voor te stemmen. De Voorzitter. U moet weten of gij u als lid van den Raad buiten stemming wilt houden. Ik heb dit als lid van den Raad maar eens gedaan, toen ik zijdelings persoonlijk bij eene zaak betrokken was. Men heeft in deze zitting ge sproken over de kracht en de toepasselijkheid van het woord «bedenkelijk", maar ik vind het bedenkelijk, dat een lid van den Raad zich zonder afdoende redenen buiten stemming houdt; men wordt als lid van den Raad gekozen, niet om zich buiten stemming te houden, doch juist om te stemmen. De stukken zijn lang genoeg onder de oogen van de leden geweest men heeft lang eri breed over de zaak kunnen nadenken, veel meer dan over de motie tot uitstel naar aanleiding van een adres, dat eerst heden aan den Raad bekend werden ik acht het bedenkelijk, dat men zich nu, na de gevallen beslis sing, buiten stemming houdt. De heer Van Kempen. M. d. V.Mag ik even doen opmerken, dat de zaak thans in dit stadium verkeert. Velen zijn ingenomen met de voordracht, sommigen echter wenschten uitstel om te zien of het plan van de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaat schappij met de voordracht in verband stond, of het plan daarmede concurreerde, ja dan neen. Dit uitstel is verworpen, maar nu is er ook geen reden om de voordracht zelve te verwerpen. Wij hadden liever beide plannen met elkander vergeleken, maar nu de Raad dit niet noodig heeft geoordeeld, is het nog de vraag alleen of wij de voordracht op zien zelve goedkeuren. De lieer P. J. Van Hoeken. M. d. V.! Waarom gaat bij Leiderdorp de tram eerst den Rijn over en daarna weer terug over een zijtak van den Rijn naar de Zijlpoort Is daarvoor eene bijzondere reden? Mij dunkt, dat het voordeeliger zou zijn geweest wanneer de tram aan dezelfde zijde van den Rijn ware gebleven, daardoor zou eene brug zijn uitgespaard. Nu weet ik wel dat dit eene quaestie is die niet zoozeer de gemeente aangaat, maar ik zie toch niet in welk nut het heeft, dat de Rijn tweemaal moet overgestoken worden. De heer Dekhuyzen. De reden van dien omweg is gelegen in den sterken tegenstand dien men stellig weet dat van de zijde van Gedeputeerde en Provinciale Staten zal komen, wan neer de tram zou moeten gaan over de Zijl iets benoorden de Spanjaardsbrug. Door zoo'n tweede brug zou, meent men, eene belemmering worden geschapen voor de nieuwe vaart, op welke vaart Provinciale Staten zeer gesteld zijn. Boven dien is de nu gevolgde weg voor Leiden veel beter, omdat zoowel de Hoogewoerd als de Haarlemmerstraat er van zullen profiteeren. De Voorzitter. Door den thans gevolgden weg wordt ook Leiderdorp aangedaan, wat noodzakelijk is, omdat alle dorpen aansluiting moeten hebben. De heer P. J. Van Hoeken. Het is ook mijne bedoeling dat Leiderdorp zal worden aangedaan, maar niet aan de hooge doch aan de lage zijde, waarbij voor onze stad hetzelfde voor deel wordt bereikt. Het is ons te doen om de menschen die uit de Haarlemmermeer komen op dezelfde plaats met de tram te doen aankomen waarop zij nu met de bootjes aankomen. Dat kan ook geschieden wanneer de tram bij de Zijlpoort de stad binnenkomt, maar dan zal de Zijl moeten worden overbrugd. De Voorzitter. Maar dan zou de Zijl moeten worden over brugd, en dat zou altijd bezwaar ontmoeten bij Gedeputeerde Staten. U begrijptdat dat bij de onderhandelingen is gebleken want eerst was het plan zoo. En bovendien zou Leiderdorp dan niet van zoo nabij in het net worden betrokken als nu. Dan komt er bij, dat, gelijk de heeren zullen hebben gezien, er een verbinding komt met het goederenstation Leiden Woerden. De heer P. J. Van Hoeken. Dat