90 DONDERDAG '20 OCTOBER 1898. wijzers kwam te overlijden of elders benoemd werd, zeer goed eene regeling te maken zóó dat wij nu reeds met twee gymnastiek-onderwijzers zouden kunnen volstaan. Maar hoe gaat het men ontneemt niet gaarne iemand zijne betrek king, en men is niet zoo meegaand over het algemeen om hierin Burg. en Weth. wat bij te staan. Maar ik geef de ver zekering, dat zoodra ik de mogelijkheid zie, om een hunner op wachtgeld te stellen, Burg. en Weth. met een daartoe strekkend voorstel niet zullen achterblijven. Zou het nu niet zeer ontijdig zijn, als wij op dit oogenblik het traktement van een der gymnastiek-onderwijzers gingen verhoogen en daarmede inbreuk maken op de bestaande organisatie, die wij moeten volgen zoolang zij niet is gewijzigd? De heer Kroon. In 1894, dat is dus vier jaren geleden, werd in uitzicht gesteld, dat dat binnenkort gebeuren zou; dat zijn uw eigen woorden. Mij dunkt, wanneer binnenkort beteekenen kan vier jarendat ook de woorden »Binnen niet al te langen tijd", nog al heel rekbaar zullen zijn. Wat dan ook het vooruitzicht betreft, dat dat nu spoedig zal gebeuren ik kan mij daarmede absoluut niet vereenigen. Ieder, die met het lager onderwijs goed bekend is en dat zijn in de eerste plaats Burg. en Weth. dat weet ik is overtuigd dat er heel wat onderwijzers zijn, die nooit de akte j zullen halen; dat weten Burg. en Weth. precies zoo goed als ik. Wanneer er kwestie van is, of later die scholen een gymnastiek-onder- wijzer zullen kunnen missen, dan zal dat alleen zijn wanneer het aantal onderwijzers, die, alhoewel verdienstelijke ambte- naren, te oud zijn om nog die akte te halen, eenmaal gepen- sionneerd zullen wezen; en dat zal zijn op een tijd, dat de heer llenner ook gepensiormeerd kan worden. En dan zal hij over al die jaren minder traktement genoten hebben dan zijn collega. Wanneer eenmaal het raadsbesluit van 1894 werkelijk uitgevoerd wordten op alle scholenwaar dat moetzal onderwijs worden gegeven in de vrije- en ordeoefeningen dan wijs ik er opdat er op dit oogenblik nog vier scholen zijn, waar dat ook zal moeten gebeuren, maar waaraan op dit oogenblik niets gedaan wordt omdat zij een gymnastiek lokaal missen. De Voorzitter. Laat ik alleen nog dit zeggen. Het eerste, wat u hebt gezegd, is niet volkomen juist. Wij behoeven met het op wachtgeld stellen van een der drie gymnastiek- onderwijzers volstrekt niet te wachten totdat alle onder wijzers op de lagere scholen in bezit zijn der akte voor vrije- en orde-oefeningen. Wanneer twee gymnastiek-onder wijzers over zijn dan hebben die nog genoegzaam uren over, om gedeeltelijk ook bet werk bij het lager onderwijs te kunnen doen. De heer Kroon. De gymnastiek-onderwijzers hebben ieder zes-en-dertig uren les, behalve de lessen aan het gymnasium. Dat is toch genoeg, dunkt me, en nu lijkt het me een goocheltoer, wanneer men het zóó zal weten te draaien, dat daar nog lessen bij kunnen De Voorzitter. Ik kan niet antwoorden op cijfers; die controleer ik eerst gaarne. De heer Kroon. Ik heb hier de cijfers voor me, en ik kan er voor instaan dat ze juist zijn. De Voorzitter. Ik kan alleen dit antwoorden op het oogen blik dat wat de heer Kroon wil in strijd is met de bestaande organisatie. Men heeft bij iedere organisatie, dat een onder wijzer eerste of tweede klasse meer heeft dan een onderwijzer derde klasse en dat is ook hier het geval Indien de redenee ring van den heer Kroon opging, zou het mogelijk zijn dat de heer De Vries op denzelfden grond een traktement van f 1GOO.—gelijk aan dat van den heer Bader, eischte. De heer Kroon. Dat is iets anders; de directeur van eene inrichting van onderwijs verdient meer traktement dan het overige personeel hoewel hij minder werk doet, maar deze regel is hier niet toepasselijk. Ik schijn echter op deze wijze mijn doel niet te kunnen bereiken en zal daarom trachten langs anderen weg in de zaak te voorzien. Do heer De Goeje. M. d. V. Van het argument van Burg. en Weth. kan ik de gegrondheid volstrekt niet toegeven. Er is indertijd nauwkeurig bepaald, hoeveel uren op iedere school moesten beschikbaar gesteld worden voor vrije en orde-oefe ningen en tevens in beginsel aangenomen dat dit onderwijs door het gewone hulppersoneel zou worden gegeven. Daar er echter niet genoeg onderwijzers met de vereischte bevoegdheid waren, is men genoodzaakt geweest een deel van dit onder wijs aan vakonderwijzers op te dragen en heeft men bepaald dat deze 40 uren les moesten geven. De heer Henner geeft dan ook 37 of 38 uren les. Burg. en Weth. zijn van meening dat binnen niet al te langen tijd de meeste klassenonderwijzers