GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
G3
I \(i l lillll i:\ STI liKl'X.
N°. 135. Leiden, 23 Juni 1899.
Door de Commissie van Fabricage werd, zooals Uwe Ver
gadering uit haar in de Leeskamer ter inzage liggend rapport
blijken zal, de aandacht van ons college gevestigd op de
wenschelijkheid om aan den eervol ontslagen stadswerkman
L. Rosdorlï eene gratificatie toe te kennenten bedrage van
het pensioen, dat hij zou genoten hebben, indien hij in het
pensioenfonds ware opgenomen geweest.
L. Rosdorlï is op GO-jarigen leeftijd, in Mei 1886, bij de
gemeente in dienst getreden, en toen, om welke reden is ons
onbekend, maar waarschijnlijk op grond van zijn toen reeds
hoogen leeftijd, niet op den staat der voor pensioen in aan
merking komende werklieden gebracht. Thans is hij wegens
hoogen leeftijd niet meer in staat zijne werkzaamheden te
verrichten en is hem op zijn verzoek eervol ontslag uit den
dienst verleend. Voor pensioen komt hij op grond van het
boven medegedeelde niet in aanmerking.
Intusschen komt het ons billijk voor, dat aan Rosdorlï, die
gedurende die 13 jaren de gemeente tot tevredenheid van zijn
chefs heeft gediend, geene voldoende middelen van bestaan
te zijner beschikking heeft en buiten zijn schuld geen aanspraak
op pensioen kan doen gelden, eene jaarlijksche uitkeering worde
toegekend om hem te helpen in zijn onderhoud te voorzien.
En met de Commissie van Fabricage meenen wij, dat die uit
keering het best zou kunnen worden vastgesteld op het bedrag,
dat hij anders als pensioen zou hebben genoten, t. w X
52 X f 10.40 rond 117.—.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging aan
den eervol ontslagen stadswerkman L. Rosdorlï een jaarlijksche
gratificatie toe te kennen van 117.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 136. Leiden, 23 Juni 1899.
Het hiernevens aan Uwe Vergadering overgelegd adres van
J. Botermans en J. N. Botermans geeft ons college aanleiding
U het volgende mede te deelen.
Toen in de maand October van het vorige jaar door J.
Botermans een plan werd ingediend voor den bouw van drie
woningen aan den Hoogen Rijndijk, waarvan de laatste zou
worden gebouwd naast de in het adres bedoelde slechts 5
Meter breede particuliere straat van Gebr. Van Ulden, werd
hem door de Commissie van Fabricage gewezen op het groote
belang, dat eigenaars en bewoners van de in den omtrek
gelegen huizen hadden bij het tot stand komen op die plaats
van een behoorlijken verbindingsweg tusschen den Hoogen
Rijndijk en het Utrechtsche Jaagpad en werden in verband
daarmede ernstige pogingen door haar aangewend om J. N.
Botermans te bewegen het laatstbedoelde huis niet te bou
wen en tot de afbraak van een ander reeds bestaand huisje
over te gaan, waardoor naast de straat van Gebr. Van Ulden
een strook gronds ter breedte van 5 Meter zou openblijven,
welke, gevoegd bij de 5 Meter breede straat van Gebr. Van
Ulden, in de toekomst het tot stand komen van een behoor
lijke straat zou verzekeren. Gaarne toch zou de Gemeente
hare medewerking verleend hebben om Gebr. Van Ulden te
bewegen hunne straat voor het publiek verkeer open te stellen
of aan de gemeente af te staan.
Het mocht echter der Commissie niet gelukken Botermans
te bewegen van den bouw van het derde huisje af te zien, en
aangezien het hier niet gold de goedkeuring van een straten
plan en tegen het bouwen der huizen overigens geen bezwaar
bestond, kon ook ons college uit dien hoofde zijne goedkeu
ring aan het ingediende bouwplan niet onthouden.
Thans, nu de huizen zijn gebouwd, wenden adressanten zich
tot Uwe Vergadering met het verzoek om uwe medewerking
te verleenen, ten einde te bevorderen, dat Gebr. Van Ulden
de hun toebehoorende particuliere straat voor het publiek
verkeer openstellen. Voor die medewerking bestaat thans ech
ter, naar het ons voorkomt, geenerlei grond meer. Adressanten
zeiven hebben den aanleg van een behoorlijke straat, waardoor
het verkeer zou worden gebaat en een goede toestand zou
worden in het leven geroepen, voor goed onmogelijk gemaakt.
En aan een 5 Meter breeden doorgang bestaat geen behoefte
althans het openbaar belang eischt die niet. Voor brand-
bluschmiddelen zijn de huizen even gemakkelijk langs het
Utrechtsche Jaagpad te bereiken. Wèl zouden de bewoners
der huizen aan het Jaagpad door het openen van den verbin
dingsweg worden gebaat, omdat het de communicatie met
den Hoogen Rijndijk voor hen zou vergemakkelijken, maar het
ligt, naar het ons voorkomt, geheel en alleen op den weg van de
eigenaren der huizen, om den bewoners dit gerief te verschaffen.
