103
Art. 2.
Het schoolgeld bedraagt voor de leerlingen die alle lessen
volgen
aan het Gymnasium100.per jaar;
de Hoogere Burgerschool voor Jongens. 60.
Meisjes 60.
Wanneer twee of meer leerlingen uit hetzelfde gezin
dezelfde inrichting gelijktijdig bezoeken, wordt dit schoolgeld
voor ieder met een vierde verminderd.
Art. 3.
liet schoolgeld bedraagt voor de bijwoning van de lessen
in enkele vakken:
a. aan het Gymnasium, wanneer de lessen worden gegeven:
eenmaal 's weeksf 15.— per jaar.
tweemaal 20.
driemaal 25.
vier- of meermalen 's weeks30.—
b. aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens of aan die
voor Meisjes, wanneer Me lessen worden gegeven
eenmaal 's weeksf 10.per jaar.
tweemaal 15—
driemaal 20.—
vier of meermalen 's weeks 25.
Art. 4.
Het schoolgeld is verschuldigd door de ouders of verzorgers
der leerlingen, of, zoo deze laatsten meerderjarig mochten
zijn, door henzei ven.
Leerlingen, voor wie het verschuldigde schoolgeld niet is
voldaan, worden tot de inrichtingen niet toegelaten
Art. 5.
Het schoolgeld is verschuldigd over een geheel schooljaar.
Wanneer leerlingen in den loop van het schooljaar tot de
inrichting worden toegelaten of die verlaten, kan de Gemeen
teraad in bijzondere gevallen bepalen, dat het schoolgeld eerst
zal ingaan met het begin van het kwartaal, waarin de toe
lating, of slechts verschuldigd zal zijn tot het einde van het
kwartaal, waarin het vertrek van. den leerling plaats heeft.
Art. 6.
Oeze verordening treedt in werking op den len Januari 1900.
VERORDENING, regelende de invordering van schoolgel
den aan het Gymnasium, de Hoogere Burgerschool
voor Jongens en de Hoogere Burgerschool voor
Meisjes, te Leiden.
Art. 1.
Het schoolgeld voor de leerlingen van het Gymnasium, de
Hoogere Burgerschool voor Jongens en de Hoogere Burger-
gerschool voor Meisjes wordt ingevorderd door den Gemeente-
Ontvanger.
De ouders of verzorgers der leerlingen, of, zoo deze meer
derjarig zijn, zij zeiven, moeten het verschuldigde schoolgeld
ten kantore van den Gemeente-Ontvanger voldoen, of in eens
voor het geheele jaar vóór den len September van het school
jaar óf kwartaalsgewijze vóór den len September, vóór den
len December, vóór den len Maart en vóór den len Juni van
het schooljaar binnen acht dagen na daartoe door den Gemeente-
Ontvanger te zijn uitgenoodigd.
Art. 2.
Deze verordening treedt in werking op den len Januari 1900.
VERORDENING regelende de heffing van schoolgeld aan
de Gemeentelijke Kweekschool voor Onderwijzers en
Onderwijzeressen te Leiden.
Art. 1.
Ter tegemoetkoming in de kosten der Gemeentelijke Kweek
school voor Onderwijzers en Onderwijzeressen wordt een school
geld geheven voor iederen leerling, die aan deze inrichting
onderwijs geniet.
Art. 2.
Het schoolgeld is verschuldigd door de ouders of verzorgers
der leerlingen, of wanneer deze meerderjarig zijn, door hen-
zelven.
Art. 3.
Het schoolgeld bedraagt voor de leerlingen, ingezetenen der
gemeente Leiden, die alle lessen volgen, per kwartaal ƒ15.
wanneer hunne ouders of, wanneer zij meerderjarig zijn en
niet bij hunne ouders inwonen, zij zeiven in de plaatselijke
directe belasting zijn aangeslagen naar een inkomen van meer
dan 3000.— f 8.wanneer hunne ouders of, wanneer
zij meerderjarig zijn en niet bij hun ouders inwonen, zij
zeiven, in de plaatselijke directe belasting zijn aangeslagen
naar een inkomen van meer dan f 2000.tot en met 3000.
f 6.wanneer hunne ouders of, wanneer zij meerderjarig
zijn en niet bij hun ouders inwonen, zij zeiven, in de plaatse
lijke directe belasting zijn aangeslagen naar een inkomen
van meer dan 1000 tot en met f 2000.4.wanneer
hun ouders of, wanneer zij meerderjarig zijn en niet bij hun
ouders inwonen, zij zeiven, in de plaatselijke directe belasting
zijn aangeslagen naar een inkomen van f 600.tot en met
f 1000.—
Voor leerlingen, ingezetenen der gemeente, wier ouders, of
die, zoo zij meerderjarig zijn en niet bij hun ouders inwonen,
zei ven in de plaatselijke directe belasting zijn aangeslagen
naar een inkomen van minder dan 600.of niet zijn aan
geslagen, wordt geen schoolgeld geheven.
Voor minderjarige leerlingen, wier ouders overleden zijn,
wordt het schoolgeld berekend naar hun eigen inkomen op
den bovenvermelden grondslag.
Art. 4.
Voor leerlingen, ingezetenen der gemeente Leiden, die slechts
enkele lessen bijwonen, bedraagt het schoolgeld per vak per
kwartaal 5.2.75, f 2.of 1.25, al naar het voor het
bijwonen van alle lessen f 15.8.f 6.of 4.zou
hebben bedragen, met dien verstande evenwel, dat het totaal
bedrag nooit hooger kan zijn, dan dat voor het bijwonen van
alle lessen verschuldigd.
Art. 5.
Wanneer de leerlingen deel uitmaken van een gezin met
twee of meer kinderen, ondergaat het schoolgeld, verschuldigd
krachtens de art. 2 en 3, een vermindering van 2 voor elk
kind uit het gezin beneden de 18 jaar.
Art. 6.
Voor leerlingen, niet-ingezetenen der gemeente Leiden, wordt
het schoolgeld berekend op denzelfden voet als in de drie
voorgaande artikelen voor leerlingen, ingezetenen der gemeente,
is bepaald, met dien verstande dat in plaats van den aanslag
in de plaatselijke directe belasting tot grondslag dier berekening
zullen strekken de omtrent het inkomen van de ouders of
leerlingen door Burg. en Weth. verkregen inlichtingen.
Art. 7.
Geen schoolgeld is verschuldigd voor leerlingen, in het be
zit van de akte, bedoeld bij art. 56a der Wet op het Lager
Onderwijs, wanneer zij aan eene school werkzaam zijn.
Art. 8.
Voor adspirant-kweekelingentevens leerlingen van een
der openbare lagere scholen 2e klasse, wordt behalve het voor
die scholen verschuldigde schoolgeld, geen schoolgeld geheven.
Ingeval van onvermogen kan hun door Burg. en Weth. alge-
heele vrijstelling van schoolgeld worden verleend.
Art. 9.
Burg. en Weth. bepalen met inachtneming van het bepaalde
bij de vorige artikelenhet voor iederen leerling verschuldigd
schoolgeld.
Art. 10.
Voor elk ingetreden kwartaal is het schoolgeld ten volle
verschuldigd. De kwartalen beginnen met 1 September, 1
December, 1 Maart en 1 Juni.
Leerlingen, voor wie het verschuldigde schoolgeld niet is
voldaan, worden tot de inrichting niet toegelaten.
Art. 11.
Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1900.