DONDERDAG 4 MEI 1890. 27 De Voorzitter. Ik geloof, dat er van het trottoir in de Paarde- steeg voor voetgangers weinig heil te verwachten is. Nu is er nog een kwestie van vorm. De verordening is nu eenmaal bij de Ged Staten, die eerst het ontvangbericht moeten inzenden, en dan eerst kunnen wij de verordening laten afkondigen. Wanneer nuindien de vergadering het met Burg. en Weth. eens is, op het vorige besluit wordt terug gekomen, dan zouden we eerie nieuwe verordening kunnen inzenden als antwoord op het bezwaar van requestrantenin welk geval wij in deze vergadering opnieuw de gewijzigde verordening op de straatpolitie zouden kunnen vaststellen, zoodat dan alle andere bepalingen gehandhaafd blijven. Kan de Raad dus goedvinden op het in de vorige vergadering ge nomen besluit terug te komen, de desbetreffende bepaling in dien zin te wijzigendat nu de Paardesteeg voor wielrijders zal worden opengesteld, en de redactie over te laten aan Burg. en Weth.? De heer Van Hamel. Moeten wij dan later, als we de Paarde steeg weer willen sluiten gesteld dat de proef mislukt, hetgeen ik aanneem en zeker geloof de verordening weder opnieuw maken en vaststellen? De Voorzitter. Dan moet opnieuw de verordening worden gewijzigd. Ik zou er dus voor wezen de verordening zooals zij in de vorige vergadering herzien is, te wijzigen en dus te doen alsof het amendement van den heer Kaiser in de vorige vergadering was aangenomen. Blijkt latei' dat de vrees van de heeren Van Hamel en Zillesen gegrond is, dan zal de Raad worden bijeengeroepen om de verordening opnieuw te wijzigen. De heer 1)en Hoijter. Het eerste gedeelte van uw voorstel, M. d, V., om de verordening, die in de vorige vergadering is vastgesteld, in te trekken, kan ik van harte beamen; maar tegen het tweede gedeelte, om die verordening weer dadelijk in deze vergadering opnieuw vast te stellen, heb ik wel eenig bezwaar. De VVielmakerssteeg b. v. mag niet worden be reden, maar wie die steeg een paar keeren doorrijdt, ziet dadelijk, dat dit verbod volmaakt overbodigen het ten eenen- male niet noodig is, om die steeg voor wielrijders van de Iloogewoerdszijde af te sluiten. Nu zou het mogelijk zijn. dat nog andere dergelijke straten in die bepaling vielen, waarom ik u wenschte te vragen, of het te veel last veroorzaken zou de hernieuwde vaststelling aan te houden tot de volgende ver gadering. Ik rijd herhaalde malen door die steeg; zij loopt naar het Levendaal zeer breed toe en wordt doorsneden door eene zeer breede dwarssteeg, die voor wielrijders gesloten is. Honderdmaal heb ik mijzelf reeds afgevraagd, waarom wiel rijders niet de Wielmakerssteeg mogen doorrijden; het heeft misschien eenig raison om het doorrijden niet toe te laten van het Levendaal naar de Hoogewoerdomdat daar de passage drukker is en de steeg aan die zijde betrekkelijk smal uit loopt. Maar omgekeerd zeker niet. De Voorzitter. Ik zou thans niet gaarne in eene breede discussie willen treden over alle mogelijke veranderingen in de verordening. Ik dachtdat de wielrijders al zeer ingenomen zouden zijn met de groote concessie, die we willen doen, om op te heffen het groote bezwaar, dat tegen de verordening bestaat. Overigens kan de verordening altijd, ook op initiatief van den heer Den Houter, gewijzigd worden; wij zijn altijd bereid allerlei wijzigingen te overwegen, wanneer uit de prak tijk volgt dat eene of andere bepaling niet noodig is. Wij hebben eertijds de kwestie onderzocht, en toen is van alle kanten gewezen op het gevaar van het rijden door de Wiel makerssteeg, hetgeen toen niet is weerlegd. Ik zou het werkelijk den besten weg vinden het duurt anders weer zooveel langer dat het rijden met automobielen geregeld is, en dat is werkelijk noodig thans de verordening in te trekken en die te wijzigen op het punt van de Paardesteeg; wij hebben de verordening dan zoo spoedig mogelijk goedgekeurd. De heer Kaiser. Is de bedoeling, M. d. V., om nu alleen te beslissen over het rijden door de Paardesteeg, en de kwestie van de Watersteeg, in het adres van den heer Driessen be handeld, later te behandelen. De Voorzitter. Ja. Ik herhaal nog eens in sport- couranten wordt het voorgesteldalsof wij vijanden van het wielrijden zouden zijn; maar dat is absoluut niet waar ik ben een groot vriend van de sport. Wij moeten beperkende bepalingen