DONDERDAG 20
OCTOBER 1898.
91
Anders moet in den regel op 1 Sept worden gekomen met
een voorstel tot aanvulling van den post voor vier maanden;
en omdat de klasse bijna altijd gesplitst blijft, is het beter
die kosten voor het volle jaar ineens op de begrooting te
brengen. Dat geeft een verschil van 525.die natuurlijk
niet worden gebruikt, wanneer misschien in September blijkt,
dat geen splitsing noodig is.
Volgn. 189 wórdt vervolgens, aldus verhoogd zonder hoof
delijke stemming vastgesteld ad 14385.—
De volgn. 140—142 worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging en zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.
Beraadslaging over volgn. 142a, luidende: Ondersteuning
van wijkverpleging" f 2000,
De heer P. J. Van Hoeken. M. d. V., ik heb bemerkt, dat op
deze begrooting een nieuwe post voorkomt onder den naam
«wijkverpleging". Ik verwacht eene ernstige tegenspraak zoo
wel van mijne geest vei'wanten als van anderen, maar toch
veroorloof ik mij de vrijheid daaromtrent eenige opmerkingen
te maken In de eerste plaats, de meeste leden van den Raad
zullen zich herinneren, dat hier vroeger een "belangrijk sub
sidie werd verleend aan Armen- en andere instellingen Nu
weet ik wel, evengoed als de voorstanders van dezen post,
dat dit geen Armeninstelling is; maar ik beschouw dat toch
als zoo'n zelfde subsidie in een vermomden vorm of misschien
beter uitgedrukt onder andere woorden. Waarom is die sub
sidie indertijd afgeschaft? Omdat men meende dat het beter
was de zaak aan het particulier initiatief over te latenen
dat men daarin niet misgetast heeft, is dunkt mij door de
ervaring bewezen De armen worden behoorlijk door de ker
kelijke gemeenten verzorgd. Nu komt men met wijkverpleging.
Ik geloof dat men met de subsidiën zoo spaarzaam mogelijk
moet zijn. De toestand zal, naar ik vrees, nu aldus worden:
thans krijgt de eene vereeniging ƒ2000,maar het volgende
jaar of nog vroeger komt er een andere om eene gelijke bij
drage en zoo zal het steeds voortgaan. Ik vind dat wij ons
op een hellend vlak begeven. Ik zal tegen dezen post stem
men, aangezien ik meen dat het niet op den weg ligt van
den gemeenteraad om deze- zaak, hoe goed zij op zichzelve
ook moge zijn, te steunen; ik wensch haar meer aan parti
culieren over te laten.
De heer Van Kempen. M. d V. Als ik het wel heb, wordt
er algemeen lof toegekend aan de doctoren voor het vele dat
zij doen om de zieke armen te verzorgen, maar zij staan in
vele gevallen tegenover eeneonmogelijkheid. Zij kunnen namelijk
niet die middelen geven, welke noodig zijn; zij kunnen niet
precies weten wie dekens en andere zaken noodig hebben en
welke zieken naar gezonde lokalen kunnen worden over gebracht.
Ik heb begrepen dat deze ondersteuning van de wijkverpleging
zal dienen om den stadsdoktoren de noodige hulp te verleenen,
zoodat men de overtuiging kr ijgt dat de belangen van de arme
zieken in deze gemeente behoorlijk worden behartigd. Indien
dit niet het geval is, zou ik het gaarne van u, M. d. V., ver
nemen, Zoolang ik de zaak aldus inziezal ik stemmen vóór
dezen post.
De Voorzitter. Ik kan in hoofdzaak verwijzen naar de
uitvoerige toelichting en ook naar hetgeen in de Memor ie van
Antwoord is gezegd. Ik behoef niets meer' daarbij te voegen.
De heer Van Hoeken heeft ongelijk, wanneer hij zegt dat het
armenverzorging is; het is ondersteuning van geneeskundigen
dienst. Ik zelf heb goede verwachtingen ervan.
De heer Pera. Slechts eene enkele opmer king. Ik geloof dat
de heer Van Hoeken meent dat deze uitkeeringen zullen ge
daan worden aan eene bepaalde wijkvereeniging, aangezien
hij spreekt van andere wijkvereenigingen, die ook orn subsidie
zullen komen. Dit is echter de bedoeling niet.
Wat de heer Van Kempen heeft opgemerkt n.l. dat er
wollen dekens zullen gebracht worden, dit ligt ook niet in
het plan. Er zal wel medische hulp en al hetgeen verder
behoort tot de geneeskundige behandeling van een zieke
worden verstrekt, zonder echter op het terrein van de armen-
bedeeling te komen.
Volgn. 142a wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd,
De Volgnrs 143145 worden achtereenvolgens zonder dis
cussie en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Bij Volgn. 14G komt in behandeling de begrooting voor
de Stedelijke Werkinrichting.
De begrooting voor de Stedelijke Werkinrichting en volgn.
140 worden zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
De Volgnrs 147155 worden achtereenvolgens zonder dis
cussie en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Volgn. 150 moet worden verminderd met f 277.wegens
bet overlijden van den voormaligen stadswer kman J. Bertram.
Aldus wordt de post zonder discussie en zonder' hoofdelijke
stemming goedgekeurd ad 21853.
De Volgnrs 157—167 worden achtereenvolgens zonder be
raadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over Volgn. 108, luidende: Toelage aan de
eigenaars uan den Schouwburg" f 1500
De heer Kerstens. Het antwoordM. d V.van Burg. en
Weth. op de opmerkingen tegen dezen post in de afdeelingen
geuit, is vrij zuinig en laat mij althans onbevredigd. De zaak is
reeds meermalen onder de aandacht van den Raad gebracht,
zoodat ik mij alleen tot eerre korte bespreking van dit antwoord
wensch te bepalen.
