8 DONDERDAG 16 FEBRUARI 1899. De Voorzitter. Dat weet ik niet. Maar dat is ook iets geheel anders, want daar zal er veel meer gebruik van worden ge maakt, dan hier wel te wachten is. De heer P. J. Van Hoeken. Wanneer de kiosken slechts de helft van het jaar open zijn, dan zou wellicht een bedrag van ƒ25.voldoende zijn. Bij een gebruik het geheele jaar door, zou ik 50.niet te veel achten, vooral niet nu ik hoordat voor het hebben van een kalkhok ook f50.moet betaald worden. De heer Zillesen. M. d. V. De heer De Goeje sprak straks van Den Haag, maar in Delit heeft men ook van die kiosken, en de toestanden daar komen meer overeen met de onze. Weet U wellicht hoeveel in Delft moet betaald w-orden De Voorzitter. Dit is mij onbekend. De heer A. J. Van Hoeken M d. V. Voorziet de verordening op het gebruik van gemeentegrond niet in dit geval De Voorzitter. Neen, want dan zouden Burg. en Weth. de zaak niet bij den Raad hebben gebracht, maar zelf hebben afgedaan. De heer Fockema Andre/E. M. d. V. Zou het Dag. Best. deze zaak nog niet eens willen overwegen en een nader voorstel doen aan den Raad? De Voorzitter. Burg. en Weth. zijn daartoe gaarne bereid. Vinden de heereri dit goed? Wordt bij acclamatie goedgekeurd. De Voorzitter. In principe is derhalve het verzoek toe gestaan. Aan Burg. en Weth. wordt verder overgelaten de plaatsen te bepalen waar de kiosken zullen opgericht worden terwijl Burg. en Weth. omtrent den te betalen prijs een nader voorstel zullen doen. XIV. Voorstel tot verkoop van de Bethlehemskerk aan den Kerkeraad der Nederd. Ilerv. Gemeente. (Zie Ing. St. n°. 23). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. XV. Voorstel tot het verleenen van subsidie aan de afdeeling Leiden en Omstreken van den Nederl. Roomsch-Katholieken Volksbondvoor het oprichten en in standhouden van een teekenschool. (Zie Ing. St. n°. 275 van 1898 en n°. 12 van 1899). De heer Fockema Andrew. M. d. V. De argumentatie van het Dag. Bestuur heeft mij nog niet overtuigd van de wensche- lijkheid om dit subsidie te verleenen. In de eerste plaats acht ik antecedenten niet zoo onschuldig als het Dag. Best. dit doet. Ik geloof inderdaaddat bij alle besturende lichamen antecedenten zeer zwaar wegen, en dat men door het verleenen van elk subsidie verder komt op een glijplank, waarvan het ondereinde er bedenkelijk uitziet. Wel weet ikdat er af en toe subsidiën zijn verleend, maar wij mogen toch niet uitgaan van dit stelseldat wanneer par ticulieren maar iets nuttigs op touw zetten, het van zelf spreekt, dat zij maar dadelijk met een subsidie moeten ge steund worden. Ik erken volkomendat er gevallen zijn, waarin het geven van een subsidie gewenscht is, maar ik betwijfel toch, of we hier een dergelijk geval hebben. Ik kan de rede neering van het Dag. Bestuur daaromtrent niet onderschrijven, omdat ik geloof dat het Dag. Bestuur uitgaat van feitelijk niet geheel juiste praemissen. Ik lees in het begin van het rapport van het Dag. Bestuur het volgende: »De door de afdeeling Leiden op te richten vak- en teekenschool is inzonderheid bestemd voor die jongelieden, die na op twaalf- of dertienjarigen leeftijd de lagere school te hebben afgeloopengeen verder onderwijs genieten en zooals men zegt op het werk gaan." Welnu, voor diezelfde jongelieden is «Mathesis" bestemd. De jongelieden van twaalf jarendie de lagere school hebben afgeloopen, kunnen zonder eenig bezwaar zoo is mij ver zekerd door menschendie het weten kunnen het admissie- examen voor «Mathesis" afleggen Waar bestaat dat in? ln het schrijven van een klein Hollandsch dicteetje, opdat men zal zien of geen al te grove fouten daarin voorkomen en dan wat rekenen met dien verstande, dat de jongens eenigszins bedreven moeten zijn in het rekenen met tiendeelige en gewone breuken. Dat is het admissie-examen, en het is er op berekend zoo is mijalthans naar het mij voorkomt door hen, die dat mogen doen, verzekerd dat jongens, die op twaalfjarigen leeftijd de lagere school hebben afgeloopen, dat examen kunnen doen. En er is ook op gerekend, dat de school kan worden bezocht door jongensdie op het werk gaan het is een avondschool. Nu staat hier verder, dat »die jonge lieden, welke een paar jaar langer, b. v. tot hun 14e of 15e jaar op school blijven, in den regel beter onderlegd zullen zijnuit den aard der zaak tot de meer bemiddelden behooren en dan ook meestal wel in de gelegenheid zijn om zich voor de lessen van M. S. G. te bekwamen." Maar die argumentatie gaat niet opwant inderdaadde jongens die de lagere school afgeloopen hebbende jongens van twaalf of dertien jaren kunnen op «Mathesis" klaar komen. Nu komt het mij toch inderdaad bedenkelijk voor, dat, wanneer waar is wat opnieuw mij verzekerd is van den kant van degenen die «Mathesis" het best kennen