Op grond van het bovenstaande geven wij U in overweging
aan adressanten te berichten, dat Uwe Vergadering geen
termen heeft kunnen vinden, om de van haar verlangde mede-
merking te verleenen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Edel Achtb. Raad der Gemeente Leiden.
Ondergeteekenden Johannes en Jacob Nicolaas Botermans
Timmerlieden ,en Bouwondernemers te Leiden, geven met ver-
schuldigden eerbied te kennen, dat zij sedert de plaats gehad
hebbende annexatie door de Gemeente Leiden, zijn begonnen
en nog bezig zijn met het bouwen van flinke, ruime en gezonde
woningen, welke geheel voldoen aan de voorschriftrn der Bouw
commissie, die met het oog op de hygiène, hiervoor bepalingen
gemaakt heeft;
»dat zij in hoofdzaak bouwen aan dat gedeelte der stad.
waar de Hooge Rijndijk, buiten de voormalige Hoogewoerds-
poort en het Utrechtsch Jaagpad gelegen zijn
»dat de woningen door hen daar geplaatst, steeds gaarne
fatsoenlijke en degelijke bewoners vinden;
»dat zij echter door de eigenaardige toestanden der toegangs
wegen, herhaaldelijk op bezwaren stuiten, welke niet alleen
voor hen, maar ook voornamelijk voor de bewoner op den
duur onhoudbaar zijn; welke eigenaardige toestanden veroor
zaakt worden doordien de Hooge Rijndijk als Straatweg Rijks
eigendom is en het Utrechtsche Jaagpad aan de Provincie
Zuid-Holland behoort, en het College van Provinciale Staten
op die paden de meest autocratische rechten bezit, zooals ge
bleken is uit de moeielijkheden, veroorzaakt bij het bebouwen
der Rijn- en Schiekade, en die rechten zoo uitgestrekt zijn
dat zij zelfs het berijden van het Utrechtsch Jaagpad zou
kunnen verbieden, welk verbod een groot ongerief zou kunnen
veroorzaken, o. a. met het bij ziekte zoo noodzakelijk bezoek
van H.H. Doctoren, hetwelk in eene zoo langzamerhand druk
ker bevolkte buurt dagelijks kan voorkomen;
»dat het Utrechtsch Jaagpad, als groote toegang eryijweg,
totaal alles mist wat daarvoor vereischt wordt;
»dat zij in de veronderstelling verkeeren, dat daar, waar
zoovele woningen gebouwd en bewoond worden, het op den
weg der Gemeente ligt, om voor eene behoorlijke toegangsweg
zorg te dragen.
Met de motieven hierboven vermeld hebben dus onderge
teekenden de eer UEd. Achtb. College te verzoeken in over
weging te nemen, om de straat gelegen aan de Hooge Rijndijk
voormeld, tusschen de perceelen n°. 60 G en 62 en uitkomende
aan het Utrechtsch Jaagpad, welke straat eigendom is van
de H.H. Gebr., Van Ulden, open te stellen voor het publiek
verkeer en daarvoor de middelen te beramen, welk UEd. Achtb.
College daarvoor benoodigd acht. De straat heeft bij een lengte
van 70 Meter genoegzame breedte om tot publiek verkeer te
kunnen dienen en om bij brandgevaar als anderzints de
huizen gelegen aan de Hooge Rijndijk en Rijndijkstraat op
meer dan voldoende en de minst kostbare wijze met brand
slangen en spuiten te kunnen bereiken.
Mitsdien nemen de ondergeteekenden de vrijheid op een
spoedige en gunstige beslissing aan te dringen, opdat er ten
spoedigste deze onhoudbare toestand moge beëindigen en
daardoor voor alle voorkomende gevaren aan de bewoners
de noodige veiligheid worde verzekerd.
Hetwelk doende met den vereischten eerbied de requestranten:
16 Juni 1899. J. Botermans.
J. N. Botermans.
N°. 137. Leiden, 24 Juni 1899.
Wij hebben de eer hierbij aan Uwe Vergadering over te leggen
een adres van de firma Ribbink, van Bork Co., waarbij zij
U verzoekt goed te keuren, dat de haar verleende concessie
voor den aanleg en de exploitatie van een telephoonnet, te
Leiden, wordt overgedragen op de »Algemeene Telephoon-
Maatschappij, voorheen Ribbink, van Bork Co."
Tegen de inwilliging van dat verzoek bestaat bij ons college
geenerlei bezwaar. De statuten der op te richten naamlooze
vennootschap geven ons geen aanleiding tot bedenkingen.
En ook de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid,
door wien bij Besluit van 30 Augustus 1887 vergunning werd
verleend tot het verleenen der concessie aan de firma Ribbink,
van Bork Co., heeft blijkens het hierbij aan Uwe Vergade
ring overgelegd afschrift van een desbetreffend schrijven van
Zijne Excellentie aan de firma Ribbink, van Bork Co. van
14 Juni jl. tegen de overdracht der aan die firma verleende
concessie geen bezwaar.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging de
overdracht der aan de firma Ribbink, van Bork Co. verleende
concessie voor den aanleg en de exploitatie van een telephoon
net in de gemeente loeiden aan de »Algemeene Telephoon-
Maatschappij, voorheen Ribbink, van Bork Co." goed te keuren.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden,