GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 83 I^OEKOMEX STIRKEH. N°. 161. Leiden, 21 Augustus 1899. De Commissie van Financiën heeft de rekening van ont vangsten en uitgaven der gemeente over het dienstjaar 1898 met de daarbij overgelegde bescheiden vergeleken, onderzocht en in goede orde bevonden. Zij heeft derhalve de eer U voor te stellen: a. de rekening vast te stellen in ontvangst ad 1.159658.795 in uitgaaf ad1.170485.01 sluitende alzoo met een nadeelig slot van 10826.21* b. Burgemeester en Wethouders dank te betuigen voor het in 1898 gevoerd beheer. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 162. Leiden, 22 Augustus 1899 Naar aanleiding van het bepaalde bij art. 2 der Verorde ning van den 9den Januari 1896, houdende Reglement op het beheer en bestuur van het Krankzinnigengesticht Ende geest, hebben wij de eer U, na raadpleging der Commissie van Beheer, voor de benoeming van een lid dier commissie in plaats van Prof. Dr. T. Zaaijeraftredend lidaan te bevelen I». Prof. Dr. T. ZAAIJER. 20. Prof. Mr. S. J. FOCKEMA ANDREAE. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 163. Leiden, den 22 Augustus 1899. Wij hebben de eer U hiernevens over te leggen een schrij ven van Commissarissen van de Stedelijke Gasfabriek, hou dende eene voordracht voor de benoeming van een Commissaris ter vervulling van de vacature, ontstaan tengevolge van de periodieke aftreding van den heer P. Zillesen. Ter voldoening aan art. 4 van het Reglement op het beheer en bestuur der Stedelijke Gasfabriek worden door ons aan het voorgedragen dubbeltal toegevoegd de raadsleden Dr. Th. W. Van Lidth de Jeude en W. Pera. Wij verzoeken Uwe Vergadering alsnu tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 18 Augustus 1899. De ondergeteekendenCommissarissen van de Stedelijke Gasfabriek, hebben de eer U, ingevolge art. 3 der Verorde ning van den 28sten September 1883 (Gemeenteblad n°. 17 van 1882), houdende Reglement op het beheer en bestuur der Stedelijke Gasfabriek, gewijzigd 29 December 1887 (Gemeenteblad n°. 2 van 1888) voor de benoeming van een Commissaris in plaats van den heer P. Zillesen, aftredend lidvoor te dragen het volgend dubbeltal de heer P. ZILLESEN en de heer Dr. P. J. KAISER. Commissarissen voornoemd H. C. JUTA. A. W. Kroon Jr. Aan den Gemeenteraad. N°, 164. Leiden, 22 Augustus 1899. In een hierbij aan Uwe Vergadering overgelegd schrijven van de Commissie van Beheer van het gesticht Endegeest wordt gewezen op de noodzakelijkheid der uitvoering van eenige werken ter versterking van een tweetal isoleerkamers. Bij ervaring is toch gebleken, dat de isoleerkamers, hoewel in het algemeen zeer goed aan hare bestemming beantwoordende, op den duur niet bestand zullen blijken tegen de vernielzucht van krachtige patiënten. Ter voorkoming nu van beschadiging dier vertrekken en om tevens alle gevaar voor uitbraak der patiënten af te wenden, zullen de deur- en raamkozijnen moeten worden versterkt en stalen platen tegen de wanden en zoo noodig ook voor de ramen moeten worden aangebracht. De kosten van uitvoering dier werken worden door de Com missie geraamd op 750.en zullen ten laste komen van het gesticht. Aangezien wij ons geheel met de door de Commissie voor gestelde werken kunnen vereenigen, en wij geen bezwaar hebben tegen het bedrag der daarvoor geraamde kosten, geven wij Uwe Vergadering in overweging de Commissie van Beheer tot de uitvoering der bovenbedoelde werken te machtigen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 165. Leiden, 29 Augustus 1899. Onder overlegging van nevensgaand adres van II. Van Leeuwen, aannemer van de vernieuwing van de Vlietbrug, houdende verzoek om kwijtschelding der boete wegens te late oplevering van het werkhebben wij de eer U mede te deelen, dat, naar het ons evenals der Commissie van Fabricage voorkomt, in deze wel termen aanwezig zijn om gunstig op het verzoek te beschikken. Inderdaad moet de vertraging van 13 dagen in de opleve ring van het werk worden geweten aan de te late levering van de ijzeren brugliggers door den leverancier van het ijzerwerk, waardoor adressant buiten zijn schuld niet aan zijn verplichtingen heeft kunnen voldoen. Overigens heeft de uitvoering van het werk tot tevreden heid van den Directeur der Gemeentewerken plaats gehad en heeft de gemeente door de te late oplevering geenerlei nadeel geleden. Wij geven Uwe Vergadering daarom in overweging te besluiten aan adressant alsnog te doen uitbetalen de som van 130.— welke ingevolge het bepaalde bij art. 12 van het Bestek wegens de te late oplevering van de aannemings som moet worden gekort. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 8 Augustus 1899. HoogEdelAchtbare Heeren Burgemeester en Wethouders. EdeiAchtbare Heeren, ondergeteekendeHermanus Van Leeuwen, aannemer der Vlietbrug, nota genomen hebbende van Uwe kennisgeving aangaande de toegepaste boete voor te late oplevering der Vlietbrug, neemt hierbij de vrijheid zich tot Uw Achtbaar College te wenden met het vriendelijk ver zoek deze boete niet toe te passen. De oorzaak van de te late oplevering is, dat ondergeteekende heeft moeten wachten op ijzeren binten, welke niet in den handel voorkomen. De brug is echter voor het verkeer niet langer gestremd geweest, daar deze in den kortst mogelijken tijd is opgeleverd. Aangenaam zou het mij zijn van Uw EdelAchtbaar College een gunstig antwoord te ontvangen. Met verschuldigden eerbied, hoogachtend Uw Dienaar H. Van Leeuwen. N°. 166. Leiden, 29 Augustus 1899. In de laatste Raadszitting werden door Uw medelid W. Pera bij de behandeling der gemeente-rekening over 1898 nadere inlichtingen verzocht omtrent de twee volgende zaken. In de eerste plaats had het zijn aandacht getrokken, dat op pag. 69 der Ingekomen Stukken onder n°. 155 een bedrag van ƒ4723.60 stond vermeld, als door den Raad toegestaan voor het stichten van 2 wachthuisjes voor de Politie, terwijl door Burg. en Weth. in n°. 199 der Ingekomen Stukken van 1897 was medegedeeld, dat de kosten dier wachthuisjes 4465. hadden bedragen. In de tweede plaats zou hij gaarne eenigszins nader zien opgehelderd de som van 3664.38', op bladz. 71 der Ingek. Stukken onder Volgn. 12 vermeld als meer te zijn ontvangen, dan bij de begrooting van dat Volgnummer geraamd was. Ter voldoening aan dat verzoek kunnen wij thans mededeelen, dat door den Raad bij Besluit van 18 Augustus '1897 voor de oprichting der Politiehuisjes een bedrag werd toegestaan van 4465.te vinden uit geldleening, ter dekking van de boven vermelde som in n°. 199 van de Ingek. Stukken van 1897. Later werd bij Raadsbesluit van 27 Januari 1898 (zie Ingek. Stukken n°. 9 van dat jaar onder Volgn. 109) alsnog nader toegestaan een bedrag van ƒ258.62, nadat gebleken was, dat de politiehuisjes met inbegrip van gasleiding, waterclosets,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1899 | | pagina 1