48 VERORDENING regelende de heffing van weegloonen aan de Genieentewaag te Leiden. Art. 1. Van hen, die gebruik maken van de weegtoestellen der gemeente, wordt een weegloon geheven naar het volgende tarief: Voor i vat boterf 0.05 iV 0.025 kaas, per 100 KG0.05 Onderdeelen van 100 KG. worden voor de beta ling met 100 KG. gelijkgesteld. Voor varkens, per stuk0.15 biggen, 0.10 runderen en paardenper stuk0.40 kalveren0.35 andere goederen als wolveerenloodzink, ijzer enz., per 100 KG. of gedeelten daarvan 010 Wanneer een bewijs van het gewicht verlangd wordt, moet daarvoor boven het weeggeld f 0.025 betaald worden. Art. 2. De waagmeester en zijne bedienden zijn niet verplicht de voorwerpen op de schalen te laden of daarvan af te werken. Art. 3. Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1900. VERORDENING, regelende de invordering der weegloonen aan de Gemeentewaag te Leiden. Art. 1. De weegloonen worden bij de weging ingevorderd door den waagmeester of dengenendie hem vervangt, en wekelijks door den waagmeester aan den Gemeente ontvanger verantwoord en in de gemeentekas gestort. Art. 2. Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1900. VERORDENING, regelende de heffing van een belasting onder den naam van marktgeld, te Leiden Art. 1. Voor het gebruik van grond op de onderscheidene markten of elders op den openbaren weg ingenomen, wordt een belasting geheven onder den naam van marktgeld naar het volgende tarief. Art. 2. De belasting bedraagt: a. voor een paard, rund, graskalf, gemest of vet varken, per dagf 0.20 b. voor een vet. kalf. veulen of ezel, per dag. 0.10 c. voor een nuchter kalf, ongemest varken, schram of schaap, per dag0 05 d. voor een lam, bok, geit, bigge of hond per dag. 0.025 Art. 3. Voor het plaatsen van andere dan de in art. 2 genoemde dieren en van goederen wordt geheven per ingenomen vierkanten Meter of gedeelte daar van per dag0.025 Voor het uitstallen van vodden en uitdragers artikelen is echter slechts verschuldigd per Meter of gedeelte daarvan per dag0.01 Art. 4. Bij gelegenheid van de kermis of jaarmarkt wordt voor de ingenomen ruimte per vierkanten Meter of gedeelte daarvan eenmaal geheven 0.35 Echter is verschuldigd: voor draaimolens, velocipèdetenten en dergelijke inrichtingen, per stuk100.— voor schommelinrichtingenper schuitje of bak. 5, voor slagmachines, per"stuk10. voor hippodromenscbaatsenbanensledevaarten en dergelijke inrichtingen, per stuk500. en voor stoomdraaimolens, stoom velocipèdetenten en dergelijke inrichtingen die door motoren wor den voortbewogenonverschillig welke de aard dier motoren ook zijn moge1000.-- Orgeldraaiersmuzikanten en kunstvertooners, die op straat hun beroep uitoefenenbetalen per week per persoon. Art. G. Buiten kermistijd is voor de in art. 4 genoemde inrichtingen voor eiken dag een zesde gedeelte van het in art. 4 vermeld bedrag verschuldigd. Art. 7. Deze Verordening treedt in werking op 1 Januari 1900. VERORDENING, regelende de invordering der belasting onder den naam van marktgeld, te Leiden. Art. 1. De invordering der belasting, geheven onder den naam van marktgeldgeschiedt door deri algemeenen marktmeester en de verder daartoe door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen ambtenarendie het door hen ge'inde onmiddellijk aan den marktmeester afdragen. Boor den marktmeester worden de door hem ontvangen gelden wekelijks aan den Gemeente-Ontvanger verantwoord en in de gemeentekas gestort. Art. 2. De betaling moet geschieden op de eerste aanvrage der met de invordering belaste ambtenaren. Blijft de belastingschuldige in gebreke aan die aanvrage te voldoen, dan zijn deze bevoegd de ingenomen plaats dadelijk op zijn kosten te doen ontruimen. Art. 3. De belasting voor staanplaatsen op de kermis of jaarmarkt is reeds des Vrijdags vóór den aanvang der kermis in haar geheel invorderbaar, voor zoover zij niet reeds vroeger bij voor uitbetaling is voldaan. Indien van de verleende plaatsruimte geen gebruik wordt gemaakt, heeft geene teruggave van het betaalde marktgeld plaats. Art 4. De met de inning belaste ambtenaren houden aanteekening van de door hen ontvangen gelden in een register. Zij zijn verplicht voor elke betaling, hun gedaan, een bewijs van kwijting af te geven. Dit bewijs moet hun op de eerste aanvrage dooi- den belanghebbende worden verloond. Art. 5. Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1900. VERORDENING, regelende de beffing van begrafenisrechten op de algemeene begraafplaats te Leiden. Art. 1. Voor het gebruik der algemeene begraafplaats te Leiden wordt eene belasting geheven volgens onderstaand tarief. Art. 2 Be belasting voor het voortdurend gebruik bedraagt: In de le klasse. Voor een grafkelder, gemetseld voor rekening der ge meente 100. Voor dubbele grafkelders, op gelijke wijze gemetseld 120. In de 2e klasse. Voor eene enkele grafruimte60. Voor eene dubbele grafruimte80. In de 3e klasse. Voor eene enkele grafruimte50.— Voor eene dubbele grafruimte70. Art. 3. Voor de begraving van een lijk van een persoon van 12 jaren of daarboven is verschuldigd In de le klasse. In een graf in voortdurend gebruik25.— In de 2e klasse. In een graf in voortdurend gebruik15.— In een graf in tijdelijk gebruik '20 In de 3e klasse. In een graf in voortdurend gebruik10. In een graf in tijdelijk gebruik12.— In de 4e klasse. In een graf in tijdelijk gebruik5

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1899 | | pagina 2