112 Art. iSl oudie en Se lid. Vgl. art. i30 oud, ie lid. Art. iSO oud, Se lid. Vervalt. Nieuw. Nieuw. Nieuw. .1 rt. i31 oud3e lid. Art. i3S oud. Art. iL37 oud. Art. i38 oud. Nieuiu. Art. 4. Het is verboden in een tent, kraam, draaimolen of andere kermisinrichting gedurende den tijd, waarop die niet open gesteld is, licht of vuur te ontsteken of te laten branden. Art. 5. Ieder, die met een tafel, tent, kraam draaimolen of andere kermisinrichting op den openbaren weg een standplaats in neemt, is verplicht onmiddellijk te gehoorzamen aan de be velen, in het belang der openbare orde of veiligheid gegeven door de ambtenarenbelast met het opsporen der overtredingen van de bepalingen dezer ^verordening. Art. 6. Niemand zal van eene vergunning, krachtens deze Veror dening verleend, gebruik mogen maken, dan met nakoming van de daaraan verbonden voorwaarden en bepalingen. Het niet nakomen van die voorwaarden en bepalingen doet de vergunning, onverminderd de strafbepaling van artikel 10, alle kracht verliezen. Art. 7. De vergunningen, krachtens deze verordening verleend, kunnen te allen tijde worden ingetrokken. Art. 8. Onder de uitdrukking openbare weg" worden verstaan alle wegen, paden, straten, stegen, grachten, pleinen, stoepen, bruggenkadenmarkten en sloppenmitsgaders alle terreinen, welke, onverschillig of zij al dan niet voor den publieken dienst bestemd zijn, voor het publiek toegankelijk zijn gesteld. Art. 9. Behalve de dienaren der gemeentepolitie zijn de algemeene marktmeester en de adjunct-marktmeester belast met het op sporen der overtredingen van de bepalingen dezer verordening. Hun wordt de last verstrekt om ter handhaving dier be palingen, zoo noodig, een tent, kraam, draaimolen of andere kermisinrichting, ook tegen den wil van den bewoner, binnen te tredenmits met inachtneming van de bepalingen der wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad n°. 83); de uitvoering van dezen last zal te allen tijde mogen plaats hebben. Strafbepaling. Art. 10. De overtreding van artikel 3 wordt gestraft met eene geld boete van ten hoogste drie guldendie van de artikelen 4 en 5 met eene geldboete van ten hoogste vijf gulden; en die van de artikelen 1 en 2 met eene geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden. Slotbepaling. Art. 11. Bij het in werking treden van deze Verordening worden buiten werking gesteld de artikelen 128 tot en met 132 van de Algemeene Politieverordening van den Oden November 1879. VERORDENING! op tapperijen, bierhuizen enz. en loge menten. Art. 1. Ieder, die eene inrichting, toegankelijk voor het publiek tot het bekomen en aldaar gebruiken van sterken drank, bier of wijn, wil oprichten, overnemen, verplaatsen of opheffen, is verplicht daarvan kennis te geven aan den Burgemeester. Art. 2. Het is den houder van eene in artikel 1 genoemde inrichting verboden zonder schriftelijke vergunning van den Burgemeester: 1°. in die inrichting muziek te maken of te doen maken of toe te laten dat daarin muziek gemaakt wordt; 2°. die inrichting geopend te hebben, daarin bezoekers toe te laten of te hebben, op anderen tijd dan van des voormid dags zes uren tot des avonds elf uren in de maanden April tot en met September en van des voormiddags zeven uren tot des avonds elf uren in de overige maanden. Art. 3. De houder van eene in artikel 1 genoemde inrichting is verplicht van de weigering van een bezoeker om die inrichting op het voor de sluiting bepaalde tijdstip te verlaten, terstond kennis te geven aan een dienaar der politie.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1898 | | pagina 2