Burg. en Weth. zeggen dan, dat het niet uittrekken der toe
gezegde subsidie op de begrooting hun onwettig voorkomen zou.
M. d. V., ik moet hierin met het Dag. Bestuur van gevoelen
verschillen. Indien Burg. en Weth. in plaats van voorstanders nu
eens tegenstanders van deze subsidie waren en zich eens niet uit
deferentie voor een raadsbesluit verplicht achten dezen post
op de begrooting te brengendan zouden zij zich naar mijne
meening volstrekt niet aan onwettigheid schuldig maken. Aan
het raadsbesluit toch van 28 April j.l., waarvan deze post een
uitvloeisel is, en dat m. i. geheel in strijd is met de bedoeling
van den wetgever, die eene eenjarige begrooting gewild heeft,
kan ik juridisch geen kracht toekennen. Om effect te sorteeren
moet elk jaar het subsidie bij de begrooting worden toege
staan en bij weigering van den Raad om den post te voteeren
kan ik mij niet voorstellendat dit Ged. St. aanleiding zou
geven, om op dien grond hunne goedkeuring aan de begrooting
te onthouden. En ook zouden de eigenaars van den Schouw
burg dan alle bevoegdheid missen op grond van het genomen
besluit de uitkeering van het subsidie in rechten te vorderen.
M. i. hebben wij dus eenvoudig te doen met een post, die
telken jare aan de goedkeuring van den Raad moet worden
onderworpen, derhalve ook niet kan worden goedgekeurd,
m. a. w. kan worden afgestemd. De voorstanders van meer
genoemd besluit hebben dus hoogstens een soort van zedelijken
dwang of band kunnen willen scheppen, om den Raad gedurende
vijftien jaar te binden het onderwerpelijke subsidie op de
begrooting te brengen, hetgeen ik alweer in strijd acht met
den geest der gemeentewet, omdat men zoodoende door een
kunstmiddel heeft willen bereiken hetgeen de wetgever niet
gewild heeft. Wat dien zedelijken band of dwang betreft, waar
over ik zoo even sprak, moet ik ronduit verklaren, dat ik
daarvoor absoluut niets gevoel. Ik ben niet van plan mij
door een raadsbesluit, en dan nog wel een, dat onder zoo'n
krachtigen tegenstand van eene aanzienlijke minderheid is ge
nomen, een band te laten aanleggen, dien ik in strijd acht
met de wet en zeker niet minder met de billijkheid waar
over ik echter ter bekorting van de discussie niet verder zal
uitweiden, aangezien dit reeds door anderen is geschied. Ik
zal dus met een gerust geweten mijne stem aan dezen post
onthouden, terwijl ik u, M. 0. V., beleefdelijk verzoek dezen
aan eene hoofdelijke stemming te willen onderwerpen.
De Voorzitter. Dadelijk wensch ik mijn standpunt uiteen te
zetten tegenover het door vijf raadsleden ingediend voorstel. Dit
voorstel is geen amendement, maar eene gemotiveerde bestrij
ding van den geheelen post en de heeren kunnen hun doel berei
ken door tegen den begrootingspost te stemmen. Nu heb ik mij
de vraag gesteldis de raad bevoegd over dezen post te be
raadslagen en te stemmen na het genomen besluit op 28
April 1.1 Ik ben tot de conclusie gekomen dat de Raad
formeel bevoegd is dat te doen; hij mag bij de behandeling
van de jaarlijksche begrooting over iederen post debatteeren
en stemmendat vloeit voort uit het zelfstandig begrootings-
recht van den Raad, eene zelfstandigheid, die alleen hare be
perking vindt in de controle van Gedeputeerde Staten en van
de Kroon. Ik denk er dan ook niet aan eene enkele poging
aan te wenden om het debat over deze zaak of over welken
begrootingspost ook te smoren; al wilde de Raad mijn eigen
traktement of dat der ambtenaren schrappen, hij is er for
meel volkomen toe bevoegd. Maar daarom heeft de Raad nog
niet het recht dat te doen, want naast dat zelfstandig begroo-
tingsrecht van den Raad staat even onaantastbaar zijne ver
plichting om op de begrooting de schulden der gemeente uit
te trekken. En zoodra eene transactie, welke de gemeenteraad
heeft aangegaan, eene geldelijke verplichting voor de gemeente
medebrengt, is de raad verplicht op de begrooting daarvoor
een post aan te wijzen. Dat is ook het standpunt van de gemeen
tewet, waar in art. 205 de posten zijn opgenoemd, die op de be
grooting moeten voorkomen, hetgeen ook met dezen post het ge
val is. Onder letter s van genoemd artikel wordt als verplichte
post opgenoemd: «alle opeischbare schulden der gemeente". In
dien de gemeenteraad het besluit nam bet zou een onwettig
besluit zijn om dezen post te schrappen, dan zouden
Gedeputeerde Staten krachtens art. 212 der gemeentewet hem
er weder opbrengen. En wanneer Gedeputeerde Staten dat
niet mochten doen, dan zou nog iets anders mogelijk zijn,
hetgeen ik op het oogenblik liever niet wil zeggen. Nu ik
hoor zeggen: «dit is eene bedreiging", wil ik het wel doen,
hoewel ik liever niet over eventueele procedures tegen de