44 N°. 114. Leiden, G Juni 1899. Onder overlegging van nevensgaand adres van mej. D. L. Springer, houdende verzoek om eervol ontslag als 3e onder wijzeres aan de openbare lagere school der 3e kl. n" 3, en het daaromtrent uitgebracht rapport van het hoofd der school, hebben wij de eer U mede te deelen, dat bij ons tegen inwil liging van het verzoek geen bezwaar bestaat. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging aan mej. D L. Springer met ingang van 15 Augustus a. s. eervol ontslag uit hare betrekking te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 2 Juni 1899. Ter voldoening aan Uwe apostille van 31 Mei j.l. heb ik de eer IJ mede te deelen, dat bij mij geen bezwaar bestaat tegen het verzoek van mej. D. L. Springer om eervol ontslag te bekomen uit hare tegenwoordige betrekking. Ik voeg hierbij gaarne een woord van waardeering van de nauwgezetheid, waarmede zij hare taak heeft vervuld. Aan den Heer Burgemeester van Leiden. Leiden, 31 Mei 1899. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Dina Louise Springer, 3de onderwijzeres aan de openbare school der 3de klasse No. 3, dat zij het onderwijs gaat verlaten; reden, waarom zij U beleefd verzoekt haar eervol ontslag te verleenen tegen '15 Augustus e. k. 't Welk doende, enz. D. L. Springer. Aan den Gemeenteraad van Leiden. N°. 115. Leiden, 7 Juni 1899. Naar aanleiding van nevensgaand adres van A. Sanders, houdende verzoek om ontheffing, van de betaling van school geld voor zijn kinderen over het 3e kwartaal van den loopen den cursus, hebben wij de eer Uwe Vergadering te berichten, dat de kinderen van adressant de school tot 17 April hebben bezocht, zoodat er van een restitutie van het over die maand betaalde schoolgeld geen sprake kan zijn. Aangezien adressant evenwel de gemeente op het einde dier maand met zijn gezin heeft verlaten, geven wij U in overweging hem vrijstelling te verleenen van het schoolgeld over de maanden Mei en Juni ten bedrage van f6. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad van Leiden! Edel Achtbare Heeren! De ondergeteekende A. M. Sanders, vroeger wonende aan de Delftsche Vliet N° 31, thans gevestigd te Rotterdam aan de West-Kruiskade N°. '198, geeft met ver schuldigden eerbied te kennen dat "hij wegens beroepsbezigheden verplicht was Leiden met der woon te verlaten, weshalve zijn kinderen het onderwijs aldaar niet konden blijven volgenderhalve neemt hij eerbiedig de vrijheid Uwen Raad te verzoeken hem ontheffing te willen verleenen van de betaling der schoolgelden voor het volle kwartaal, dat hij volgens reglement verschuldigd zoude zijrt. In afwachting van Uw gunstige beschikking teeke'rit hij Hoogachtend A. Sanders. N°. 116. Leiden, 7 Juni 1899. Aangezien ons bij onderzoek gebleken is, dat Adolf Caherr de Hoogere Burgerschool voor Jongens in het laatst van Mei heeft verlatenten einde verder irr eone andere richting te worden opgeleid, komt het ons voor, dat er wel termen bestaan om gunstig op het hierbijgaand verzoek van zijn vader te beschikken. Wij geven U mitsdien in overweging aan- M. Cahen vrij stelling of restitutie te verleenen van het voor zijn zoon ver schuldigd schoolgeld over het 4e kwartaal van den loopenden cursus. Aan den Gemeenteraad, Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen M. Cahen, wonende Nieuwen Rijn No. 32 alhier; dat adressants zoon Adolf, leerling der Hoogere Burgerschool voor jongens alhier, sedert eenigen tijd, tengevolge van een val, de school niet heeft kunnen bezoeken en ook dit jaar niet zal kunnen bezoeken; dat buitendien het plan bestaat na zijn herstel zijne verdere opleiding op een instituut buiten deze gemeente, te laten voltooijen dat adressant om vorenstaande redenen derhalve den Raad verzoekt hem restitutie te willen verleenen over het 4e kwartaal 1899 van verschuldigd schoolgeld voor zijn zoon Adolf aan bovengenoemde school. 