tot het geven van onderwijs in de vrije en orde-oefeningen bevoegd zullen zijn, zoodat dan tot de opheffing van een der drie betrekkingen zal kunnen worden overgegaan. Wanneer men echter in aanmerking neemt dat er 24 onderwijzers zijn die de acte voor vrije en orde-oefeningen niet hebben en dat nog hoogstens drie haar kunnen krijgen, dan zal men moeten toegeven dat de hulp van de drie gymnastiek-onderwijzers nog voor langen tijd noodig zal zijn, tenzij men het geheele leervak laat vervallen, hetgeen als in strijd met de wet niet mogelijk is. De heer Henner is reeds 10 of 11 jaren in betrekking en is een voortreffelijk onderwijzer, zoodat er geen reden bestaat, waarom hij minder traktement zou genieten dan zijn collega, die hetzelfde werk doet als hij. Ook vergeleken met hetgeen een gewone hulponderwijzer derde klasse verdient, is zjjne bezoldiging te gering, Voor 37 uren per week les geven krijgt de heer Henner 800 per jaar; wat hij meer verdientis voor de extra uren aan de middelbare scholen. Een hulponder wijzer derde klasse zonder bijakte, met hetzelfde aantal dienst jaren, verdient met 28- uren per week onderricht geven ƒ700 per jaar, zoodat men niet kan zeggen dat de bezoldiging van den heer Henner vergelijkenderwijs voldoende is. Zij is te karig. Bestond het formeele bezwaar om het voorstel van den heer Kroon bij deze begrooting te behandelennietdan zou ik het gaarne ondersteunen. Nu dat bezwaar echter wel bestaat, moet op eene andere wijze in deze quaestie worden voorzien. De Voorzitter. Hetgeen de heer De Goeje heeft aangevoerd geldt voor zoovele andere traktementen. Tegen de verhooging van 200.zou ik op zich zelf nog zoo heel veel bezwaar niet hebbenmaar waar moest het heenals men alle trak tementen in strijd met bestaande organisaties ging verhoogen? De heer Henner is een uitstekend onderwijzer en gaarne zou ik hem wat meer salaris gunnen, maar het zou geen goed systeem zijn om in strijd met eene bestaande organisatie de jaarwedde van een der onderwijzers stelselloos te verhoogen. Op denzelfden grond zou dan ook de heer De Vries kunnen zeggen ik doe evenveel werk als de heer Bader, geef mij dus ook 1600.Het traktement van een persoon hangt niet altijd af van zijn meer of minder gunstig werkenmaar van de bestaande organisatie. De heer Pera. M. d. V. U hebt gesproken van onderwijzers eerste, tweede en derde klasse, maar men mag niet uit het oog verliezen dat de heer Henner zelfstandig werkt en ver antwoordelijk is voor zijn werk. Hoe kan ik er toe besluiten het traktement te willen verhoogen? Juist met het oog op het verband, dat er bestaat met andere traktementen komt het mij voor dat een salaris van 800. waarvoor 37 uren gewerkt wordt, wel wat weinig moet genoemd worden. Al is het nu, dat wij daarover niet direct hier kunnen besluiten, en dat de geachte voorsteller langs een anderen weg tot zijn doel zal moeten komen, dan verklaar ik mede namens enkele leden hier naast mij, dat wij met ingenomenheid zijn voorstel zullen te gemoet zien. De heer Kroon. Ik zou toch nu willen voorstellen het traktement van den heer Henner gelijk te maken aan dat van den heer De Vries. De Voorzitter. Ik acht dat thans onregelmatig; dan moet eerst de verordening gewijzigd worden. De heer Kroon. Dan doe ik dat voorstel op dit oogenblik niet, als het niet kan, en spijt het me, dat ik de heeren heb opgehouden. De heer De Goeje. Wanneer een amendement werd voor gesteld op het betreffende onderdeel van dit artikelzou dan niet daarna de verordening in overeenstemming kunnen worden gebracht met het amendement? Het is toch een voudig het uittrekken van geld, waarover men op dezen post kan beschikken. De Voorzitter. Ik zou de zaak dan willen behandelen bij de wijziging der verordening; dat komt mij regelmatig voor. Volgn. 124 wordt nu zonder hoofdelijke stemming goed gekeurd. De Volgnrs 125132 worden achtereenvolgens zonder be raadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 133 wordt eveneens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd, waarbij tevens de begroo ting van de plaatselijke schoolcommissie wordt vastgesteld. Volgnrs 134138 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. '139, luidende: y>I\osten der kweekschool voor onder wijzers en onderwijzeressen'' De Voorzitter. Deze post ad 13635.moet worden verhoogd met 750.—, n.l. ƒ225.in verband met de regeling der lessen in de Natuurlijke Historie en den Zang, waarbij op het bedrag over een vol jaar is gerekend, en met 525. voor de splitsing der 4e klasse, ook berekend over een vol jaar.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1898 | | pagina 8