92
DONDERDAG 20
OCTOBER 1898.
gemeente spreek: ik zou vreezen, dat, wanneer de post
geschrapt werd, het bestuur der Sch mwburgvereeniging eene
vordering tegen de gemeente zou instellen. Er is een schuld
en of die schuld is van privaat-rechtelijken of publiek-rechte-
lijken aard, dat doet er niets toe. Theoretisch moge men
over die leer twistenzoolang echter art. 2 der Recht. Orga
nisatie bestaat zal en dit is ook de constante jurisprudentie
van den Hoogen Raad moeten worden aangenomen, dat
de burgerlijke rechter kan worden geadieerd over alle vorde
ringen zonder onderscheid of zij voortspruiten uit het
privaat of uit het publiek recht. Mijn standpunt is dus dit:
gij zijt volkomen bevoegd over dezen post te spreken en te
stemmen, maar als gij hem afstemt, zult gij nemen een
onwettig besluit; en daartegen staan allerlei middelen open,
die ik de eer had U te noemen.
Ik wil over de kwestie zelve niets zeggen en ook de billijk
heid niet bespreken; ook wil ik onbesproken laten de vraag,
of het moreel, of het eerlijk zou zijn tegenover de Schouw-
burgvereeniging, de gedurende vijftien achtereenvolgende jaren
toegezegde subsidie van f 1500 te weigeren dat laat ik
alles daar en aan het geweten van de heeren over. Doch het
besluit zou zijn in strijd met de wet. Dat is mijn standpunt,
en dat standpunt zal ik, zoolang ik hier zal zitten, in deze
zaak en ook in andere zaken die mochten voorkomen blijven
innemen Ik zal den heeren volkomen vrijheid laten te beraad
slagen en te stemmen over eiken begrootingspost; maar
natuurlijk moet ik als Voorzitter van uwe Vergadering waar
schuwen, wanneer de Raad wil afstemmen begrootingsposten,
welke krachtens wettig genomen raadsbesluiten en krachtens
een wettelijk voorschrift op de begrooting moeten voorkomen.
De heer Van Kempen. Het komt mij eenigszins vreemd voor,
dat ons wordt voorgelegd en aan ons oordeel wordt onder
worpen een post op de begrooting, maar dat wij ons niet
tegen dien post zouden mogen keeren en dien niet zouden
mogen afstemmen; en dat dus eigenlijk bij dien post zou
moeten worden gezegddien gaan wij voorbijwant wanneer
gij dien niet toestaat, doet gij een onwettige daad.
Nu is er gesproken van eene schuld die wij hebben zouden.
Maar de vraag is, is dit een bepaalde schuld Neenhet is een
toegezegd cadeau aan eene particuliere onderneming en in
zulk een geval kan er reden zijn om die toezegging in te trekken.
Over het algemeen genomen komt het mij toch vreemd voor,
dat ons moet worden voorgelegd een begrootingspostten
aanzien waarvan wij dus het recht zouden hebben voor of
tegen te stemmen, terwijl wij die afstemmende een onwettige
daad zouden verrichten.
De Voorzitter. Ik wil nog opmerken, dat er zooveel
posten zijn in onze eigen begrooting, posten waartegen men
formeel bevoegd is te stemmendoch daardoor zeer stellig
een onwetlig besluit zou nemen. De heer Pera wilde zoo even
wel het geheele artikel over Middelbaar Onderwijs afstemmen,
hoewel hij alleen de H.B. S. voor meisjes wilde treilen, en
anderen hebben er zelfs over gedacht tegen de geheele be
grooting te stemmen alleen omdat de subsidie voor den
Schouwburg er op voorkomt. De formeele bevoegdheid daar
toe kan niet worden ontzegdook ten aanzien b. v. van de
traktementen der ambtenaren en alle in art. 205 der gemeen
tewet omschreven zaken; maar dan zal dat zijn met dit ge
volg, dat Ged. St die afgestemde posten weder op de begroo
ting brengen of de Kroon de in strijd met de wet genomen
raadsbesluiten vernietigt. Zooveel publiekrechtelijke schulden,
en dat komt ook herhaaldelijk voor bij de gemeente en bij
de provincie, worden aangegaan voor langer dan een jaar.
Stel eens, dat een subsidie is verleend aan een Tramweg-
maatschappijwaartoe juist een verzoek is ingekomen; stel
eens, dat wij na onderzoek besluiten aan die vereeniging
eene zekere jaarlijksche subsidie toe te kennen gedurende
tien jaren b. v., zou men dan meenen het volgend jaardank
zij het zelfstandig begrootingsrecht van den Raad, het recht te
hebben die subsidie af te schallen Het lijkt er niets naar, waar
zou het dan ook in de wereld met het recht naar toe moeten
De heer Kerstens zegt: de heeren zouden den post niet
op de begrooting hebben gebracht, wanneer zij tegenstanders
van de subsidie waren geweest. Daartegen moet ik ernstig
protesteeren. Ik weet niet of dat inderdaad zijne bedoeling is,
maar ik geloof niet dat hij het meent, omdat hij mij daar
voor te goed kent. Partijdigheid zit bij ons niet voor; daar
van nloet het eerste feit nog bewezen worden. Wanneer wij
tegenstanders van de subsidie waren geweest, trouwens twee
leden van het D. B. zijn er meer dan eens tegen geweest
zouden wij zonder eenigen twijfel dezen post toch op de be
grooting hebben gebracht. Immers wij hebben de besluiten
van den Raad te eerbiedigen, zoolang zij niet door hoogere
autoriteit zijn vernietigd.
