84
DONDERDAG 20 OCTOBER 1898.
het mij gewenscht voor de attentie te vestigen hierop, dat
deze inrichting, zooals zij nu is, niet geheel in overeenstem
ming is met de eisehen, die zouden mogen worden gesteld.
Als bezwaar zal ook geopperd worden de weinige ruimte.
Ik geloof dat gaarne, maar als er overleg wordt gepleegd, is
daarop wel iets te vinden. Ik begrijp, dat ik niets nieuws
heb verteld, noch voor de Commissie, noch voor Burg. en
Weth.; en evenmin is het mij te doen om iets daarop te
willen aanmerken Alleen wenschte ik te vragen: nu wij toch
gaan veranderen, zou het nu niet .gewenscht zijn deze dingen
in het oog te houden?
De Voorzitter. Ik zal uit den aard der zaak de weerleg-
ging van de argumentenwelke meer van technischen aard
zijn, moeten over laten aan de deskundige leden der Commis
sie; ik ben geen deskundige en weet van stoom-installaties
weinig af. Maar toch heb ik bij de behandeling dezer zaak
in de Com missie-vergaderingen err in de vergadering van
Burg. en Weth. daarvan eenige notie gekregen.
Het eerste argument van den fleer Den Houter is, dat
wanneer men een reserve ketel neemt men ook behoort voor
zien te zijn van eene reserve machine. Nu is mij medege
deeld, dat de reden waarom dat niet absoluut noodig is,
hierin is gelegen, dat wanneer de ketel defect raakt, men
een paar maanden van het gebruik daarvan verstoken is,
terwijl dat niet noodzakelijk het geval is, wanneer de kleine
stoommachine defect raakt, daar dat in den regel binnen
twaalf of hoogstens tweemaal vier-en-twiritig uur kan worden
hersteld of defecte deelen kunnen worden vervangen. En in
de tweede plaats hierin, dat wanneer de stoomketel defect
raakt, men niet kan koken; maar dat wanneer de kleine
stoommachine, die alleen dienst doet voor het waschhuis,
defect raakt, het volstrekt niet onmogelijk is, om een paar
dagen niet te wasschen, dus het waschhuis te laten stilstaan,
of om met de hand te wasschen. Dat is de reden, waarom
wij wel denken aan een reserve-ketel en niet aan een reserve
motor.
In de tweede plaats heeft de heer Den Houter aangevoerd,
dat het verkeerd zou zijn dat de machine niet stond in een
apart machine-huisomdat nu de vochtige dampen uit het
waschhuis op de machine vallen, die daardoor beschadigd
wordt Ik geloof ik weet dat evenwel niet zeker dat
de machine altijd eenigszins zal lijden door dampen, die er
op neervallen, en zeker zal het daardoor mogelijk noodig zijn
dat die machine spoediger moet worden vernieuwd. Dat is
zeker te voorkomen door de verbetering, die de heer Den
Houter voorstelt; maar het bouwen van eene machinekamer
kost heel veel geld. En dan is het zeer de vraag wat minder
kost: de machine te laten staan zooals nu en vroeger in een
vernieuwing te moeten voorzien, dan eene geheel nieuwe
machinekamer te bouwen, hetgeen ontzaglijk veel geld kost
en waarvoor niet veel plaats is.
Wat nu de toekomst betreft op het punt van eene centrale
drijfkracht wij weten niet, of die noodig zal wezen. Ik
geloof het niet, maar mocht misschien later blijken dat eene
grootere machine noodig is, dan zal zeker deze ketel in staat
stellen om genoegzame drijfkracht voort te brengen; wanneer
ik mij niet bedrieg, zal hij wel tweemaal zoo groot wezen als
noodig is voor het tegenwoordig gebruik.
En wat nu betreft de verplaatsing van den desinfectie-oven
ik ben het met den heer Den Houter eens, dat het beter zou
zijn wanneer die inrichting onmiddellijk naast de barak stond.
Maar dat is geen kleinigheid, en zou heel wat meer kosten
veroorzaken. In de eerste plaats zou men eene machine moeten
hebben bij de barak of wel men zou de drijfkracht moeten
leiden van de machine naar de nieuwe plaatsdie de desinfectie
oven dan zou krijgenhetgeen met groote bezwaren en groote
kosten zou gepaard gaan. Ik geloof werkelijkdat op dit oogen-
blik, nu alles zoo bij elkaar staat, de desinfectie-oven nog
zoo goed mogelijk staat. En laat ik daar nog dit bij zeggen
de desinfectie-oven lag niet in het oorspronkelijk planhet
is alleen op den ernstigen aandrang van de Inspecteurs dat
die oven is opgericht. Tot dusverre heeft men voor besmettelijke
ziekten den oven nooit behoeven te gebruiken; alleen is hij
een paar malen gebruikt, vooral om het personeel te oefenen
bij het zuiveren van onreine kleederen. En ik geloof niet,
dat bij alle voorzorgen, die genomen worden, de plaatsing
veel gevaar oplevert. Het besmette goed gaat in een zakdie
op een wagentje geladen wordt, dat in den desinfectie-oven
wordt gerold. Dat er veel gevaar zou wezen om de besmet
ting over te brengen naar het waschhuis, geloof ik dus niet.
En wij hebben den oven nu eenmaal daar; moesten we het
nog eens doen, misschien bekeken we het dan anders.
De heer Van Kempen. Iedereen zal met mij de mogelijkheid
erkennen, dat een ketel defect raakt, maar dat tevens eene
tweede machine noodzakelijk is, kan ik niet toegeven. Men
kan zich in dat geval bedienen van een locomobielhetgeen
veelal in fabrieken plaats vindt, waar men geen reserve
machine bezit.
