56 DONDERDAG 21 SEPTEMBER 1899. IV. Benoeming van een lid van de Commissie van Fabricage. Wordt met 17 stemmen benoemd de heer De Lange; de heer Kroon bekwam 4 stemmen; de heer A. J. Van Hoeken 1 stem. De Voorzitter. Is de heer De Lange bereid de betrekking te aanvaarden? De heer De Lange. M. d. V.Hoewel ik aard en omvang van de aan deze betrekking verbonden werkzaamheden op dit oogenblik nog niet voldoende ken, zal ik toch met dank aan den Raad voor dit blijk van vertrouwen, de benoeming aannemen. Toejuiching V. Voorstel tot regeling van de uitbetaling van niet aan geboden coupons van geldleening. (Zie Ing. St. n". 167 en 179.) VI. Voorstel tot verhooging van Volgn. 137 der begrooting, dienst 1899, tot regeling van de subsidie toegekend aan de afd. Leiden en Omstreken van den Roomsch-Katholieken Volksbond. (Zie Ing. St. n°. 168 en 179.) Deze voorstellen worden achtereenvolgens zonder beraadsla ging of hoofdelijke stemming aangenomen. VII. Verzoek van C. Van der Salm en andere bezoekers der Leidsche markt, om verbetering van de bestrating van de Heerenstraat en van het verdere gedeelte van den grintweg aldaar. (Zie Ing St. n° 172.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming conform het voorstel van Burg. en Weth. besloten. VIII. Voorstel omtrent splitsing van klassen aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens. (Zie Ing. St. n°. 171.) IX. Voorstel in zake het aanbrengen van ventilatieschoor- steenen aan de school der 2de klasse voor Jongens en Meisjes aan de Oude Vest. (Zie Ing. St, n°. 173 en 180). Deze voorstellen worden achtereenvolgens zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming aangenomen. X. Voorstel om het ophalen van asch en vuilnis, het schoon houden der bestratingen en verdere werkzaamheden, daarop betrekking hebbende, in de voormalige gedeelten van Zoeter- woude en Leiderdorp, op te dragen aan H. W. Straathof. (Zie Ing. St. n«. 176.) De heer Zili.esen. M.d. V. Niet zonder eenige verwondering heb ik kennis genomen van dit voorstel van Burg. en Weth. Wat toch is het geval? Nadat de annexatie van gedeelten der omliggende gemeenten met 1 Augustus 1896 tot stand was gekomen, is het rein houden van die geannexeerde ge deelten, het ophalen van asch, vuilnis en andere aanverwante werkzaamhedenopgedragen aan de personendie tot dien tijd met deze werkzaamheden waren belast, aanvankelijk tot ultimo December 1896 en verder met goedkeuring van en krachtens een besluit van den Raad gedurende het jaar 1897. Aan Van der Meer was opgedragen het reinhouden van het gedeelte onder Zoeterwoude, aan Van den Nouland van dat onder Leiderdorp en aan Schrama van dat onder Oegstgeest. Einde 1897 zijn Burg. en Weth. met een nieuw voorstel bij den Raad gekomen (v. d. Nouland was in dien tijd over leden), strekkende om de beide overlevende personen te be lasten met het reinhouden van de geannexeerde gedeelten, met dien verstande, dat Van der Meer zoude krijgen het ge deelte onder Leiderdorp en ZoeterwoudeSchrama het gedeelte onder Oegstgeest. Het contract zou worden gesloten niet voor één jaar maar voor drie jaren, dus tot ultimo December 1900, een en ander onder voor de gemeente gunstiger voorwaarden, want terwijl voor 1897 voor het schoonhouden der gedeelten onder Leiderdorp en Zoeterwoude moest betaald worden f 1485.verklaarde Van der Meer zich bereid dit te doen voor f 1250.of ongeveer 24.per week. Bij de beraadslaging is er door U, M. d. V., op gewezen, dat beide personen zich uitstekend van hunne verplichtingen hadden gekweten. Voor een klein deel zou ik de waarheid van dit getuigenis kunnen bevestigenomdat zooals aan de meesten Uwer bekend is, mijne zaak onder dat deel van Lei derdorp is gevestigd, dat thans bij Leiden is getrokken. Ik heb mij dus dagelijks kunnen overtuigen van de wijze, waarop Van der Meer zich van zijne verplichtingen kweet, met behulp van een jongen, wagen en paard en bovendien een handkar, waarmede hij zijn gedeelte, dat zooals wij weten eene groote uitgestrektheid heeft, moest schoonhouden. Nu komt onverwacht het bericht, dat sedert 1 September jl. Van der Meer in gebreke is gebleven aan zijne verplichtingen te voldoen en in staat van faillissement is verklaard. Wat de reden daarvan is, staat in het voorstel van Burg. en Weth. niet vermeld, doch die is licht te gissen. Zeer waar schijnlijk zal de toegestane som van f 1250.niet voldoende zijn geweest. Wellicht kan als bijkomende reden gelden, dat hij voor den afval geen geregeld debouché heeft kunnen vin den. Hoe dit echter zijhet is een feit dat hij niet aan zijne verplichtingen