De heer Kerstens. Ik wensch alleen te zeggen dat ik het
niet met u eens ben, M. d. V Ik geloof niet dat Gedeputeerde
Staten op den genoemden grond hunne goedkeuring aan de
begrooting zouden onthouden en ook niet, dat het eene schuld
is, als bedoeld in art. 205, lett. s der gemeentewet. Ik meen
dat het een besluit ishetwelk weder ingetrokken kan worden.
Eene weigering van het subsidie zou m. i. der Schouwburg
commissie dan ook, zooals ik reeds gezegd heb, geen recht
geven de uitkeering daarvan in rechten te eischen.
De heer Den IIouter. Wij kunnen dezen post niet onbe
sproken laten voorbijgaan. Het is eigenaardig dat deze post
reeds tot zóóveel absolute en onverzoenlijke scheidingen van
meening aanleiding heeft gegevendat wij er werkelijk toe
zouden kunnen komen te zeggen laten wij er maar niet meer
over sprekenwant eens worden wij het toch niet. Het eigen
aardige geval doet zich hier voor, dat de meerderheid van
den Raad er voor waarschuwt te handelen tegen het belang
der gemeente en het belang der universiteit, en dat daartegen
over staat eene groote minderheid, die in het besluit in
quaestie niets anders kan zien dan eene onnoodige dwinge
landij, waartegen zij telkens moet opkomen. Ik gevoel dat het
in deze omstandigheden zeer moeielijk wordt elkander over
te halen.
Toch, M. d. V., mogen uwe gewaardeerde woorden niet
zonder tegenspraak blijven. U zegt dat de gemeenteraad for
meel bevoegd is tegen den post te stemmen, maar niet moreel.
Ik heb, toen ik de eer had dit punt ter sprake te brengen,
de zaak van eene andere zijde bekeken. Ik heb toen een ant
woord verzocht op deze vraag (dit is de keerzijde van de
medaille)was eenige maanden geleden de raad wel moreel
bevoegd, waar hij wist dat het aantal tegenstanders èn in zijn
midden èn onder de burgerij steeds klimmende was, om zich
zelf te binden aan zulk een besluit? Waarom heeft de Raad
die subsidie voor 15 jaren toegekend? Waarom geen contract
gesloten voor 40 of 50 jaren? Dan was nog duidelijker uit
gekomen dat het recht van Raad en Burgerij wordt aan ban
den gelegd.
M. d. V. Gij begrijpt dat, hoewel ik onder den indruk van
uwe woorden ben, ik moet verklaren, dat wij zullen blijven
ageeren tegen dezen post.
De Voorzitter. Ik wensch alleen op te merken, dat ik over
de moreele kwestie met geen enkel woord gesproken heb: ik
heb gezegd: dat Iaat ik aan het geweten van de heeren over.
Ik heb alleen gezegd mij te stellen op het standpunt van het
recht; en zoolang een besluit volkomen wettig door den Raad
is genomen en niet is vernietigd door de Kroonzijn Burg. en
Weth. verplicht dat te handhaven en is de Raad dat ook ver
plicht, waar het onderwerpen geldt bij art. 205 Gemeentewet
opgenoemd. Dat is het stelsel van de gemeentewet en niet anders.
Wanneer de minderheid gaat regeereriwaar blijven dan de
besluiten? Wij blijven altijd gebonden aan een genomen besluit.
Volgn. 108, in stemming gebracht, wordt vastgesteld met
18 stemmen tegen 8.
Voor stemmen de heeren De Goeje, Drucker, Dekhuyzen,
Zaaijer, ZillesenKorevaar, L. Driessen, Kroon, Fockema
Andreae, Van Rhijn, Van Hamel, Juta, De Vries, Hassel-
bach, Siegenbeek van Heukelom, Van Lidth de Jeude, Van
Dissel en Kaiser.
Tegen stemmen de heer Kerstens, Den Houter, Pera, Van
Kempen, P. J. Van Hoeken, Stadhouder, A. J. Van Hoeken
en J. P. Driessen.
De Volgnrs 169175 worden achtereenvolgens zonder be
raadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd, het
laatste verhoogd met/BOO.voorgedragen en aldus uilgetrokken
op f 300.waarbij tevens de begrooting voor de Bank van Lee
ning is vastgesteld zooals die door de commissie is ingediend.
Volgn. 176 DOnvoorziene Uitgavenwordt aangehouden
tot na de behandeling der Ontvangsten.
De behandeling der Ontvangsten.
Beraadslaging over Volgn. 1, luidende: Batig slot der
laatst vastgestelde rekeningvoor zooverre daaraan niet reeds
eene bepaalde bestemming is gegevenf 7674.53s.
De Voorzitter. In dit artikel zal eene kleine verandering
moeten komen in de omschrijving van den post. Het is eene
eenigszins ingewikkelde finantieele beschouwing, die ik hieraan
zal moeten toevoegenmaar die toch vrij duidelijk ls. Het is
om te voldoen aan een wensch van Ged. St.dat de post op
eene andere manier moet worden omschrevenwaarover anders
misschien na de vaststelling moeilijkheden zouden rijzen.
De zaak is deze. Wij hebben maar ééne rekening, waarin
zoowel de gewone als de buitengewone ontvangsten en uit
gaven zijn opgenomen. Wij hebben niet eene gesplitste rekening
van gewoon en buitengewoon. Nu weten de heeren, dat de
rekening over 1897 door den Raad voorloopig en door Ged.
St. definitief is vastgesteld met een nadeelig saldo van f64241.63s.
Maar wanneer wij nu de cijfers uit elkaar halen en het bui
tengewone scheiden van het gewonedan blijkt dat uit den
gewonen dienst van het jaar 1897 overblijft eene bate van
7812.535waarvan voor onbetaald gebleven coupons afgaat
f 138.— zoodat wij op den gewonen dienst 1897 hebben een
voordeelig saldo van f 7674 53s.