kon toch met een zijlijntje. De heer Kerstens M. d. V.ik zou wel willen vragen of het niet mogelijk was aan de voorwaarden nog eene andere te verbinden, n. 1. deze, dat eene aansluiting kwam tusschen de halte Hoogen Rijndijk en het begin van de paardentram hier. Op welke wijze, laat ik in het midden. Dit kan op verschillende manieren geschieden, hetzij vanwege de H. E. S. M. zelve, hetzij dat zij zich verstaat met de Rotterdamsche tram, om, tenminste voor zoover de treinen op hare lijn zullen loopen, de tram te laten doorloopen. Daarmede zou veel gewonnen worden; men verkreeg dan eerie directe ver binding tusschen de electrische tram en het station. De Voorzitter. Ik vermoed, dat daartegen niet veel be zwaar zal wezen in de uitvoering; men zal dat toch doen, wanneer het belang, dat medebrengt. U weet, eerst was eene andere richting ontworpendichter bij de oude Hoogewoerds- poort; maar dan zouden wij het Raamland moeten verliezen. Er is een teekening bij de stukken, waaruit blijkt, dat men daarop wilde maken een emplacement. Wij hebben echter gemeenddat dat een te groot offer zou wezen en niet moest worden toegestaan. Nu komt de halte een eind verder, en dus zijn twee dingen mogelijk; n. 1. dat de electrische spoor op de plaats waar u meent even stopt om personen uit te laten en op te nemen, en ook is mogelijk, dat de paarden tram wordt doorgelegd tot het emplacement, tot aan het station dat komen zal buiten de voormalige Hoogewoerdsche poort. Ik geloof, dat er eerder reden voor zal wezen, dat de paardentram doorloopt; maar voor ieder der beide maat schappijen is het een belang, dat de aansluiting plaats heeft. De heer Kerstens. Zou er bezwaar tegen zijn, M. de V., dit onder de voorwaarden op te nemen? De heer Dekhuijzen. Ik gelool, dat het veel beter is deze zaak afgescheiden te houden hiervan, en daaromtrent onder handelingen te openen, wanneer het zoover is gekomen, met de Rotterdamsche tramwegmaatschappij. De tram behoeft dan niet die bocht te maken. De Voorzitter. Ik vermoed, dat het niet anders mogelijk zou zijn dan dat de paardentram doorgelegd wordt. De H. Electr. S. M. zal niet een apart lijntje maken naar de brug; dat is niet te verwachten. De heer A. J. v. Hoeken JJz M. d. V., bij het doorlezen van de stukken en het nazien van de richting, die de lijn der 11. E. S. M. zal nemen, kwam mij in de gedachte of het niet mogelijk zou zijn, dat nog eene voorwaarde aan deze rentegarantie zou worden verbonden. Daarover zou ik gaarne de opinie van den Raad willen hoorenof het niet gewenscht zoude zijn, dat de brug over den Rijn, toegang gevende tot de Waard (als ik mij niet vergis ter hoogte van de fabriek der firma Van Wensen), geschikt gemaakt werd voor het publiek verkeer van voetgangers en rijtuigen. Ik geloof dat daardoor aan de gemeente een groote dienst zou bewezen worden en de terreinen in «de Waard" in waarde zouden stijgen. De heer Dekhuijzen. Ik wensch er op te wijzen, dat dit geen belang is van de gemeente Leidenwant dat gedeelte van de Waard behoort tot de gemeente Leiderdorp. De Voorzitter. De brug zou bovendien een belangrijk nadeel toebrengen aan de scheepvaart. Eene brug voor voet gangers en rijtuigen dient toch zooveel mogelijk gesloten te zijn, terwijl zij alleen voor de tram bestemd zijnde, meestal geopend kan zijn. Wij zouden er dus stellig strijd over krijgen met Gedeputeerde Staten. Juist om de scheepvaart zoo weinig mogelijk te belemmeren, hebben wij als nieuwe voorwaarde nog gestelddat de tijden van opening en sluiting der bruggen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1899 | | pagina 7