68 opmerking van den Minister van Binnenlandsche Zaken ten opzichte eener andere gemeente, in overweging uit art. 2 der heffingsverordening te doen vervallen litt. d. extracten van huiuelijksafkondiging ter aanplakking bestemdomdat die af kondigingen kosteloos plaats hebben. Hoewel de uitzon deringsbepaling van art 2 sub litt. d. juist bedoelde om duidelijk te doen uitkomen, dat de extracten van huwelijks afkondiging, ter aanplakking bestemd, vrij zijn van rechten, terwijl men ze zonder die uitzondering wellicht krachtens een der bepalingen van art. 1 daaraan onderhevig zou kunnen achtenhebben wij toch geen bezwaar die bepaling, die wellicht overbodig is, te doen vervallen. In de tweede plaats merkt de Commissaris der Koningin op,, dat uit de invorderingsverordening niet blijkt, dat de rechten bedoeld bij art. 2 der Wet van 23 April 1879 (Stbl. n°. 72) ingevolge art. 3 dier wet door den ambtenaar van den Burgerlijken Stand worden ingevorderd. Mogelijk zou dit eene opmerking van het Departement van Binnenlandsche Zaken kunnen uitlokken, waarom Z.H.E.G. aanvulling dier verorde ning gewenscht acht. Ook hiertegen bestaat bij ons geen bezwaar, daar de ver ordening uit den aard der zaak geen inbreuk kan maken op de uitdrukkelijke bepalingen der wet, nog daargelaten in hoeverre hier van zoodanige inbreuk sprake zou kunnen zijn. Wij geven Uwe Vergadering daarom in overweging uit art. 2 der d.d. 15 Juni j.l. vastgestelde verordening regelende de heffing van leges en expeditiegelden ter Secretarie, bij het Oud-Archief en aan het Bureau van den Burgelijken Stand te Leidenlitt. d. te doen vervallenen tusschen de eerste en de tweede alinea van art. 1 der invorderingsver ordening in te lasschen de woorden: »De rechten, geheven krachtens art. 2 der Wet van 23 April 1879 (Stbl. n°. 72), worden ingevolge art. 3 dier wet ingevorderd door den Amb tenaar van den Burgerlijken Stand," en beide verordeningen aldus gewijzigd, opnieuw vast te stellen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N". 151. Leiden, den 18 Juli 1899. Wij hebben de eer U hiernevens over te leggen de stukken betreffende het verzoek van J. Vroom, om ontslag uit zijne betrekking van derden onderwijzer aan de openbare lagere school 4e klasse N°. 2, onder mededeèling dat er bij ons tegen de inwilliging van het verzoek geene bedenkingen bestaan. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging adres sant eervol ontslag uit zijne betrekking te verleenen en zulks, ingevolge zijn verzoek, met, ingang van 16 Augustus a. s. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. School 4e klasse N°. 1 twee betrekkingen van 3en onder wijzer vacant. Ter vervulling dezer beide vacatures hebben wij de eer U, in overleg met den Arrondissements-Schoolopziener en na ingewonnen advies van het hoofd der school de volgende voordrachten aan te bieden: Voor de vacature-Van der Hoeven: 1°. J. VAN NOORD, onderwijzer aan eene bijzondere school te Alkmaar. 2°. P. SEGAAR, onderwijzer aan eene openbare school te Naaldwijk. 3°. A. M. VAN SERMONDT, tijdelijk 3e onderwijzer aan de openbare lagere school 3e klasse N°. 5 alhier. Voor de vacature-Lecker 1°. J. FRANCKEN, onderwijzer aan eene openbare school te Rijswijk. 2°. P. SEGAAR, hierbovengenoemd. 3°. H. TEUNISSEN, onderwijzer aan eene openbare schoof te Aalsmeer. Onder overlegging van de ter zake betrekkelijke stukken, verzoeken wij U alsnu tot de benoemingen te willen overgaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 153. Leiden, 20 Juli 1899. Onder overlegging van nevensgaande voordracht, ingediend door het College van Vrouwen Kraammoeders, geven wij Uwe Vergadering in overweging over te gaan tot de benoeming van een lid van dat College, ter voorziening in de vacature, ontstaan door het vertrek van Mevrouw G. G. Steygerwalt— Van Lee. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 17 Juli 1899. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. Om te voorzien in de vacature ontstaan door het vertrek van Mevrouw G. G. Steygerwalt geboren Van Lee, heeft het College van Vrouwen-kraammoeders alhier de eer Uw College het volgende tweetal aan te bieden, ten einde daaruit een lid in het Bestuur te benoemen. I. Mevrouw W. Jesse geboren van Benten. II. Mevrouw F. van Nouhuys geboren Garrer. Het College van Vrouwenkraammoeders K. F. KrakReijst. E. S. B. Dingemans—Stemberg Bosch. Leiden, den 17 Juli 1899. Ter voldoening aan Uwe apostille van 15 Juli j.l. heb ik de eer U mede te deelen, dat bij mij geen bezwaar bestaat tegen de inwilliging van het verzoek van den Heer J. Vroom om 16 Aug. e. k. eervol ontslag te bekomen uit zijne betrek king als onderwijzer aan de O. L. School 4de klasse N°. 2. Aangenaam is het mij hieraan te kunnen toevoegen, dat de Heer Vroom steeds met de meeste opgewektheid, met grooten lust en liefdevolle toewijding zijne taak in de school vervuld heeft. Het hoofd der school 4de klasse N°, 2, P. Dikshoorn. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. Aan de Weled. achtb. Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. Ondergeteekende verzoekt bescheidenlijk tegen 16 Augustus zijn ontslag als onderwijzer aan de Openbare Lagere School 4e klasse n°. 2. Hoogachtend Uw dienstw. dienaar J. Vroom. Leiden, 13 Juli 1899. Oude Rijn 88. N°. 152. Leiden, den 18 Juli 1899. Door de bevordering van den 3en onderwijzer P. Van der Hoeven tot 2en in de plaats van den 2en onderwijzer J. J. Van Tertholen, welke laatste is benoemd tot 1 en onderwijzer aan de school in de Heerenstraat, en door de benoeming van den 3en onderwijzer J. J. Lecker tot onderwijzer aan de Open bare Jongensschool 2e klasse alhier, zijn er aan de Openbare Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1899 | | pagina 2