42 voorkomen. Voor het overige geven ook deze verordeningen ons tot geene bijzondere toelichting aanleiding. Wij laten thans den tekst der bovengenoemde verordenin gen volgen en geven Uwe Vergadering in overweging tot hare vaststelling over te gaan. Voor alle is de tijd van in werking treding bepaald op 1 Januari 1000. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. VERORDENING regelende de hefting van een loon voor het ijken der botervaten, in de gemeente Leiden. Art. 1. Voor het ijken van botervaten wordt ten behoeve der ge meente geheven een loon van f 0 03j per vatzoowel bij eerste ijking als bij den jaarlijkschen herijk. Art. 2 Deze verordening treedt in werking op den 1 en Januari 1900. VERORDENING regelende de invordening van het loon voor het ijken der botervaten, in de gemeente Leiden. Art. 1. Het ijkloon wordt] ingevorderd door den gemeentelijken ijker bij den ijk of herijkwekelijks aan den gemeente-ontvanger verantwoord en in de gemeentekas gestort. Art. 2. Deze verordening treedt in werking op den len Januari 1900. VERORDENING regelende de heffing van gelden voor het bezichtigen van het stedelijk museum van schilde rijen en oudheden in „de Lakenhal" te Leiden. Art. 1. Behalve op Zondagen, erkend Christelijke feestdagen en 3 October, op welke het museum kosteloos toegangelijk is, wordt van iederen bezoeker van het stedelijk museum een toegangsprijs geheven van 10 cents. Burgemeester en Wethouders zijn echter bevoegd bij bij zondere gelegenheden ook op andere dagen aan het publiek kosteloozen toegang tot het museum te verleenen. Art. 2. Deze verordening treedt in werking op den len Januari 1900. VERORDENING regelende de invordering van gelden voor het bezichtigen van het stedelijk museum van schil derijen en oudheden in „de Lakenhal" te Leiden. Art. 1. De gelden, verschuldigd voor het bezoeken van het stedelijk museumworden ingevorderd door den concierge van het museum en door dezen maandelijks aan den gemeente-ontvanger verantwoord en in de gemeentekas gestort. De toegang wordt niet verleend, dan nadat de verschuldigde toegangsprijs is voldaan. Art. 2. Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1900. VERORDENING regelende de heffing van een recht voor het van gemeentewege doen wegruimen van sneeuw en ijs van den openbaren weg vóór en langs perccelen. Art. 1. De hoofdbewoners van bewoonde, de gebruikerseigenaars, vruchtgebruikers of beheerders van onbewoonde perceelen kunnen gebruik maken van de diensten van het gemeente bestuur om de opruiming van sneeuw en ijs van den open baren weg vóór en langs hunne perceelen, telkens voor den tijd van één jaar, op hun kosten van Gemeentewege te doen verrichten. Art. 2. Het voor de in art. 1 bedoelde diensten verschuldigde recht bedraagt 1 cent per M* van de te reinigen oppervlakte voor iederen keer, dat opruiming plaats heeft. Art. 3. Het aantal vierkante meters van de te reinigen oppervlakte wordt aangegeven door het product, dat men verkrijgt door het getal, aangevende het aantal meters, waarlangs het per ceel aan den openbaren weg grenst, te vermenigvuldigen met het getal, dat den af-tand in Meters aangeeft van het perceel tot den walkant of het midden der straat, of indien laatst bedoeld getal grooter mocht zijn dan 4, als ook voor perceelen, welke aan pleinen zijn gelegen, met het getal 4. Art. 4. De duur van den tijd, waarvoor men zich verbindt om de in art. 1 bedoelde diensten van gemeentewege te doen ver lichten is 1 jaar. Dit jaar loopt van 1 Januari tot en met 31 December. Echter zal ingeval van verhuizing, ophouden van het ge bruik, of overgang van den eigendom of het vruchtgebruik het recht slechts verschuldigd zijn tot den dag, waarop die verandering intreedt. Art. 5. Op eiken werkdag tusschen 9 en 4 uur zal er op het Bureau van Gemeentewerken voor hen, die de sneeuwopruiming van gemeentewege willen doen verrichten, gelegenheid bestaan tot het inschrijven van hunnen naam in een daarvoor bestemd register. Zij, die eenmaal in dit register zijn ingeschreven en niet vóór 31 December hun verlangen, om daarvan te worden ge schrapt, hebben te kennen gegevenworden geacht ook weder voor het volgend jaar van de diensten van het Gemeentebe stuur te willen gebruik maken. Art. 6. Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1900. VERORDENING op de invordering van het recht voor het van gemeentewege doen wegruimen van sneeuw en ijs van den openbaren weg vóór en langs perceelen. Art. 1. De invordering van dit recht geschiedt door den gemeente ontvanger. Daartoe zendt hij in de eerste helft der maand Januari aan den belastingschuldige een schriftelijke kennis geving, houdende opgave van het over het afgeloopen jaar ter zake ver>chuldigd bedrag. Art. 2. Vóór den len Februari daaraanvolgende moet het recht, onder overlegging van de in art. 1 bedoelde kennisgeving, ten kantore van den gemeente ontvanger worden voldaan. Deze stelt op de kennisgeving quitantie en houdt aanteekening van de gedane betaling in een register. Art. 3. Indien zich een der gevallen voordoet, voorzien bij het 3e lid van art 4 van de Verordening op de heffing van dit recht, is de belastingschuldige verplicht daarvan ten minste 14 dagen te voren op het Bureau van Gemeentewerken kennis te geven, en binnen 3 dagen na ontvangst van de in art. 1 bedoelde kennisgeving van den gemeente-ontvanger het door hem ver schuldigde ten diens kantore te voldoen. Voor het overige gelden daarbij de bepalingen van art. 2, Art. 4. Blijft de belastingschuldige in gebreke het door hem ver schuldigde te voldoen, dan is van toepassing het. bepaalde bij de artt. 258262 der Gemeentewet. Art. 5. Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1900. VERORDENING regelende de heffing van leges en expedi- tiegelden ter Secretariebij het Oud-Archief en aan het Bureau van den Burgerlijken Stand te Leiden. Art. 1. Ten behoeve der gemeente worden ter Secretarie, aan het bureau van den Burgerlijken Stand en aan het Oud-Archief der gemeente Leiden, leges en expeditiegelden geheven naar het volgende tarief. A. Van geschreven stukken. a. Voor akten van aanstelling tot tijdelijke of vaste bedie ningen waaraan eene belooning is verbonden van meer dan 300.per jaarf 0.30 b. Voor gunstige beschikkingen op verzoekschriften, afschrif ten van of uittreksels uit registers en afschriften van akten een en ander voor zoover niet berustende in het Oud-Archief voor iedere beschreven bladzijde van gemiddeld 27 regels, elk van gemiddeld 12 lettergrepen, wordende een gedeelte van een bladzijde voor een geheele gerekendf 0.25

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1899 | | pagina 2