1° het verlengde van de Nassaustraat in de richting van de Prinsenlaan zal eene straat van 10 Meter breedte moeten zijn; 2° dientengevolge vervalt de door den Raad der gemeente Leiderdorp op 25 October 1889 goedgekeurde Bloemstraat (straat 5 van Bijlage B); 3° het deel der Oranjestraat, dat ligt ten noorden van de Nassaustraat, zal eene straat van 8 Meter breedte moeten zijn. 't Welk doende enz. Leiden16 September 1898. J. Van der Tas. Bijlagen: A. afschrift van de verordening der gemeente Leiderdorp, d.d. 25 October 1889. B. de door den burgemeester der gemeente Leiderdorp voor met de in bet archief dier gemeente gedeponeerde overeen komend verklaarde teekening van bet, bij genoemde ver ordening goedgekeurde stratenplan. C. teekening, aangevende de wijziging in het, sub B vermelde plan, naar de overeengekomen regeling. N°. 187. Leiden, 21 September 1899. Bij de Commissie van Financiën bestaan geene bedenkin gen tegen de in bare banden gestelde begrooting van de Stedelijke Werkinrichting voor het jaar 1900. Zij heeft de eer U voor te stellen die begrooting goed te keuren. Aan den Gemeenteraad. De Comm. v. Financiën. N°. 188. Leiden, 20 September 1899. Bij nevensgaand adres verzoeken J. M. Botermans e. c. om vergunning tot demping van een gedeelte der sloot langs den Lagen Rijndijk, gelegen vóór het terrein der voormalige buitenplaats Nippon, en om den door demping verkregen grond tot tuintjes te mogen inrichten. Tegen inwilliging van het eerste gedeelte van het verzoek bestaan, mits de demping met inachtneming der verschil lende hierna te melden voorwaarden plaats heeft, noch bij de Commissie van Fabricage, noch bij ons college bedenkin gen. Daarentegen komt het ons met die Commissie onge- wenscht voor. dat de door demping verkregen grond tot tuintjes wordt ingericht. Waar toch de Lage Rijndijk ook aan die zijde meer en meer bebouwd wordt en dus met grond mag worden verwacht, dat binnen niet al te langen tijd tot demping der grenssloot over hare volle lengte zal worden overgegaan, behoort er, naar wij meenen, van gemeente wege voor te worden zorg gedragendat de door demping verkregen grond tot verbreeding van dezen belangrijken toe gangsweg, die thans slecht een breedte heeft van 8 Meter, worde aangewend. Wij zouden daarom aan de vergunning tot demping de voorwaarde willen verbinden, dat de door demping verkregen grond behoorlijk bestraat aan de gemeente wordt afgestaanten einde tot openbare weg te worden bestemd. Tevens zal dan in den grond een behoorlijk liool moe ten worden gelegd, zooals die welke bij de gemeente in gebruik zijn, teneinde in het gemeentelijk rioolnet te kunnen worden opgenomen. Aangezien evenwei die bestrating ook in het belang der gemeente is en aan het riool met het oog op zijn bestemming grootere afmetingen zullen behooren te worden gegeven, dan die, waarmede een riool uitsluitend ten dienste van de dooi' adressant te bouwen perceelen zou kunnen vol staan, komt het ons billijk voor, dat van gemeentewege de helft in de kosten van bestrating en rioleering w7ordt bijge dragen, tot een maximum van 500.—Adressant heeft ons te kennen gegeven zich met deze regeling ten volle te kun nen vereenigen. Op grond van het bovenstaande geven wij Uwe Vergade ring alsnu in overweging: I. Aan J. M. Botermans e. c., behoudens de rechten van derden, vergunning te verleenen tot demping van een gedeelte sloot langs den Lagen Rijndijk, strekkende langs de voor malige buitenplaats Nippon, ter lengte van 55 Meter, kadastraal bekend onder Sectie K. n°. 