kan voldoen, en nu stellen Burg. en Weth. ons voor, het reinhouden enz. van de geannexeerde gedeelten onder Leiderdorp en Zoeterwoude op te dragen aan een melkboer, woonachtig in deze gemeente, onder volkomen dezelfde voor waarden als aan Van der Meer waren opgelegd. De vrees is, dunkt mij, gerechtvaardigd, dat de nieuwe contractant het evenmin zal kunnen volhoudenen binnen korteren of langeren tijd eveneens in gebreke zal blijven, en dan staan wij weder voor dezelfde moeielijkheden, wellicht voor grootere. Niets zal mij aangenamer zijn, dan te verne men, dat die vrees ongemotiveerd is maar het is ook mogelijk, dat Burg. en Weth. ons dit voorstel gedaan hebben alleen met een goed vertrouwen in de toekomst Mocht dit het geval zijndan zou ik wel in overweging willen geven om thans nog geene beslissing te nemen, althans nog geen contract te sluiten voor het volgende jaar. Dan kan men de zaak nog eens van alle kanten bezien. En wanneer het dan mocht blijken, dat de toegestane som werkelijk te gering is, wat velen met mij gelooven, dan zou ik Burg. en Weth. willen uitnoodigen zich tot den Raad te wenden met een voorstel, om die som te verhoogen met een bedrag, dat' noodig zal geacht worden om het werk behoorlijk uit te voeren. De Voorzitter. Wanneer ik den heer Zillesen goed heb begrepen, dan wenscht hij Burg. en Weth. uit te noodigen om met een nader voorstel bij den Raad te komen, dat meer geld zal vorderen dan waarvoor het werk nu is aan besteed. Daartoe zijn Burg. en Weth. echter zeker niet bereid, want het is ons dadelijk gelukt in plaats van Van der Meer een naar alle waarschijnlijkheid solieden pachter te vinden met goede borgen. De heer Zillesen zal ook wel begrijpen, dat er eenige haast bij de zaak is, zoodat uitstel niet wenschelijk is. De gemeente is dadelijk bij de staking van bet werk door Van der Meer zelf moeten optreden, maar het spreekt vanzelf, dat de gemeente duurder werkt dan iemand, die uit zulk soort van werk zijn dagelijksch brood verdient. Om de nadeelen voor de borgen van Van der Meer niet al te groot te doen zijnhebben wij zooveel mogelijk haast ge maakt met de keuze van een nieuwen pachter. Het spreekt toch van zelf, dat alles wat de gemeente meer uitgeven moet dan waarvoor gecontracteerd werd, moet komen ten laste van Van der Meer of eventueel van zijne borgen. Welke redenen er zouden bestaan dat de nieuwe pachter niet aan zijne verplichtingen zoude voldoen, kan ik niet ver moeden. Wij hebben onder de verschillende gegadigden meenen te vinden een zeer ^olieden pachter, die uitstekende borgen heeft. Dat de man melkboer isis waar, maar naar wij meenen, is hij zeer geschikt voor werk als het hier geldt. Welke de reden is van de déconfiture van Van der Meer, weet ik nietdat hebben wij ook niet te onderzoeken. Als de man indertijd te laag heeft ingeschreven, dan is dit zijn eigen schuldmaar ik voor mij heb niet den indruk ontvangen, dat dit de reden van zijn faillissement is. De heer Zillesen. M. d. V. IJ schijnt mijne bedoeling niet juist begrepen te hebben. Het is natuurlijk niet mijne bedoe ling om per se, zonder noodzaak, de gemeente op meerdere kosten te jagen, maar wel om te doen nagaan, of voor het bedragwaarvoor het werk is aangenomendit voldoende kan worden verricht. U zegt dat omtrent den nieuwen pach ter gunstige inlichtingen zijn ontvangenen dat hij goede borgen heeft, maar die goede inlichtingen werden indertijd eveneens omtrent Van der Meer verkregen. U deelde toen zelfs mededat zij uitstekend warenen de man heeft ook werkelijk getoond voor zijn werk geschikt te zijn. Nu bestaat bij mij de vrees, dat wij eene herhaling zullen krijgen van hetgeen bij Van der Meer is voorgevallen, en dat het na eenigen tijd zal blijkenook de nieuwe pachter voor ƒ24.in de week niet aan zijne verplichtingen zal kunnen voldoen. Meent het Dagel. Bestuur dat daarvoor geen vrees behoeft te bestaan, dan wil ik mij er bij nederleggen, tenzij ook andere leden van den Raad met mij van meening mochten zijndat het beter is de zaak eerst nog eens nader te onderzoeken, natuurlijk, ik herhaal het, met het oog op het volgende jaar, want voor dit jaar zou ik mij met den genomen maatregel wel kunnen vereenigen. De Voorzitter. Ik kan er niet veel meer aan toevoegen. Er bestond geene aanleiding om meer te bieden dan de gegadigden vroegen. Verschillende personen waren bereid het werk voor de aangeboden som te doen, en uit die verschil lende gegadigden hebben wij den naar onze meening ge- schiktsten persoon genomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1899 | | pagina 2