Hierop wensch ik bijzonder den nadruk te leggendat ik
zeer gaarne zou zien, dat er iets op werd gevonden om de
machine in veiligheid te brengen. De toestand, zooals hij
thans isstrijdt bepaald met den regelwant regel isdat
eene machinekamer de pronk eener inrichting uitmaakt. Eene
machine bloot te stellen aan waschdampen is iets buiten den
regel. Ik kan niet beoordeelen of het hek door een muur kan
worden vervangen, maar kon er een middel gevonden worden
waardoor de machine geheel buiten gevaar kwam te staan,
dan zou dat zeker in het belang van de inrichting zijn.
De Voorzitter. Ik geloof ook, dat de machine lijden kan
door de dampen van het waschwater. Men zal dan ook tot
betere verzorging moeten overgaan, maar het bouwen van
eene machinekamer kost geld. Ik wil wel de toezegging doen
het punt ter sprake te brengen bij de commissie van beheer.
Indien de kosten niet te hoog zijn, heb ik er geen bezwaar
tegen.
De heer Pera. Ik heb van de gelegenheid gebruik gemaakt
om eens een kijkje te nemen. Ook ik ben van meening, dat,
nu er toch gebouwd moet wordende kosten niet zoo veel
meer zullen bedragen, wanneer men aan die verbouwing
eenige uitbreiding geeft. De toestand op het oogenblik is,
door gebrek aan de noodige ruimteop verre na niet wat hij
moest zijn.
De Voorzitter. Ik zal de zaak ter sprake brengenwij zijn
nog niet tot de uitvoering gekomen.
De heer A.J. Van Hoeken. Ik heb vernomen, dat gewoonlijk
bij een desinfectie-oven het goed ei' aan den eenen kant in-
en aan den anderen kant uitgaat. Zooals is medegedeeld, gaat
het op »Endegeest" op eene andere wijze. Daar wordt het
besmette goed in een zak gedaanwelke op een wagentje wordt
gelegd en dan in den oven wordt gereden; na de ontsmetting
komt het goed echter weder in hetzelfde locaal terug. In dat
lokaal heeft de machinist zijne werkbank, zoodat er in geval
van besmettelijke ziekte voor hem gevaar van infectie bestaat.
Ik zou daarom in overweging willen geven, nu de oven toch
een of twee meters moet worden verplaatst, dezen te plaatsen
bij de barakwaardoor van zelf eene werkplaats ontstaat
voor den machinist; het besmette goed behoeft dan niet het
geheele terrein overgedragen te worden.
De oorzitter. Hetgeen de heer A. J. v. Hoeken heeft ge
zegd is niet geheel juist. De besmette goederen worden in een
zak aangebracht; deze wordt op een wagentje gezet en dan
gaat alles te zamen in den oven, zoodat de zak zelve alle
gelegenheid heeft om ontsmet te worden.
Omtrent de ontsmettings-ovens wil ik nog het volgende
mededeelenEr zijn twee soorten n 1. met één en met twee
ingangen. 95% van de ovens, welke in gebruik zijn, zijn
zooals wij er een hebben, 5% zooals de heer Van Hoeken
op het oog heeften het groote verschil tusschen beide soorten
is, dat de een oneindig veel meer geld kost dan de ander.
Een ontsmettingsoven, zooals de heer Van Hoeken bedoelt,
kost meer dan het dubbele van den prijs van een oven, zooals
wij thans in gebruik hebben. De bezwarenwelke in meerdere
of mindere mate verbonden zijn aan ons stelsel van werken,
kunnen op eene zeer gemakkelijke wijze worden ondervangen.
Zooals ik gezegd heb, komen wagentje, zak en goed na
zuivering weder door dezelfde deur naar buiten als waar
door zij naar binnen gegaan zijn. Nu is de heer Van
Hoeken bang, dat de machinist besmet zal worden. Maar
die man zal eer besmet worden door het inbrengen van de
goederen, die dan besmet zijn, dan wanneer zij er ont
smet uit komen. En bovendien zouden we dat bezwaar ook
op deze manier kunnen ondervangen door een ander persoon
de goederen er uit te laten halenopdat voorkomen worde
dat hij de ontsmette goederen weder besmet. Vroeger toch is
de machinist in contact geweest met de besmette goederen,
en nu zou de vrees kunnen bestaan, dat hij de ontsmette
goederen weder besmet maakt; maar dat bezwaar zou kun
nen worden ondervangen door daarvoor een ander persoon
aan te wijzen. Behalve dus dat eene verplaatsing op dit
oogenblik feitelijk onmogelijk is wegens gebrek aan ruimte
en de groote kosten, waarin we zouden vervallen, zijn de be
zwaren zeer gering en kunnen die nog grootendeels worden
overwonnen; terwijl ik nogmaals in herinnering breng, dat
de oven zeer weinig te pas komt.
De heer A. J. Van Hoeken. M. d. V. In uw antwoord spreekt
U alleen van den oven; het kan U niet onbekend zijn, dat
deze oven in een gebouwtje staat, waar allereerst de besmette
goederen worden gebracht, zoodat dit gebouwtje wordt besmet.
Het ontsmette goed (daar het den oven aan de andere zijde
niet kan verlaten) komt weder terug waar smetstoffen zijn
blijven zitten. Dat er in den oven geen smetstof aanwezig is,
ben ik met U eens.
De Voorzitter. Dat is een geheel afgesloten gebouwtjedus
of de oven nu staat bij de barak of daar, dat zal vrijwel op
hetzelfde neerkomen. Ik zou het zeker ook beter vinden, wan-