vaststellen voor de veiligheid op de wegen, die niet altijd in asht genomen wordt. Waren het allemaal be kwame en voo'Üichtige wielrijders, dan zouden we bijna alle beperkende bepalingen kunnen nalaten; maar dat is helaas niet het geval, p De heer L. Driessen. Is nu de bedoeling, M. d. V., dat de Paardesteeg van beide kanten zal mogen worden bereden? De Voorzitter. Jawel, van beide kanten. Op het andere voorstel, om de Paardesteeg van de eene zijde en de Schapen- steeg van de andere zijde te berijden, kunnen wij niet ingaan, want de laatste te berijden is absoluut gevaarlijk. Ik zal mijn voorstel dus nu niet meer herhalen de heeren kennen het. In stemming gebracht, wordt het voorstel aangenomen met 20 tegen 3 stemmen. Voor stemmen de heeren J. P. J. Driessen, P. J. Van Hoeken, Den Houter, Van Lidth de Jeude, Foekema And remDek- huyzen, Juta, L. Driessen, Kroon, Stadhouder, Van Rhijn, Verster van Wulverhorst, De Vries, Kaiser, De Goeje, A. J. Van Hoeken, Pera, Zaaijer, Hasselbach en Van Dissel. Tegen stemmen de heeren: Zillesen, Korevaarèn Van Hamel. De Voorzitter. In dien zin zal dus ook nu op de adressen worden geantwoord. Verder worden overgelegd: 4°. Verzoek van J. Van Gijlikom vrijstelling van de betaling van schoolgeld, Middelbaar Onderwijs. 5°. Verzoek van de Wed. B. ,T. Roeper Bosch geb. Vlieland, om terugbetaling van schoolgeld, Lager Onderwijs. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. 6°. Adres van W. H. Doorman, houdende verzoek om ver betering van den onreinen toestand van het gedeelte sloot voor zijne woning aan den Zoeterwoudschen Singel N°. 12. Wordt terzijde gelegdals zijnde ongezegeld. 7°. Verzoek van Francois Jas te Noordwijk, om vrijstelling van de betaling van schoolgeld, Middelbaar Onderwijs, over de laatste twee kwartalen van den cursus 1898/99. 8°. Verzoek van R. Hill, om afschrijving van plaats, directe belasting, dienst 1899, wegens woonplaatsverandering. 9". Verzoek van C. Van Proosdijom vrijstelling van de betaling van schoolgeld, Middelbaar Onderwijs. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. 10°. Rekening, dienst 1898, van het Geref. Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. Wordt gesteld in handen van de Comm. van Financiën. 11°. Adres van J. Heemskerk te Hazerswoude, e. a., houdende verzoek om intrekking vdn de bepaling van het ijken van botervaten vóór 1 Mei 1899, met het rapport daaromtrent van Burgemeester en Wethouders. De Voorzitter. Uit den aard der zaak is hierbij eenige haast. De heeren hebben het rapport gelezenen het geldt een verzoek, dat gemakkelijk kan worden ingewilligd. Het betreft den termijn voor het herijken van het vaatwerk, dat met 1 Mei 1900 voor goed wordt afgeschaft, alsnog te verlengen tot 31 December van dit jaar, waardoor nadeel wordt voor komen voor hen, die de vaten nog niet hebben kunnen laten herijken, omdat zij vol waren. Ons voorstel is dus den ijk meester op te dragen met herijken van het oude vaatwerk door te gaan tot 31 December van dit jaar. Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Aan de orde is I. Benoeming van een eersten onderwijzer aan de school aan de Heerenstraat. (Zie Ing. St. n°. 87). De Voorzitter. Mag ik de heeren Hasselbach, Van Rhijn en De Vries uitnoodigen met mij het stembureau uit te maken. Benoemd wordt de heer Van Thertholen, met. 21 stemmen terwijl de heer Van der Voorden 2 stemmen verkrijgt. II. Verzoek van Mej. W. Rolloos, om continuatie in de be trekking van stadsvroedvrouw. (Zie Ing. St. n°. 77). Benoemd wordt Mej. Rolloosmet algemeene stemmen. De Voorzitter. Ik dank de heeren voor hunne medewerking. (De heeren Siegenbeek van Heukelom en Eerstens zijn ter vergadering gekomen.) III Verzoek van het Bestuur van het GenootschapMathesis Scientiarum Genitrix, om het gebruik van eenige lokalen der Gehoorzaal, voor de tentoonstelling van teekeningen en werk stukken. (Zie Ing. St. n°. 74). De Voorzitter. Dit voorstel is wel wat laat, want ik geloof dat de zaal reeds in gebruik moest worden genomen op 1 Mei. Maar dat kon niet andersen Burg. en Weth. hebben gemeend hiervoor niet den Raad afzonderlijk bijeen te moeten roepen, daar het ieder jaar wordt toegestaan. Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming gunstig op beschikt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1899 | | pagina 3