565 gemeente Leiden onder de navolgende voorwaarden: 1°. dat de sloot word ontdaan van bodem- en drijfvuil en worde aangevuld met zuiver zand tot nader aan te geven hoogte 2°. dat over de volle lengte op nader door ons aan te geven diepte een cementen riool worde gelegdinwendig wijd 60 bij 40 cM. op een doorgaande grondplank en in aansluiting aan een aan beide uiteinden te plaatsen beschoeiing tot grondkeering; 3°. dat tot afvoer van hemelwater vier gegoten ijzeren straatkolken worden aangebracht van het model, bij de' 92 gemeente in gebruik, "en deze door middel van een gemet selde put en Engelsch-aarden buizen, inwendig wijd 30cM. met het cementenriool worden verbonden, een en ander vólgens onze nadere aanwijzing; 4°. dat het riool aan de uiteinden worde voorzien van een ruimdamkast en daartusschen van drie ruimkasten, groot 1.50 x 0.60 x 1.40 M. te metselen van klinkers in sterke tras met een wanddikte van 1 steen en een bodemdikte van 4 gemetselde lagen, en af te dekken met gegolfd gegalvani seerd plaatijzer; en 5°. dat de door demping verkregen grond, behoorlijk ten onzen genoege met klinkers bestraat en op de boven aange geven wijze gerioleerd, aan de gemeente in eigendom en onder houd worde overgedragenten einde tot openbare straat te worden bestemd tegen betaling door de gemeente van de helft der kosten van bestrating en rioleering, tot een maxi mum van ƒ500. II. Afwijzend te beschikken op het verzoek om den door demping verkregen grond tot tuintjes te mogen inrichten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan de EdelAchtbare Ileeren Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. Mijne Heeren! Met verschuldigden eerhied verzoeken ondergeteekenden van Uw geacht College vergunning tot het dempen van dat gedeelte sloot, wat strekt langs de plaats genaamd Nippon, hetwelk gelegen is aan den Lagen Rijndijk, kadastraal bekend sectie K, n°. 565, ter lengte van ongeveer 50 Meter. Dit beleefd verzoek geschiedt naar aanleiding: ten 4ste: dat dit gedeelte sloot geheel het eigendom is van de ondergeteekenden en door niemand ooit of te immer bevaren wordt, aangezien aan beide zijden van bovengenoemd terrein toegang is en geeft om in beide slooten te komen; ten 2de: daar dit gedeelte sloot altijd een vreeselijk onaan gename lucht opwerpt en nooit of-nimmer gebruikt wordt en bovendien zeer schadelijk voor de gezondheid is, zoo ziet onder- geteekende Uw gunstig antwoord tegemoet; ten 3de: om aan die verkregen grond met dat gedeelte grond van de plaats Nippon zelfs, die grond, hetwelk verkregen wordt door het terugspringen met de nieuw te maken perceelen in te richten als tuintjes. Gedaan te Leiden, den 11 Juli 1899, door Uw Dienstw. Dienaren J. M. Botermans en Consorten, die bij dezen domicilie kiezen aan de Middelste gracht N°. 28 A te Leiden. N°. 189. Leiden18 September 1899. Ondergeteekenden, in Uwe Vergadering van 6 Juli jl. benoemd teneinde omtrent het voorstel van Burg. en Weth. van 30 Juni jl. het verslag uit te brengen, bedoeld in art. 7 der Verordening van 5 April 1894 «betreffende het bewonen van gebouwen, welke, als schadelijk voor de openbare gezondheid, voor be woning ongeschikt zijn", hebben de eer het volgende te rap porteeren Bij een onderzoekter plaatse ingesteldvonden wij den toestand van het perceel Waardgracht 86, gelijk die is be schreven in het rapport der Commissie, vermeld in art. 1 der Verordening met dit verschil, dat in meer dan één opzicht de gebreken nog zijn verergerd: de bouwvallige muren zijn verder ingestort, er zijn meer glasruiten gebroken, enz Van de verbeteringen en herstellingen, door de Commissie noodig geacht en door Burgemeester en Wethouders voorge schreven, is ook nu nog geen enkele aangebracht. Het is ook onze meening, dat het perceel in zijn tegenwoordigen toestand niet voor bewoning geschikt isdoch dat het voor bewoning geschikt gemaakt kan worden door het aanbrengen van de zooeven genoemde herstellingen er» verbeteringen. De eigenares is door ons in de gelegenheid gesteld, hare belangen voor te dragendoch heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. Op grond van een en ander geven wij U in overweging het volgende besluit te nemen: De Raad der Gemeente Leiden verklaart, dat het perceel Waardgracht n°. 86, toebehoorende aan de Wed. Bartholomeus Arnoldus Van Ulden, geb. Elisabeth Christina Laterveer, als schadelijk voor de openbare gezondheid, ongeschikt is voor het bewonendoch dat het door verbetering voor bewoning ge schikt gemaakt kan worden dat daartoe moeten worden aangebracht de navolgende ver beteringen de gebroken tegels in den vloer van het voorhuis door nieuwe vervangen;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1899 | | pagina 4