GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 47 IKtlEKOMEW HTFKKEK. N°. 125. Leiden 12 Juni 1899. De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen de rekening van het krankzinnigengesticht Endegeest over '1898, bedragende in ontvangstf 114751.645 in uitgaaf90276.26 met een batig slot van f 24475.38s Zij adviseert U tot goedkeuring van die rekening. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 12G. Leiden 12 Juni 1899. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen dat het onderzoek der rekening over 1898 van de Stedelijke Gasfabriek haar tot geene bedenkingen aanleiding heeft gegeven. Zij adviseert U deze rekening goed te keuren: wat de exploitatie rekening betreft in ontvangst op 480737.81 in uitgaaf op 428262.43 met een batig slot van f 52475 38 Wat het uitbreidings-, en vernieuwingsfonds betreft in ontvangst op f 17237.205 in uitgaaf op 26064.08 met een nadeelig slot van 8826.87 s De in de gemeentekas te storten winst bedraagt volgens de winst- en verliesrekening f 91932.19. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 127. Leiden, 15 Juni 1899. Onder overlegging van nevensgaand verzoekschrift van Prof. Dr. J. F. O. S. Veit, om continuatie in de betrekking van Stadsvroedmeesterhebben wij de eer Uwe Vergadering mede te deelen, dat er bij ons tegen de inwilliging van het verzoek geene bedenkingen bestaan. Wij geven derhalve in overweging Dr. J. F. O. S. Veit wederom voor den tijd van drie jaren in de genoemde be trekking te continueeren. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Dr. J. F. O. S. Veit, Hoogleeraar in de faculteit van geneeskunde aan de Rijks-Universiteit te Leiden, dat hij wenscht in de betrekking van Stads-Vroedmeester te worden gecontinueerd. 't Welk doende enz. Leiden, 13 Juni 1899. J. F. O. S. Veit. N°. 128. Leiden, 20 Juni 1899. Ter vervulling der vacature van 3en onderwijzer aan de openbare lagere school der 2e klasse voor jongens, alhier, welke zal ontstaan tengevolge van het met ingang van 1 Juli a. s. aan den onderwijzer J. N. Pattist verleend eervol ontslag, hebben wij de eer U hierbij in overleg met den Arrondisse- ments Schoolopziener en na ingewonnen advies van het hoofd der schoolde volgende voordracht aan te bieden 1°. J. J. LECKER, 3e onderwijzer aan de openbare lagere school der 4e klasse, n°. 2". J. HUGE, 3°. J. T. R1NKEMA, beiden 3e onderwijzer aan de openbare lagere school der 3e klasse, n°. 3. Onder mededeeling dat de betrekkelijke stukken in de Lees kamer ter inzage liggen, verzoeken wij U alsnu tot eene be noeming te willen overgaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 129. Leiden, 21 Juni 1899. Naar aanleiding van nevensgaand adres van J. A. Bary, houdende verzoek om toestemming om bij de verbouwing van het perceel Donkersteeg n°- 13, de maximumhoogte, voorge schreven bij art. 11 sub lift. b der Bouwverordening, te mogen overschrijden, hebben wij do eer U mede te deelen, dat naar ons oordeel in dit geval geen termen aanwezig zijn, waarom door Uwe Vergadering afwijking van den regel zou worden toegestaan. Uit een door ons ingesteld onderzoek is namelijk gebleken, dat het ingediende bouwplan zonder bezwaar zoodanig kan worden gewijzigd, dat de gevelhoogte dezelfde zal blijven als van het bestaande gebouw, zonder dat de bouwkosten daar door zullen vermeerderen of eenige noemenswaardige ruimte zal worden verloren. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging afwijzend op het verzoek te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan de Gemeenteraad van Leiden. De ondergeteekende J. A. Bary Donkersteeg N°. 15, komt met verzoek tot UEdA., om ontheffing van het Art. 11 B. der bouwverordeningen, benoodigd voorde verbouwing van bet perceel Donkersteeg N°. 13 kads. Sectie H. N°. 2313, volgens bijgaande teekening, om daardoor eene meerdere hoogte te mogen bouwen, dan één en een half maal de breedte der straat, want door toepassing van dit Art. zou het bouw plan slecht worden ingedeeld en kan ondergeteekende niet maken, wat noodig is voor zijn zaak, en ook zeer schade lijk op fmantieel gebied. Met een gevelhoogte van 10.00 Meter, zooals op bijgaande teekening is aangegeven, zou ik als eigenaar zeer gebaat zijn. Met verschuldigde eerbied en Hoogachting. UEdA. Dw. Dienaar, Leiden, Juni 1899. J. A. Bary. N°. 130. Leiden, 21 Juni 1899. Ten vervolge op ons Rapport van den 31en Meijl. n° 112, hebben wij de eer Uwe Vergadering hiernevens ter vaststelling aan te bieden de navolgende verordeningen: 1°. Verordeningen, regelende de heffing en invordering van weegloonen aan de Gemeentewaagte Leiden. Deze zijn bestemd ter vervanging van de Raadsbesluiten van 1858. (Gem.BI. van 1859, n<>. 1 en 2). 2°. Verordeningen, regelende de heffing en invordering van een belasting onder den naam van marktgeld, te Leiden. Bestemd ter vervanging van de Raadsbesluiten van 14 October 1897 (Gem.BI. van 1898 n°. 2 en 3). 3°. Verordeningen, regelende de heffingen invordering van begrafenisrechten op de Algemeene begraafplaats te Leiden. Ter vervanging van de Raadsbesluiten van 11 November 1869 (Gem BI. van 1870, n°. 7 en 8); en 4°. Verordeningen, regelende de heffing en invordering van een keurloon van vee en vleesch. Ter vervanging van de Raadsbesluiten van 12 December 1896 (Gem.BI. van 1897, n°. 1) en 22 Juni 1893 (Gem.BI. n°. 13). Tot bijzondere toelichting geven de thans voorgedragen ver ordeningen geen aanleiding. Haar inhoud is in hoofdzaak van de bestaande verordeningen overgenomen. Alleen zijn in de verordening, regelende de heffing van weegloonen, de tarieven voor het wegen van varkens, runderen en levenlooze voor werpen, als lood, zink, ijzer, enz. (waarvoor overigens weinig van de Waag gebruik wordt gemaakt) eenigszins verhoogd, ter wijl in die op de heffing van marktgelden het staangeld op de kermis voor hippodromen en dergelijke inrichtingen van 200. op 500.is gebracht, ten einde dit in een juistere ver houding te brengen tot. het voor stoomcarroussels, enz. geheven recht, voor welke inrichtingen ƒ1000.moet worden betaald. In de tarieven van het keurloon van vee en vleesch is geenerlei verandering gebracht, terwijl er uit den aard der zaak geen aanleiding kon bestaan om tot een wijziging van de begra fenisrechten over te gaanomdat van de algemeene begraaf plaats weirug of geen gebruik wordt gemaakt. In de laatste drie jaren werden daarop slechts 2 personenen dit wel kos teloos, begraven. Overigens zijn in de bestaande verordeningen eenige min of meer belangrijke redactiewijzigingen aangebracht, welke alleen hare bedoeling verduidelijkenterwijl in de invorderings verordeningen hier en daar een leemte is aangevuldwaardoor echter geen wijziging wordt gebracht in de reeds thans ge volgde wijze van handelen. Wij geven Uwe Vergadering thans in overweging tot de vaststelling der bovengenoemde verordeningenwaarvan wij den text hier laten volgen, over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden, 21 October v

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1899 | | pagina 1