wanneer waar is, dat geen hoogere eischen wor den gesteld dan de genoemde, die men stellen mag bij jongens, die met het gewone succes de lagere school hebben afgeloopen en die men stellen moet, omdat zonder voldoening daaraan het teekenonderwijs onvruchtbaar is, dat wij dan eene andere inrichting met lagere eischen zouden steunen. Wij doen geen goed werk met te steunen eene nieuwe teekenschoolwaarop dunkt mijdan maar twee categorieën van jongens zullen worden gevonden: vooreerst die jongens, die niet behoorlijk onderlegd zijn het vak-teekenonderwijs te volgen, zelfs het eenvoudigste niet zooals dat op «Mathesis eenige jaren achter een gegeven wordt; en in de tweede plaats de jongelieden, die men teekenonderwijs wil geven zonder het ontwikkelende onderwijs, dat er op «Mathesis" nog naast staat. Dat kunnen we toch niet in de hand werken, gesteld al dat er menschen warendie dergelijk onderwijs voor hunne kinderen prefereer den. Wanneer mijne praemisse niet onjuist is, dat inderdaad de jongens, die de lagere school afgeloopen hebben, het admissie- examen voor «Mathesis" kunnen doen, dan vraag ik: waarom dan nog eene teekenschool daarnaast? En mij is van deskundige zijde verzekerd dat de eisch wat het rekenen betreft, het eenigszins kunnen omgaan met tiendeelige en gewone breuken onmisbaar is, omdat anders het teekenen voor het ambacht niet kan worden geleerd. Nu moet men, dunkt mij, niet spreken van meer ontwikkelde of meer bevoorrechte jongens want alle jongens met een weinig hersensdie de lagere school hebben afgeloopen, kunnen op «Mathesis" geplaatst worden, waar zij niet alleen teekenonderwijs genietenmaar bovendien ook nog ander onderricht. En wat door de Afdeeling van den R. K Volksbond verder wordt gezegd: «Het plan van de Afdeeling is den teekencursus te verdeelen over drie jarenen reeds van het eerste leerjaar af het onderwijs te splitsenal naar de leer lingen zich wenschen te bekwamen in de eigenlijke bouwvakken (metselaars, timmer lieden, smeden) dan wel behanger, schilder, kunstdraaier of beeldhouwer willen worden" ditzelfde geschiedt ook bij «Mathesis". Daar ontvangen de jongens ook verschillend onderwijs, al naarmate zij voor het een of ander vak worden opgeleid. De een krijgt les in machine teekenende ander in bouwkundig teekenen, een derde, die meubelmaker wenscht te wordenin ornament teekenenenz. Wanneer dat nu inder daad zoo is, dan vraag ik: waarom nog eene school te subsidieeren die óf bestemd is voor stumpers welke geen teekenen goed kunnen leerenóf voor hen maar dit is eene onderstelling die ik niet mag aannemen die men wel wil leeren teekenen maar verdere geestelijke ontwikkeling wenscht te onthouden. Is voor dergelijk doel bet subsidie goed besteed? Op die vraag, M. d. V., durf ik geen bevestigend antwoord geven. De Voorzitter. Ik wil even beginnen met een klein mis verstand uit den weg te ruimen. De heer Fockema Andreae zal werkelijk voor ons voorstel moeten stemmen. Hij toch zegt, dat Burg. en Weth. onjuiste feiten op den voorgrond plaatsen, maar nooit is er een praemisse verkondigd zoo onjuist als die van den heer Fockema Andrem, door hem op gezag van des kundigen vooropgesteld. Het naakte feit is, dat 59% van de examinandi op «Mathesis" worden afgewezenen dat zijn bijna alle jongens die de lagere school, zoowel de bijzondere als de openbare, hebben afge loopen. Daaronder zijn natuurlijk enkelendie de school slecht hebben bezocht of te vroeg hebben verlaten, maar over het algemeen hebben zij allen de lagere school afgeloopen. En daarvan worden nu toch 50% afgewezen! Wanneer dit een feit is en ik neem de juistheid daarvan aan, omdat ik niet alleen bij «Mathesis" maar ook bij anderen inlichtingen heb ingewonnen dan meen ikdat daardoor voldoende is aangetoonddat er hier behoefte is om jongens, die niet op «Mathesis" kunnen geplaatst worden, wat voort te helpen in het teekenen. Natuurlijk zou het veel beter zijn, als alle jongens op «Mathesis" werden toegelaten, omdat zij dan met veel meer vrucht het teekenonderwijs kunnen volgen en daar ook nog in andere vakken onderricht verkrijgen, doch wanneer men het meerdere niet verkrijgen kanmoet men zich met het mindere tevreden stellen. Het teekenonderwijs op de school van den R.-K. Volksbond zal niet die resultaten geven, die op «Mathesis" worden be reikt, maar de jongens die niet op «Mathesis" kunnen geplaatst wordenzullen dan toch in elk geval iets meer leeren dan niets. Op die gronden meen ik, dat ons voorstel tot het ver leenen van subsidie stellig steun verdient. Over de zaak zelve zal ik niet veel meer zeggen, want ik weet geen argumenten meer te voegen bij onze uitvoerige schriftelijke toelichting. Na de uitvoerige gedachtenwisseling

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1899 | | pagina 4