59
VERORDENING op wegen, lanen, straten, enz. en water
ingen en slooten.
Art. 1.
Deze verordening is van toepassing op:
a. alle openbare wegen, lanen, paden, straten, kaden,
pleinen, hofjes, stegen, sloppen of poorten en gangen, be
nevens de daarin gelegen of daartoe behoorende bruggen en
andere kunstwerkenvoor zoover die bijzonder eigendom zijn.
b. alle wateringen en slootenen de riolen ter vervanging
daarvan gemaakt, benevens de daartoe behoorende sluizen,
duikers, buizen, toegangskokers en dergelijke werken, voor
zoover die bijzonder eigendom zijn.
Art. 2.
De eigenaren zijn verplicht de in artikel 1 genoemde eigen
dommen in goeden staat te onderhouden.
Art. 3.
Tot het onderhoud van de in artikel ia genoemde eigen
dommen behoort:
dat alle sporenslinken en gaten worden gedicht en alle
oneffenheden worden geslecht;
dat de kanten van wegen, lanen, paden en dergelijke wor
den opgemaakt en, zoo noodig, ter beoordeeling van Burge
meester en Wethouders, worden bevestigd met kleizoden;
dat, zoo daarin kolken of riolen liggen, deze worden her
steld en schoongemaakt en de riolen gangbaar worden
gehouden
dat, zoo zij met keien of met klinkers zijn geplaveid, dit
plaveisel worde hersteld en in goeden staat worde gehouden;
dat de straten worden gehouden op de hoogte, daarvoor
bij den aanleg krachtens artikel 1 der verordening van den
llden Juli 1895 »op het bouwen en sloopen", door den Ge
meenteraad bepaald.
Tot het onderhoud der in artikel ib genoemde eigendommen
behoort dat de kanten in gelijke helling worden opgemaakt
en van allen aan- of uitwas worden gezuiverd.
Tot het onderhoud der kunstwerken behoort dat zij als
zoodanig in goeden staat worden gehouden.
Art. 4.
De eigenaren van in artikel ia genoemde eigendommen,
ten aanzien waarvan de Raad heeft gelast dat die moeten
worden opgehoogd of van kolken en riolen moeten worden
voorzien zijn verplicht die werken op aanzegging van Burge
meester en Wethouders uit te voeren op zoodanige wijze en
binnen zoodanigen termijn als deze bepalen.
Tot ophooging moet van zuiver duinzand en grint gebruik
worden gemaakt, tenzij Burgemeester en Wethouders tot het
gebruiken van andere grondstoffen vergunning hebben verleend.
De kolken en riolen moeten van ondoordringbaar materieel
worden gemaakt; hunne afmetingen worden door Burge
meester en Wethouders bepaald.
Art. 5.
De eigenaren van wegenlanenpadenpleinen of hofjes,
ten aanzien waarvan de Raad heeft gelast dat die geheel of
gedeeltelijk moeten worden hard gemaakt of met straatkeien
of met klinkers moeten worden geplaveid, zijn verplicht die
eigendommen op aanzegging van Burgemeester en Wethouders
geheel of gedeeltelijk hard te maken of te plaveien op zoo
danige wijze en binnen zoodanigen termijn als deze bepalen.
Art. 6.
De eigenaren van iri artikel ia genoemde eigendommen,
ten aanzien waarvan Burgemeester en Wethouders den last
hebben gegeven dat die voorzien moeten worden van lan
taarns tot verlichting tusschen zonsonder- en opgang, of dat
het aantal der aanwezige lantaarns vermeerderd moet worden,
zijn verplicht op de bij den last aangewezen plaatsen en
binnen den daarbij bepaalden termijn lantaarns aan te
brengen.
Art. 7.
De eigenaren van de in artikel la genoemde eigendommen
zijn verplicht de aldaar aanwezige, hun toebehoorendelan
taarns te herstellen en in goede orde te houden en die hel
der brandende te hebben op de uren gedurende welke de
gemeentelijke straatverlichting, volgens de daarvoor bestaande
regeling, behoort ontstoken te zijn.
Burgemeester en Wethouders kunnen vergunning verleenen
om een of meer bij die vergunning aangewezen lantaarns
vroeger te dooven.