LI 14 belangrijk hebben vertraagd. Tegelijkertijd werden dan ook de beide eerste termijnen van de aan de gemeente verschul digde tegemoetkoming in de kosten der bestrating en rioleering ten bedrage van 3420.77 in de gemeentekas gestort. Het komt ons wenschelijk voor deze gelden thans aanstonds voor het doel, waarvoor zij bestemd zijn, aan te wenden, en hiermede niet te wachten, totdat alle termijnen zijn binnen gekomen. Daarvoor bestaat te meer reden, cïaar verschillende straten voorloopig slechts een zeer partieele verbetering behoe ven, waarmede niet tot later behoeft te worden gewacht. Zoo zullen blijkens het door de Commissie van Fabricage ingesteld onderzoek, in verschillende straten de kuilen moeten worden opgehaald; andere straten behoeven slechts hier en daar ver- strating, sommige trottoirs moeten worden hersteldterwijl andere zullen behooren te worden doorgetrokken. Alleen ten aanzien der Laatste straat zou de Commissie van Fabricage een uitzondering willen maken en deze in haar geheel willen her straten, daar de in deze straat gelegen huizen alle hunne loozingen aan de achterzijde hebben en dus ook bij uitvoering van het ontworpen groote rioolplan deze straat geheel intact zal kunnen worden gelaten. De kosten van verstrating van deze straat worden door haar geraamd op ƒ1050.terwijl alle thans voorgenomen werken tezamen, dus met inbegrip van de Laatste straat, door haar worden geraamd op 2795. Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging ons College tot de uitvoering der bovenvermelde werken, waarvan de kosten zullen bedragen ƒ2795.te machtigen en tot de vaststelling van den hierbij overgelegden suppletoiren staat van begrooting dienst 1898, ten bedrage van ƒ3420.77 over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 268. Leiden, 18 November 1898 Ten aanzien van nevensgaand verzoekschrift van J. Heems kerk, hebben wij de eer Uwe Vergadering mede te deelen, dat naar ons oordeel afwijzend op het verzoek behoort te worden beschikt. Het komt ons toch voor, dat door adressant ten eenenmale uit het oog wordt verloren, dat niet de,afkeuring van vleesch, dat gebleken is een ondeugdelijk voedingsmiddel te zijn, aan dat vleesch zijn waarde beneemt, maar dat door die afkeuring eenvoudig wordt geconstateerd, dat het vleesch, als ondeug delijk voedingsmiddel, bijna waardeloos is. En nu ligt toch inderdaad de vraag voor de hand, wie anders de schade, welke het gevolg is dier afkeuring, zou moeten dragen dan de eigenaar van het reeds waardelooze voorwerp. Kan ook al niet worden ontkenddat door toepassing der vee- en vleeschkeuring, welke door adressant zeiven een noodzakelijke behoefte wordt genoemd, bijzondere personen in hunne belangen worden benadeeld, vergeten mag niet worden dat dit verschijn sel zich voordoet bij de toepassing van eiken politiemaatregel, welke steeds diegenen, welke zij treft, verplicht zich opoffe ringen te getroosten in het belang der gemeenschap. Boven dien bestaat er, indien wij wèl zijn ingelicht, voor de eigenaren gelegenheid om zich door middel van verzekering tegen moge lijke schade tengevolge van afkeuring te vrijwaren. Voorts merken wij op, dat het ongeschikt maken van afgekeurd vleesch voor menschelijk gebruik geschiedt door het vleesch te behandelen met een oplossing van carbolzuur. Na de behandeling kan de eigenaar het vleesch terug bekomen. Indien afgekeurd vleesch nog waarde heeft voor technische doeleinden, dan wordt deze door die behandeling niet verminderd. En de gemeente is wel genoodzaakt het vleesch aan een dergelijke behandeling te onderwerpen, ten einde te voorkomen, dat het ondanks de af keuring toch in consumptie gebracht wordt. Eindelijk wenschen wij nog Uwe aandacht te vestigen op het hoogst gevaarlijke van een maatregel, als door adressant wordt voorgesteld. Besluit toch de gemeente om den eigenaars van afgekeurd vleesch de hun dientengevolge toegebrachte schade te vergoeden, dan zou dit zeer waarschijnlijk tenge volge hebben, dat ondeugdelijk vleesch in groote massa's naar deze gemeente werd gevoerd, hetgeen niet alleen financieel bezwarend, maar ook uit hygiënisch oogpunt zeker niet wen schelijk zou zijn. Op al deze gronden geven wij U in overweging afwijzend op het verzoek van den heer J. Heemskerk te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennenJohannes Heemskerk, oud-landbouwer te Hazerswoude; dat hijin 't belang van landbouwers en veehouders ern stige bedenkingen heeft tegen, en zich bezwaard gevoelt over de wijze, waarop te Leiden in 'talgemeen de vleeschkeuring wordt toegepast; dat hij overtuigd is, dat keuring van vleesch, spek, vet en andere levensmiddelen, in groote centra's, mits oordeel kundig en rechtvaardig toegepast, eene noodzakelijke behoefte is en zeer zeker voor de volksgezondheid bevorderlijk zal zijn; dat evenwel keuring van levensmiddelen een politiemaat regel is welke de belangen der gemeenschap ten goede komt; van oordeel, dat maatregelen in 't belang der gemeenschap genomen, ook door de gemeenschap met alle schade en risico, behoort gedragen en bekostigd te worden dat mitsdien de schade verbonden aan de vernietiging van levensmiddelen, en dus ook van geslacht vee, door de gemeen schap behoort te worden gedragen; van oordeel, dat meermalen blijkt, dat ten koste van den boerde gemeenschap en de slager die feitelijk uitsluitend partijen zijn inzake de vleeschkeuring, zich aan de verant woordelijkheid tot het dragen der schade, verbonden aan de keuring en vernietiging van geslacht vee onttrekken overwegende, dat door deze handelwijze de veehouder in zijn rechten wordt gekrenkt en dus deze handelwijze als onchristelijk en onrechtvaardig moet worden geoordeeld; overwegende, dat de raad eenerzijds de belangen der ge meenschap op de beste wijze moet trachten te bevorderen maai' anderzijds ook daarbij recht en gerechtigheid moet handhaven weshalve suppliant zich met vertrouwen tot Uw Edelacht- baren wendt met het billijke verzoek, dat het U behagen moge al die maatregelen te nemen, dat voortaan voorkomen worde, dat de onschuldige boer de dupe wordt en de schade en kosten moet dragenvan een maatregel waarvan de ge meenschap in casu de Leidsche burgerij de voordeelen wegdraagt. Hetwelk doende, met den meesten eerbied, J. Heemskerk. Hazerswoude, October 1898. Te Leidenter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1898 | | pagina 4