't Welk doende: Leiden, 31 Mei 1899. M. Cahen. No. 117. Leiden, 3 Juni 1899. Naar aanleiding van art. 3 van het reglement van beheer, hebben wij de eer U de volgende dubbeltallen voor te dragen van de leden van ons bestuur buiten den Gemeenteraad, die jaarlijks op 1 Juli moeten aftreden, zijnde de Heeren Dr. D. De Loos, Dr. J. G. Van der Sluijs en F. De Stoppelaar, welke .echter opnieuw benoembaar zijn. lo. Dr. I). DE LOOS. W. F. VERHEY VAN WIJK. 20 Dr. J. G. VAN DER SLUIJS. Dr. C. L. RUMKE. 30. F. DE STOPPELAAR. C. BONGER Bestuurderen der Stedelijke Werkinrichting: L. Driessen Voorzitter. 11. C. Juta, Secretaris. Aan den Gemeenteraad van Leiden. N°. 118. Leiden, G Juni 1899. De Commissie van Financiën heeft de eer U te berichten dat zij tegen de in hare handen gestelde rekening van het Gereformeerde Minne- of arme oude Mannen-en Vrouwenhuis, dienst 1898, geene bedenkingen heeft. Zij adviseert U derhalve tot goedkeuring van die rekening over te gaan. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 115). Leiden, 7 Juni 1899. Bij acte van 22 September 1874 werd door Burg. en Weth. dezer gemeente, ingevolge Raadsbesluit van 1G October 1873 aan Chiistiaan Dutilh, handelende onder de firma »de Weduwe van tlaansbergen en Dutilh en aan Maria Henkes, weduwe van Dominicus Henricus Kreps, tot wederopzeggens toe ten gebruike afgestaan een gedeelte van het Raamland, gelegen onder de gemeente Leiderdorp, kadastraal bekend onder Sectie A n°. 17G8, ter grootte van circa 80 cA., ten einde te worden bebouwd met een bergplaats voor petroleum, benevens een strook gronds ter breedte van 3 Meter rondom het op te richten gebouw. Thans is de heer Chiistiaan Dutilh, gehandeld hebbende onder de firma »de Weduwe van Haansbergen en Dutilh" overleden en bestaat het voornemen tot den verkoop van de bergplaats over te gaan. Aangezien evenwel de gemeente over het terrein, waarop de bergplaats staat, waarschijnlijk binnen niet al te langen tijd vrijelijk zal moeten kunnen beschikken, komt het ons voor, dat van deze gelegenheid behoort te worden gebruik gemaakt, om het gebruik op te zeggen. Immers op dit oogenblik mag de opzegging voor de andere partij het minst bezwarend wor den geacht. Wij geven Uwe Vergadering daarom in overweging te be sluiten tot de opzegging van het krachtens Raadsbesluit van 16 October 1873 aan Chi istiaan Dutilh en Maria Henkes ver leend gebruik van bovengenoemd terrein aan den Maresingel, onder bepaling, dat de zich daarop bevindende bergplaats binnen 3 maanden, nadat de opzegging ter hunner kennis zal zijn gekomen, door de gebruikers moet zijn weggeruimd, en het terrein alsdan in den toestandwaarin het zich vóór het gebruik bevond, zal worden opgeleverd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 120. Leiden, 7 Juni 1899. Ter vervulling der vacature, welke op '1 Juli a.s. ontstaan zal in het College van Commissarissen der Stadsbank van Leening ten gevolge van de periodieke aftreding van Mr. H. Van der Hoevenhebben wij de eer U krachtens Art. 1 van de Verordening, houdende Reglement op de Bank van Leening, de navolgende alphabetische voordracht aan te biedenmet Het Hoofd van de Openbare School der 3e lel. n°. 3, J. WUYSTER.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1899 | | pagina 4